ECLI:NL:RBROT:2020:6981

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2020
Publicatiedatum
5 augustus 2020
Zaaknummer
8260016
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak met vordering tot betaling van huurachterstand en kosten door woningstichting tegen bewindvoerder

In deze huurzaak heeft de stichting Woningstichting Ressort Wonen, gevestigd te Rozenburg, een vordering ingesteld tegen de bewindvoerder van een gedaagde partij. De zaak betreft een huurachterstand van de gedaagde, die op 27 april 2017 onder bewind is gesteld. De huurprijs van de woning bedroeg laatstelijk € 616,32 per maand. Ressort Wonen vordert een bedrag van € 2.833,80, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van achterstallige huurbetalingen en bijkomende kosten. De bewindvoerder heeft de vordering gemotiveerd bestreden en stelt dat er geen huurachterstand meer is. De kantonrechter heeft de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk beoordeeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar verweer en heeft de vordering van Ressort Wonen toegewezen. De bewindvoerder is veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en is ook in de proceskosten veroordeeld. De reconventionele vordering van de bewindvoerder is afgewezen, omdat deze niet deugdelijk was onderbouwd. De kantonrechter heeft de proceskosten aan beide zijden begroot en de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8260016 CV EXPL 20-1373
uitspraak: 31 juli 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
de stichting Woningstichting Ressort Wonen,
gevestigd te Rozenburg, gemeente Rotterdam,
eiseres in conventie
verweerster in reconventie
gemachtigde: Th. J. Wouters te Dordrecht
tegen
[naam bewindvoeder] ,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde] ,
wonende en zaakdoende te [plaats] ,
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
gemachtigde: S.D. van der Velden-Özgören .
Partijen worden hierna mede aangeduid als Ressort Wonen en de bewindvoerder.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Dit blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 januari 2020, met producties
- de conclusie van antwoord, die ook een eis in reconventie bevat
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de akte in conventie en conclusie van dupliek in reconventie.
1.2
De uitspraak van dit vonnis is vervolgens bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

2.1
Ressort Wonen heeft aan [gedaagde] verhuurd de woning aan het adres [adres] te Rozenburg (hierna: de woning). De huurprijs bedroeg laatstelijk € 616,32 per maand.
2.2
De goederen van [gedaagde] zijn op 27 april 2017 onder bewind gesteld.
[naam bewindvoeder] is benoemd tot bewindvoerder.

3..De vordering in conventie

3.1
Ressort Wonen vordert, na verminderingen van eis bij conclusie van antwoord en bij akte, dat de kantonrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de bewindvoerder zal veroordelen aan Ressort Wonen te betalen een bedrag van € 2.833,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 27 december 2019 tot de dag van volledige betaling, met veroordeling van de bewindvoerder in de proceskosten.
3.2
Ressort Wonen baseert haar vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de volgende, zakelijk weergegeven stellingen.
Er is een achterstand ontstaan in de betalingen van de huurpenningen en de afrekening stookkosten over de jaren 2016, 2017 en 2018.
Ondanks aanmaningen en sommatie heeft de bewindvoerder die achterstand niet aangezuiverd. [gedaagde] moet Ressort Wonen op grond van de algemene voorwaarden wettelijke rente betalen vanaf de vervaldata van de verschillende huurtermijnen. De verschenen rente tot 27 december 2019 bedraagt € 161,48. Ook is [gedaagde] op grond van artikel 6:96 lid 2 BW de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Die kosten beperkt Ressort Wonen tot een bedrag van € 551,46, inclusief btw.
Zij heeft bovendien kosten moeten maken voor onderzoek van de warmtemeters in de woning, omdat [gedaagde] stelde dat deze meters niet goed functioneerden. Die kosten bedragen € 73,80. Aan [gedaagde] is tevoren bericht dat de kosten zouden worden doorberekend als zou blijken dat de meters goed functioneerden.
Tot en met december 2019 bedroeg haar vordering aldus
€ 3.916,25 (huur en afrekening stookkosten)
€ 161,48 (verschenen rente)
€ 551,46 (buitengerechtelijke incassokosten)
€ 73,80 (onderzoekskosten)
€ 4.702,99.
Daarop is in mindering betaald € 935,--, welk bedrag ingevolge artikel 6:44 lid 1 BW eerst in mindering strekt op de rente en de kosten. Zij heeft een bedrag van € 814,19 aan tegoed servicekosten 2019 verrekend en na dagvaarding nog een bedrag van € 120,-- van de bewindvoerder ontvangen, zodat zij thans nog te vorderen heeft € 2.833,80, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4..Het verweer in conventie

De bewindvoerder heeft de vordering gemotiveerd bestreden. Op dat verweer gaat de kantonrechter hierna, waar nodig, in.

