ECLI:NL:RBROT:2020:7034

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
8289683
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en schadevergoeding bij onjuiste uitvoering van vloerlegwerk

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, vordert eiseres, vertegenwoordigd door DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., een schadevergoeding van gedaagde, een besloten vennootschap, wegens gebrekkige uitvoering van een overeenkomst tot aanneming van werk. Eiseres heeft in juli 2018 een pvc-vloer aangeschaft en deze door een vloerenlegger laten leggen, waarbij gedaagde als bemiddelaar optrad. Na de installatie zijn er echter oneffenheden en blazen in de vloer ontstaan, wat heeft geleid tot een deskundigenonderzoek. De deskundige concludeerde dat de vloer onjuist was gelegd, wat resulteerde in aanzienlijke herstelkosten van € 9.020,30. Eiseres vordert nu een bedrag van € 9.740,25 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten.

Gedaagde betwist de vordering en stelt dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen, maar dat hij slechts als vriendendienst heeft opgetreden door eiseres in contact te brengen met de vloerenlegger. De kantonrechter oordeelt dat er wel degelijk een overeenkomst tot aanneming van werk is ontstaan, waarbij gedaagde verantwoordelijk is voor de schade die eiseres heeft geleden door de gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden. De kantonrechter wijst erop dat gedaagde de schadevergoeding moet vergoeden, conform artikel 6:74 BW, en dat eiseres in de gelegenheid wordt gesteld om de exacte kosten van de schade te bewijzen. De zaak wordt aangehouden voor bewijslevering door eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8289683 \ CV EXPL 20-3075
uitspraak: 31 juli 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats eisers],
eiseres,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. te Rijswijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels te Utrecht.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres] en [gedaagde].

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding met producties van 15 januari 2020;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[eiseres] heeft medio juli 2018 de heer [naam 1], enig bestuurder van [gedaagde] (hierna: [naam 1]), benaderd omdat de pvc-vloer, die zij had gekocht bij [bedrijf 1], in haar woning gelegd moest worden. [naam 1] heeft hierop contact gezocht met een vloerenlegger. Op 20 en 21 augustus 2018 heeft deze vloerenlegger de pvc-vloer van [eiseres] gelegd.
2.2.
Op 28 september 2018 stuurt [naam 1] een e-mail aan [eiseres], waarin hij, voor zover van belang meldt: “
Hierbij het overzicht met de kosten.”De volgende posten zijn opgenomen in het bijgevoegde kostenoverzicht, waarbij ten aanzien van de eerste drie posten corresponderende facturen zijn bijgevoegd:
  • Hout [naam 2] € 128,68
  • [naam 3] lijm en kit voor vloer € 114,21
  • [bedrijf 2] € 44,10
  • [naam 4] 38 uur € 1.140,-
  • Vloer leggen € 780,-
  • Afvoerkosten en stortkosten € 70,- +
Totaal exclusief btw € 2.276,99
2.3.
Op enig moment zijn oneffenheden en blazen ontstaan in de pvc-vloer. [eiseres] heeft hierop contact opgenomen met [bedrijf 1] en [gedaagde]. Beide partijen wezen naar elkaar wat betreft de aansprakelijkheid voor deze schade.
2.4.
Op 17 mei 2019 heeft een door [eiseres] ingeschakelde vloerdeskundige een onderzoek verricht in het gehuurde. In het rapport concludeert de deskundige dat de lijm niet goed heeft kunnen ‘afbinden’ omdat de pvc-vloer direct op de gietvloer is gelijmd. Hij oordeelt daarom dat de klacht moet worden beoordeeld als legfout. Daarbij begroot de deskundige de herstelkosten op € 9.020,30.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen om aan haar te betalen € 9.740,25 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 juni 2019, althans de datum van de dagvaarding, en € 862,01 aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de nakosten.
3.2.
Aan haar vordering legt [eiseres] het volgende ten grondslag. Tussen [eiseres] en [gedaagde] is een overeenkomst tot aanneming van werk tot stand gekomen. Omdat de vloer onjuist is gelegd dient [gedaagde] de door de deskundige begrote herstelkosten van € 9.020,30 te vergoeden. De onderzoekskosten van € 719,95 dienen eveneens voor rekening van [gedaagde] te komen.
3.3.
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er is geen overeenkomst tot stand gekomen tussen partijen. [gedaagde] heeft bij wijze van vriendendienst [eiseres] in contact gebracht met de vloerenlegger. [gedaagde] is tussen de vloerenlegger en [eiseres] in blijven staan, omdat laatstgenoemde zwart wilde betalen voor de werkzaamheden. Bovendien hebben [gedaagde] en de vloerenlegger ten overstaan van [eiseres] onderstreept dat er geen sprake is van garantie voor de werkzaamheden, door onbekendheid met de producten en de vloer van [eiseres].

