ECLI:NL:RBROT:2020:7078

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2020
Publicatiedatum
10 augustus 2020
Zaaknummer
8272423 CV EXPL 20-2133
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door gebrekkige haarverfbehandeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en een gedaagde, waarbij de eiseres schadevergoeding vorderde wegens een gebrekkige haarverfbehandeling. De eiseres had op 23 maart 2018 een afspraak gemaakt bij de kapsalon van de gedaagde om haar haar blauw te laten verven, waarvoor een prijs van € 60,- was overeengekomen. Na de behandeling op die dag was de kleur niet naar wens en heeft de eiseres op 28 maart 2018 een vervolgbehandeling gehad, die ook niet naar behoren werd uitgevoerd. De eiseres heeft vervolgens schadevergoeding van € 750,- gevorderd, omdat zij zich op een belangrijk geboortefeest niet goed voelde door de gebrekkige behandeling van haar haar.

De gedaagde heeft verweer gevoerd en betwist dat er sprake was van een beroepsfout of dat zij aansprakelijk was voor de schade. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen partijen een inspanningsverbintenis betrof en dat de gedaagde niet in verzuim was. De rechter oordeelde dat de eiseres niet voldoende bewijs had geleverd voor haar vorderingen, waaronder het schadebedrag van € 750,-. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.

De uitspraak benadrukt het verschil tussen een inspanningsverbintenis en een resultaatsverbintenis, en dat bij een inspanningsverbintenis de zorgvuldigheid van de gedaagde centraal staat. De eiseres heeft niet aangetoond dat de gedaagde niet de zorg heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend kapper verwacht mag worden. De kantonrechter heeft de eiseres in de kosten van de procedure veroordeeld, vastgesteld op € 240,- aan salaris voor de gemachtigde van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 8272423 CV EXPL 20-2133
Uitspraak: 14 augustus 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 10 januari 2020,
gemachtigde: mr. G.A. Soebhag te Rotterdam,
tegen
[gedaagde], tevens handelend onder de naam “
[handelsnaam]”,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. N. Köse-Albayrak te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ respectievelijk ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • het tussenvonnis van 27 februari 2020, waarbij op 2 april 2020 een mondelinge behandeling is bepaald, die als gevolg van de coronacrisis geen doorgang heeft kunnen vinden;
  • de griffiersbrief van 19 maart 2020;
  • de brief van 27 maart 2020 van de gemachtigde van [gedaagde] ;
  • de brief van 30 maart 2020 van d gemachtigde van [eiseres] ;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2
De kantonrechter heeft de datum van de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast:
2.1
Op 23 maart 2018 heeft [eiseres] zich tot de kapsalon van [gedaagde] gewend teneinde haar haar blauw te laten verven. Tussen partijen is daarvoor een prijs van € 60,- overeengekomen.
2.2
Diezelfde dag is uitvoering gegeven aan de overeenkomst, in die zin dat [gedaagde] het haar van [eiseres] een verfbehandeling heeft gegeven en [eiseres] een bedrag van € 45,- heeft betaald.
2.3
Op 28 maart 2018 (volgens [eiseres] ) dan wel 30 maart 2018 (volgens [gedaagde] ) heeft een vervolgbehandeling plaatsgevonden.