5..De vordering in reconventie

De bewindvoerder vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Ressort Wonen veroordeelt
- aan haar te betalen een bedrag van € 1.029,11 inclusief btw aan “kosten van juridische vertegenwoordiging tot op de dag dat de conclusie van antwoord is ingediend waarbij vermeerdering van kosten kan en mag worden doorberekend tot het moment van vonnis”;
- aan haar te betalen de kosten van de eigen inzet van bewindvoerder van € 410,19 inclusief btw.

6..Het verweer in reconventie

Ressort Wonen heeft de vordering gemotiveerd bestreden. Op dat verweer gaat de kantonrechter hierna, waar nodig, in.

7..De beoordeling

7.1
Vanwege hun samenhang beoordeelt de kantonrechter de vorderingen in conventie en in reconventie gezamenlijk.
7.2
De bewindvoerder betwist de (huur)achterstand en voert aan dat er alleen in 2016 achterstand is geweest in de huurbetalingen. Het nog openstaande bedrag was € 858,70.
Op de datum van betekening van de dagvaarding, 2 januari 2020, was er volgens haar eigen overzichten geen huurachterstand.
Zij verwijst in dat verband naar de producties 4 en 6 bij conclusie van antwoord. Uit de
– niet genummerde, op 21 april 2020 alsnog nagezonden – producties valt echter, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, geen steun voor dat standpunt te destilleren.
De bewindvoerder wijst er daarnaast op dat er een terugbetaling is geweest van € 785,72 bij de afrekening stookkosten 2019 en dat er op 1 maart 2020 een bedrag van € 1.020,-- is betaald, zodat volgens haar de nog bestaande huurschuld van € 858,70 is afgelost.
Zij wil de achterstand in de afrekening stookkosten terugbrengen met een regeling van € 35,-- per maand.
Ressort Wonen heeft de hoogte van de achterstand nauwkeurig gespecificeerd met haar als productie 4 bij dagvaarding overgelegde overzicht, en heeft dat overzicht in productie 7 bij conclusie van repliek in conventie geactualiseerd, na verrekening met de voorstand stookkosten 2019 en de na dagvaarding van de bewindvoerder ontvangen betalingen.
De bewindvoerder heeft in reactie op die laatste specificatie bij conclusie van dupliek in conventie aangevoerd dat
“ [gedaagde] en zij het idee hebben dat betalingen, verrekeningen en de opbouw van de overzichten en inlossingsoverzichten selectief zijn geweest, dat eerst op de primaire huur dient te worden ingelost en zo worden afgeschreven en niet willekeurig zoals dit nu overkomt in productie 2”. Service- en stookkosten mogen niet worden gezien als huurachterstand waarbij de kale huur is voldaan en een afrekening wordt meegerekend bij een poging tot het benoemen van een huurachterstand, aldus de bewindvoerder.
Voor zover dit verweer al te begrijpen is, is het zodanig vaag en algemeen dat de kantonrechter daaraan moet voorbijgaan. Het had op de weg van de bewindvoerder gelegen nauwkeurig op de stelling van Ressort Wonen over de hoogte van het resterende verschuldigde bedrag te reageren. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van het door Ressort Wonen opgegeven bedrag voor zover dat betrekking heeft op de (huur)achterstand.
7.3
De bewindvoerder heeft bezwaar gemaakt tegen het doorberekenen van de kosten van onderzoek naar het functioneren van de warmtemeters, € 73,80, omdat een dergelijk onderzoek volgens haar nooit heeft plaatsgevonden. Bij conclusie van repliek heeft Ressort Wonen toegelicht dat en waarom dit onderzoek op afstand kon plaatsvinden.
De bewindvoerder heeft vervolgens bij conclusie van dupliek op dit punt vragen aan de orde gesteld, zoals: “welke communicatiemiddelen zijn en worden er gebruikt?” en “Hebben metertjes allemaal een simkaart of communiceren zij via andere kanalen?” en heeft het onderzoek bestempeld als pure willekeur. Daarmee heeft zij onvoldoende feitelijk en gemotiveerd gereageerd op de stelling en toelichting van de zijde van Ressort Wonen. De kantonrechter gaat aan dat verweer daarom voorbij.