4..De beoordeling

4.1.
Voorop wordt gesteld dat een overeenkomst tot aanneming van werk, zoals bedoeld in artikel 7:750 BW, tot stand is gekomen. Immers heeft ofwel [gedaagde] ofwel de vloerenlegger zich jegens [eiseres] verbonden om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren, tegen een door [eiseres] te betalen prijs in geld. Feitelijk dient de kantonrechter te oordelen of [eiseres] deze overeenkomst heeft gesloten met [gedaagde] of met de vloerenlegger.
4.2.
[gedaagde] voert aan dat geen overeenkomst met haar tot stand is gekomen, maar dat [naam 1] bij wijze van vriendendienst [eiseres] in contact heeft gebracht met de vloerenlegger. De kantonrechter begrijpt dit verweer als volgt, dat [gedaagde] slechts heeft bemiddeld en dat er hierop een overeenkomst tot stand is gekomen tussen [eiseres] en de vloerenlegger. Met betrekking tot dit verweer wordt het volgende overwogen. Vast staat dat [gedaagde] de situatie ter plekke heeft opgenomen en de vloerenlegger heeft aangedragen. Ook staat als onbetwist vast [eiseres] niet rechtstreeks met de vloerenlegger heeft gecommuniceerd, hetgeen ook blijkt uit het door [eiseres] overgelegde WhatsAppgesprek, waaruit volgt dat [naam 1] en [eiseres] tussen 12 en 14 augustus 2018 hebben gecorrespondeerd over de aanvangstijd en duur van de werkzaamheden en de benodigde materialen. [gedaagde] heeft, blijkens de bij dagvaarding als productie 8 gevoegde brief, zelfs geweigerd de contactgegevens van de vloerenlegger te verstrekken. Ook staat vast dat [gedaagde] na het plaatsvinden van de werkzaamheden een kostenoverzicht heeft gemaild aan [eiseres] (productie 12 bij dagvaarding). De bij dit kostenoverzicht gevoegde facturen staan op naam van [gedaagde] en op naam van een andere vennootschap met hetzelfde vestigingsadres als [gedaagde]. Ook bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] aangevoerd dat zij de kosten heeft doorgezet naar [eiseres]. Op grond van deze omstandigheden oordeelt de kantonrechter dat sprake is van een overeenkomst tot aanneming van werk tussen [eiseres] en [gedaagde].
4.3.
Ten aanzien van de gestelde schade is het volgende van belang. Tussen partijen is er geen discussie over dat er schade is ontstaan aan de vloer. Partijen twisten wel over de vraag of de schade is ontstaan door de wijze waarop de vloer is gelegd. [eiseres] heeft ter onderbouwing van haar stelling gewezen op het deskundigerapport. In dat rapport is door de deskundige onderbouwd omschreven dat een pvc-vloer nooit rechtstreeks op een PU gietvloer dient te worden verlijmd. [gedaagde] heeft deze stelling van de deskundige niet betwist. Evenmin is door [gedaagde] betwist dat de vloerenlegger desondanks toch de pvc-vloer direct op de gietvloer heeft aangebracht. Weliswaar heeft [gedaagde] bij conclusie van antwoord nog geopperd dat geen rekening is gehouden met de rol van weekmakers en de warmteontwikkeling achter de ramen, echter betreffen dit slechts losse opmerkingen, die op geen enkele wijze door haar zijn onderbouwd of gespecificeerd. Als onvoldoende gemotiveerd betwist oordeelt de kantonrechter dan ook dat de schade aan de vloer is ontstaan door een onjuiste uitvoering van de overeenkomst tot aanneming van werk door de onderaannemer die [gedaagde] heeft ingeschakeld. [gedaagde] is dan ook conform artikel 6:74 BW gehouden om de schade, die [eiseres] heeft geleden als gevolg van deze tekortkoming, te vergoeden.