3..Het geschil

3.1
[eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade,
[gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade van € 750,-, althans van een bedrag als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de datum van het te wijzen vonnis, en
[gedaagde] te veroordelen in de in de kosten van de procedure alsook in de nakosten, deze kosten eveneens vermeerderd met wettelijke rente.
3.2
Ter toelichting daarop heeft [eiseres] naast de onder 2 genoemde feiten -samengevat en voor zover nu van belang weergegeven- het volgende aangevoerd.
Op 31 maart 2018 had [eiseres] een geboortefeest van haar neefje, hetgeen in haar cultuur een belangrijk en omvangrijk feest is. Om bij die gelegenheid zo goed mogelijk voor de dag te komen wilde zij haar haar blauw laten verven, waartoe zij zich tot [gedaagde] , die zich op een forum opwierp als een expert op dit gebied, heeft gewend.
[eiseres] heeft de bezoeken aan de kapsalon van [gedaagde] als desastreus ervaren. Hoewel [eiseres] op 23 maart 2018 de hele middag in de kapsalon van [gedaagde] heeft moeten doorbrengen, was [gedaagde] niet in staat de behandeling toen conform afspraak te voltooien. Om die reden is [eiseres] op 28 maart 2018 teruggegaan zodat [gedaagde] de constateerde tekortkomingen kon herstellen. [gedaagde] heeft toen een nieuwe poging gedaan om het haar van [eiseres] blauw te verven en de puntjes te knippen. Dat laatste is ongelijk gebeurd zodat het leek alsof het haar van [eiseres] uit diverse ‘plukjes’ bestond. Verder bleek na het föhnen dat het haar van [eiseres] niet egaal blauw was gekleurd maar veeleer uit verschillende kleuren bestond, waaronder haar eigen haarkleur. Daarnaast was de verf op de hoofdhuid en de nek van [eiseres] terechtgekomen en heeft [gedaagde] nagelaten dit te verwijderen. Ook op het voorhoofd en op de oren van [eiseres] waren vlekken van blauwe verf terecht gekomen en daar door [gedaagde] achtergelaten.
Het bleek voor [gedaagde] , ondanks haar herstelpogingen daartoe, onmogelijk de tekortkomingen voor het geboortefeest te herstellen zodat [eiseres] op dat feest verscheen op een wijze waarbij zij zich zeer ongelukkig voelde. Zij werd gedurende het gehele feest aangesproken op de toestand van haar haar, waardoor zij foto’s heeft getracht te mijden en niet in de stemming kwam om het feest mee te vieren. Na ommekomst van het geboortefeest voelde [eiseres] zich genoodzaakt een afspraak bij een andere kapsalon te maken om haar haar recht te laten knippen en om dit donkerbruin te laten verven.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] gehouden is de door [eiseres] door de toerekenbare niet-nakoming van [gedaagde] geleden schade te vergoeden, door haar begroot op € 750,-. Dit bedrag ziet op het gederfde levensgenot met betrekking tot het geboortefeest en op de kosten die [eiseres] heeft moeten maken om de door [gedaagde] gemaakte fouten te laten herstellen. In een telefonisch contact heeft [gedaagde] haar aansprakelijkheid erkend en toegezegd de door haar ontvangen aansprakelijkstelling door te zenden aan haar aansprakelijkheidsverzekeraar maar enige schadeloosstelling is vervolgens uitgebleven.
3.3
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat ertoe strekt het gevorderde af te wijzen en [eiseres] in de proceskosten te veroordelen. Haar verweer laat zich -ook voor zover nu van belang- als volgt samenvatten.
