In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde, die in deze procedure wordt aangeduid als [gedaagde]. De eiser, Zilveren Kruis, vorderde betaling van een bedrag van € 1.980,60, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, wegens een achterstand in de betaling van zorgpremies. De gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vordering is verjaard op grond van artikel 3:308 BW, omdat de premie over de periode van mei 2008 tot en met augustus 2010 niet tijdig was opgeëist.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een zorgverzekeringsovereenkomst tussen partijen bestaat en dat de gedaagde een betalingsachterstand heeft laten ontstaan. De rechter heeft echter geoordeeld dat de vordering van Zilveren Kruis met betrekking tot de premie over de periode van mei 2008 tot en met augustus 2010 is verjaard, omdat Zilveren Kruis niet heeft aangetoond dat de verjaring is gestuit. Dit betekent dat de gedaagde niet meer verplicht was om deze premies te betalen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de betalingen die de gedaagde heeft gedaan, ten onrechte door Zilveren Kruis in mindering zijn gebracht op de verjaarde premies.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van Zilveren Kruis afgewezen en de zorgverzekeraar veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. Dit vonnis benadrukt het belang van tijdige actie door schuldeisers om verjaring van hun vorderingen te voorkomen en de noodzaak om betalingsregelingen duidelijk vast te leggen.