In deze zaak vorderden eisers, aangeduid als [eiser 1] c.s., betaling van een bedrag van € 25.382,43 van de gedaagde, Flanderijn en Versluiijs Gerechtsdeurwaarders B.V. De vordering was gebaseerd op de stelling dat Flanderijn onrechtmatig had gehandeld door beslag te leggen en vervolgens bedragen uit te keren aan een andere partij, terwijl er ook beslag ten behoeve van [eiser 1] c.s. was gelegd. De rechtbank Rotterdam heeft op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het vonnis uitvoerbaar bij voorraad werd verklaard.
De rechtbank overwoog dat de gerechtsdeurwaarder als natuurlijk persoon verantwoordelijk is voor zijn handelingen en dat de aansprakelijkheid voor onrechtmatig handelen niet kan worden gelegd bij het deurwaarderskantoor. De rechtbank concludeerde dat Flanderijn niet aansprakelijk was voor de handelingen van de deurwaarder, omdat de deurwaarder als openbaar ambtenaar opereert en zelfstandig verantwoordelijk is voor zijn beslissingen. De vordering van [eiser 1] c.s. werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de scheiding van verantwoordelijkheden tussen de deurwaarder als natuurlijk persoon en het deurwaarderskantoor, en bevestigt dat de deurwaarder als ambtenaar de enige is die kan worden aangesproken voor zijn handelen in het kader van beslaglegging. De rechtbank heeft de kosten aan de zijde van Flanderijn begroot op € 3.382,00, en de kosten in het incident op € 543,00.