Zij stelt voorop dat de uitgangspositie van het haar van [eiseres] om dit in de gewenste kleur te krijgen op 23 maart 2018 allesbehalve optimaal was. Haar haar was immers zwart met rode pigmenten en ook beschadigd. Daarom heeft [gedaagde] [eiseres] er toen ook op gewezen dat een enkele kleurbeurt niet voldoende zou zijn. Het haar diende eerst van de zwarte kleur naar een lichte kleur opgelicht te worden om daarna blauw geverfd te worden. Een tweede behandeling, en wellicht een derde, zou daarvoor nodig zijn. [eiseres] heeft € 45,- vooraf betaald en het restant van € 15,- zou betaald worden nadat de gewenste kleur was bereikt.
Zoals voorspeld bleek het haar van [eiseres] bij de tweede behandeling niet in een keer blauw te verven en diende zij nog een keer terug te komen om de kleur mooi egaal te krijgen. Het ook aanwezige nichtje van [eiseres] heeft toen echter de nodige stennis gemaakt in de kapsalon van [gedaagde] , in aanwezigheid van vele klanten, en heeft [gedaagde] en haar medewerkers vernederd. De volgende dag belde [eiseres] [gedaagde] op met het verzoek het door haar betaalde bedrag terug te betalen omdat ze naar een andere kapper wilde, de kleur niet goed zou zijn en het haar niet goed geknipt zou zijn. Daarop antwoordde [gedaagde] dat hoewel zij al € 80,- aan kosten voor het verven van het haar had gemaakt en [eiseres] uiteindelijk maar € 60,- zou hoeven te betalen, [eiseres] een derde keer terug mocht komen om na te verven en eventueel bij te knippen. Van dit aanbod heeft [eiseres] echter geen gebruik gemaakt, hetgeen haar eigen keuze is geweest.
Overigens had het haar na de tweede behandeling weliswaar niet geheel de gewenste kleur maar kwam het daarmee zeker in redelijke mate overeen en oogde het zeer degelijk. Niet uit te sluiten is voorts dat het door [eiseres] gestelde commentaar op het geboortefeest niet met de prestaties van [gedaagde] te maken had maar met het feit dat het dragen van een blauwe haarkleur op een Turks geboortefeest binnen de Turkse gemeenschap niet gebruikelijk is. Verder wijst [gedaagde] erop dat het bij het verven van het haar niet te voorkomen is dat de verf in de nek en op de hoofdhuid terecht komt. Dat hierdoor enige verkleuring voorkomt in de nek en op de hoofdhuid is, hoewel [gedaagde] dit zo goed mogelijk heeft weggewerkt, zeer gebruikelijk.
Niet juist is dat [gedaagde] op 10 juli 2018 in een telefoongesprek aansprakelijkheid zou hebben erkend. Wel heeft zij gezegd dat zij eventueel haar verzekeraar zou inschakelen. Gebleken is vervolgens echter dat een ontevreden klant niet onder de dekking valt .
[gedaagde] wijst er voorts op dat uit niets blijkt welke kosten [eiseres] zou hebben gemaakt om de gestelde fouten van [gedaagde] te herstellen. Ook heeft [eiseres] niet duidelijk gemaakt wat zij [gedaagde] nu precies verwijt. Zij stelt immers niets over een beroepsfout, gegeven dat bij het verven van haar gewerkt met levende cellen en dat persoonlijke en lichaamseigen omstandigheden van invloed zijn op het resultaat. De enkele stelling dat het haar niet de gewenste kleur heeft gekregen, is dus niet voldoende om aansprakelijkheid van [gedaagde] aan te nemen. Verder heeft [gedaagde] het door haar genoemde bedrag van € 750,- ook in het geheel niet onderbouwd.
3.4
Op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd, wordt, voor zover van belang voor de uitkomst van de procedure, bij de beoordeling teruggekomen.