7.4
Bij conclusie van dupliek in conventie heeft de bewindvoerder de verschuldigdheid van wettelijke rente en van buitengerechtelijke incassokosten alsnog betwist. Zij voert daartoe aan dat het feit dat deze betwisting bij conclusie van antwoord in conventie wellicht niet direct is vermeld nog niet betekent dat deze kosten zijn aanvaard.
Dat toch wel curieuze standpunt over de wijze van procesvoering kan alleen al bij gebreke van een onderbouwing van de betwisting niet slagen. De kantonrechter gaat aan dit verweer dan ook voorbij.
De vordering ter zake van wettelijke rente is gebaseerd op de Algemene Voorwaarden van Ressort Wonen, waarvan de toepasselijkheid door de bewindvoerder niet is betwist.
De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 30 juni 2012 is ingetreden.
Ressort Wonen heeft aan de bewindvoerder diverse aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Voldoende is gebleken dat ook overigens is voldaan aan de wettelijke vereisten voor toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten, zodat, rekening houdend met het tarief van genoemd Besluit, de vordering op dit punt toewijsbaar is.
7.5
Het hiervoor onder 7.2 tot en met 7.4 overwogene leidt tot de conclusie dat het bedrag van € 2.833,80 zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, waarvan de ingangsdatum onbestreden is. De bewindvoerder heeft kenbaar gemaakt dat zij het resterende verschuldigde bedrag wil aflossen met € 35,-- per maand. De kantonrechter is niet bevoegd een dergelijke regeling op te leggen. De bewindvoerder zal zich daarover met (de gemachtigde van) Ressort Wonen moeten verstaan.
7.6
In conventie wordt de bewindvoerder in het ongelijk gesteld. Zij zal daarom de proceskosten moeten dragen. Die kosten begroot de kantonrechter op € 110,18 aan dagvaardingskosten, € 499,-- aan griffierecht en € 480,-- (2 punten à € 240,--) aan salaris voor de gemachtigde.
7.7
De reconventionele vordering is pas bij conclusie van repliek in reconventie onderbouwd. De onderbouwing houdt voor de kosten van juridische vertegenwoordiging in dat deze procedure strijdig zou zijn met de goede procesorde en kosten- en tijdverspillend is. Die onderbouwing kan de vordering niet dragen.
Voor de kosten van bewindvoering houdt de onderbouwing in dat de aan de gerechtelijke procedure bestede uren meerwerk vormen en daarom mogen worden verhaald op een wederpartij, onder verwijzing naar de Aanbevelingen Meerderjarigenbewind, punt C van het LOVCK&T. In die Aanbevelingen staat daarover echter niets vermeld en bij gebreke van nadere onderbouwing moet de kantonrechter ook aan dit verweer voorbijgaan.
De reconventionele vordering zal dan ook worden afgewezen.
7.8
De bewindvoerder wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De kantonrechter begroot die kosten op € 240,-- (2 punten à € 120,--) aan salaris voor de gemachtigde van Ressort Wonen.
De kantonrechter concludeert dat de procedure in reconventie kansloos was bij gebreke van enige deugdelijke onderbouwing door de gemachtigde van de bewindvoerder. Het zou deze gemachtigde dan ook sieren als hij de proceskosten in reconventie voor zijn eigen rekening zou nemen.
De beslissing
De kantonrechter
in conventie
veroordeelt de bewindvoerder tot betaling aan Ressort Wonen van een bedrag van € 2.833,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 december 2019 tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Ressort Wonen begroot op € 110,18 aan dagvaardingskosten, € 499,-- aan griffierecht en € 480,-- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van begroot op € 240,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
37878