Uitspraak
1..De procedure
en G. Janssen, jurist, allen verbonden aan Antes.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak gaat het om een klachtprocedure die is ingediend door verzoeker tegen de tijdelijke noodmaatregelen die zijn genomen door Antes Zorg B.V. in verband met de coronamaatregelen. De rechtbank Rotterdam heeft op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in deze procedure. Verzoeker, die verblijft in GGZ Delfland, heeft een klacht ingediend tegen het bestuursbesluit van 18 maart 2020, waarin werd bepaald dat gedwongen opgenomen patiënten niet meer de afdeling mochten verlaten en geen bezoek mochten ontvangen. Verzoeker stelt dat deze maatregelen zijn bewegingsvrijheid onterecht beperken en dat hij hiertegen kan klagen op grond van artikel 41 lid 1 van de Wet Bopz.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de klachtencommissie verzoeker niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn klacht, omdat het bestuursbesluit een collectieve maatregel betreft die niet specifiek op verzoeker van toepassing is. De rechtbank concludeert dat de klachtencommissie op juiste gronden heeft geoordeeld, aangezien de Wet Bopz niet van toepassing is op de klacht van verzoeker. De rechtbank wijst erop dat de klachtgronden in de Wet Bopz limitatief zijn en dat er geen sprake is van een individuele vrijheidsbeperking waartegen geklaagd kan worden.
De rechtbank verklaart de klacht van verzoeker ongegrond en benadrukt dat dit niet betekent dat verzoeker geen rechtsbescherming kan inroepen. Hij kan zijn klacht ter beoordeling voorleggen aan een civiele rechter via een dagvaardingsprocedure. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.