4.4.
Ten aanzien van de hoogte van de gevorderde schadevergoeding wordt het volgende overwogen. Door [gedaagde] is niet betwist dat de gehele vloer vervangen dient te worden. [eiseres] maakt aanspraak op de herstelkosten zoals deze door de deskundige in het rapport zijn opgesomd, te weten:
  • het egaliseren van de gietvloer € 2.160,-
  • het verwijderen en afvoeren van de pvc- en PU-gietvloer € 1.728,-
  • de aanschafkosten van de pvc-vloer € 3.452,30
  • de kosten van het leggen en lijmen van de pvc-vloer € 1.680,-
4.5.
Door [gedaagde] is niet betwist dat de kosten van het leggen van de vloer door de onderaannemer van [gedaagde] € 2.276,99 bedroegen. De door [eiseres] gevorderde schadevergoeding kan dus in ieder geval worden toegewezen tot dat bedrag.
4.6.
De kosten van het egaliseren van de vloer worden afgewezen. Als onbetwist staat namelijk vast dat het egaliseren van de vloer niet heeft plaatsgevonden, waar dit eigenlijk voor het leggen van de pvc-vloer wel had dienen te gebeuren. Indien het egaliseren van de vloer had plaatsgevonden, waren de kosten hiervan ook voor rekening van [eiseres] gekomen. Deze kosten zijn dan ook niet aan te merken als schadepost voor [eiseres].
4.7.
De kosten van het verwijderen en afvoeren van de vloer liggen voor toewijzing gereed, maar de hoogte van deze kosten staan thans niet vast, aangezien die niet zijn onderbouwd. [eiseres] wordt in de gelegenheid gesteld om deze kosten alsnog te onderbouwen.
4.8.
Voor vergoeding van de pvc-vloer is slechts plaats voor zover [eiseres] aantoont welke bedrag zij te dien aanzien heeft moeten betalen aan [bedrijf 1]. Immers slechts de eerder door haar gemaakte kosten ten aanzien van de aanschaf van de vloer zijn aan te merken als schade.
4.9.
[eiseres] wordt in de gelegenheid gesteld om de kosten van het verwijderen van de pvc-vloer en de PU-gietvloer en de aanschafkosten van de oorspronkelijke pvc-vloer te bewijzen. De kantonrechter gaat ervanuit dat zij dit bewijs zal leveren door middel van het overleggen van een offerte c.q. aankoopfactuur.
4.10.
In afwachting van de bewijslevering van [eiseres] houdt de kantonrechter iedere beslissing aan.

5..De beslissing

De kantonrechter:
laat [eiseres] toe te bewijzen wat de kosten bedragen van het verwijderen en afvoeren van de pvc- en PU-gietvloer en tegen welk bedrag zij de oorspronkelijke vloer heeft aangeschaft bij [bedrijf 1];
verwijst de zaak naar de rolzitting van
20 augustus 2020ten einde [eiseres] in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten of zij dit bewijs wenst te leveren en:
  • indien zij dit bewijs schriftelijk wenst te leveren, dit dadelijk bij deze akte te doen;
  • indien zij dit bewijs wenst te leveren door het doen horen van getuigen, op te geven het aantal, de namen en de woonplaatsen van de voor te brengen getuigen met de verhinderdata van alle betrokkenen in de maanden september, oktober en november 2020;
  • bepaalt dat eventuele getuigenverhoren zullen plaatsvinden in het gerechtsgebouw aan het Wilheminaplein 100 te Rotterdam voor de hierna te noemen kantonrechter;
  • wijst [eiseres] erop dat zij eventueel voor te brengen getuigen zelf zal dienen op te roepen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33394