4..De beoordeling

4.1
Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 6:74 lid 1 BW iedere toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar ( [gedaagde] ) verplicht de schade die de schuldeiser ( [eiseres] ) daardoor lijdt te vergoeden. Het gaat dan bij een overeenkomst als hier aan de orde om de vraag of [gedaagde] jegens [eiseres] heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend kapper kan worden verlangd. Anders dan [gedaagde] bij repliek heeft gesteld kan de tussen partijen gesloten overeenkomst immers niet
worden gekwalificeerd als een resultaatsverbintenis, maar is sprake van een inspanningsverbintenis. Het kenmerkende verschil tussen deze twee verbintenissen is gelegen in het feit dat in geval van een resultaatsverbintenis pas sprake is van een tekortkoming/wanprestatie wanneer een bepaald resultaat niet wordt bereikt, terwijl bij een inspanningsverbintenis sprake is van een tekortkoming/wanprestatie wanneer er onvoldoende zorg en/of inspanning is betracht. Van het uitblijven van een beoogd resultaat kan [gedaagde] derhalve op zich genomen geen verwijt gemaakt worden. Dit ligt slechts anders indien het beoogde resultaat achterwege blijft ten gevolge van onvoldoende vakkennis en/of gebrek aan zorg/inspanning zijdens [gedaagde] bij de behandeling van het haar van [eiseres] .
4.2
Dat [gedaagde] (onvoorwaardelijk) aansprakelijkheid voor de door [eiseres] gestelde schade heeft erkend, is door [gedaagde] met klem betwist en vervolgens door [eiseres] niet nader onderbouwd. Aan deze stelling van [eiseres] wordt dan ook voorbijgegaan.
4.3
Bedoeld recht op schadevergoeding ontstaat in een geval als dit, waarin nakoming na de tweede behandeling op (volgens [eiseres] ) 28 maart 2018 niet (al) blijvend onmogelijk was -het geboortefeest was immers pas drie dagen daarna terwijl overigens ook niet gesteld is dat een fatale termijn tussen partijen werd overeengekomen- op de voet van artikel 6:74 lid 2 BW eerst op het moment dat [gedaagde] jegens [eiseres] in verzuim is komen te verkeren op een van de wijzen als bedoeld in artikelen 6:81-83 BW.
4.4
Uit de stellingen van [eiseres] blijkt niet dat (laat staan op welke wijze) [gedaagde] jegens haar in verzuim is komen te verkeren. Uit het in zoverre onbestreden gelaten verweer van [gedaagde] blijkt, integendeel, juist dat zij [eiseres] toen deze daags na de tweede behandeling telefonisch contact met [gedaagde] opnam en zij haar geld terugvroeg, een derde behandeling, zonder extra kosten, heeft aangeboden om het haar na te verven en eventueel bij te knippen en dat [eiseres] dit aanbod van de hand heeft gewezen. Reeds hierop stuit de vordering van [eiseres] dan ook af.
4.5
Dat betekent dat in het midden kan blijven of hier sprake is van een beroepsfout van [gedaagde] , het bestaan waarvan door [eiseres] , in het licht van het ter zake door [gedaagde] gevoerde verweer, ook niet aannemelijk is gemaakt, bijvoorbeeld met een verklaring van de kapper tot wie zij zich na haar tweede bezoek aan de kapsalon van [gedaagde] zou hebben gewend. De door [eiseres] geproduceerde foto’s zijn, nogmaals in het licht van dat verweer bezien, zonder verdere onderbouwing, die ontbreekt, op zichzelf onvoldoende om op basis daarvan te kunnen concluderen dat [gedaagde] jegens [eiseres] niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend kapper kan worden verlangd.
4.6
Ook aan de beoordeling van het door [eiseres] gestelde maar, ondanks het verweer van [gedaagde] ter zake, door haar met niets onderbouwde schadebedrag van € 750,- komt de kantonrechter, gezien het hiervoor overwogene, niet toe. Daarbij wordt opgemerkt dat dit bedrag volgens [eiseres] deels zou zien op een vergoeding van de door haar gemaakte kosten voor een volgens haar noodgedwongen bezoek aan een andere kapper maar een onderbouwing van die kosten, bijvoorbeeld met een factuur, ontbreekt, evenals een toelichting van die kapper waaruit de toestand van het haar blijkt overigens. Evenmin heeft [eiseres] onderbouwd dat zij als gevolg van de prestatie van [gedaagde] op het geboortefeest levensgenot heeft gederfd, bijvoorbeeld door een verklaring van een of meer andere gasten op dat feest in het geding te brengen, waaruit blijkt dat niet zozeer de blauwe kleur van het haar op zich maar juist de kwaliteit van de verfbehandeling en van het knipwerk van de puntjes van het haar voor die gast(en) reden was om haar daarop, in negatieve zin, aan te spreken.
4.7
Bij deze uitkomst past dat [eiseres] in de kosten van de procedure wordt veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
- wijst het door [eiseres] gevorderde af;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 240,- aan salaris voor haar gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
654