ECLI:NL:RBROT:2020:685

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
10/180553-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en vernieling door verdachte in langdurig conflict met slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 januari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich gedurende een periode van tweeënhalve maand schuldig heeft gemaakt aan belaging van het slachtoffer. De verdachte, die in een conflict met het slachtoffer verwikkeld was, heeft onder andere zijn bloed aan de voordeur van de woning van het slachtoffer gesprenkeld en de banden van de auto van het slachtoffer lek gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, wat heeft geleid tot gevoelens van angst en onrust bij het slachtoffer en haar minderjarige dochter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een psychotische stoornis, en heeft geadviseerd om hem te laten behandelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/180553-18
Datum uitspraak: 20 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. S. van Buuren, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 januari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.M. de Jong heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 102 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden: een contactverbod met de aangeefster, een locatieverbod ten aanzien van de galerij van de woning op de [adres] en de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten 2 en 3: bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging vraagt vrijspraak voor het onder 1 ten laste gelegde, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De verdediging heeft daarnaast aangevoerd dat verdachte met het aanzetten van de muziek niet het oogmerk heeft gehad om aangeefster (hierna: [naam aangeefster] ) te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden of vrees aan te jagen.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (Hoge Raad 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; Hoge Raad 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095).
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting kan worden afgeleid dat er sprake is van een langslepend conflict tussen de verdachte en [naam aangeefster] . De verdachte is de onderbuurman van [naam aangeefster] . [naam aangeefster] klaagt sinds het najaar van 2015 over geluidsoverlast die zij ondervindt doordat verdachte veelvuldig de muziek in zijn woning dusdanig hard aan zet, dat die muziek in de woning van [naam aangeefster] te horen is. De verdachte beschuldigt op zijn beurt [naam aangeefster] er van hem te treiteren, onder meer door het zenden van ultrasone geluidsgolven en het verspreiden van valse roddels.
De rechtbank acht aannemelijk dat de verdachte gedurende langere tijd, meer dan incidenteel bij aangeefster geluidsoverlast heeft veroorzaakt. Dit blijkt niet alleen uit de aangifte van [naam aangeefster] , maar tevens uit de excuusbrief die de verdachte op 25 oktober 2016 aan [naam aangeefster] heeft geschreven. Uit het dossier komt naar voren dat geluidsoverlast binnen de woonsituatie van verdachte relatief gemakkelijk kan optreden en dat ook andere buren de verdachte incidenteel verzochten om zijn muziek zachter te zetten, hetgeen hij vervolgens deed. Verdachte verbleef in 2017 gedurende vijf weken in voorarrest na aangifte door [naam aangeefster] in verband met bedreiging, voor welk feit hij uiteindelijk werd vrijgesproken. De rechtbank ziet voor de periode die hieraan voorafging onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de conclusie dat de verdachte met het aanzetten van harde muziek het oogmerk heeft gehad om [naam aangeefster] lastig te vallen.
Dit is anders voor de periode gelegen na de vrijlating van verdachte en de door hem geschetste escalatie van het conflict met [naam aangeefster] in de loop van 2018. In samenhang met de andere in de tenlastelegging genoemde gedragingen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat ook de door verdachte veroorzaakte geluidsoverlast vanaf die periode als feitelijk onderdeel kan worden aangemerkt voor de conclusie van het wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken door de verdachte op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De voor belaging vereiste opzet, en verdachtes oogmerk daarbij om aangeefster vrees aan te jagen, blijkt uit de hierna te bespreken handelingen van de verdachte.
In februari 2018 is een beveiligingscamera opgehangen in de galerij voor de woning van [naam aangeefster] . De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij boos was omdat [naam aangeefster] aan buren zou hebben verteld dat de camera was geïnstalleerd ter bescherming tegen verdachte. De verdachte is op 16 juni 2018 naar de woning van [naam aangeefster] gekomen. De verdachte heeft toen tegen galerijplaten geslagen, heeft geschreeuwd dat [naam aangeefster] naar buiten moest komen, en heeft geprobeerd de camera van de gevel van de woning van [naam aangeefster] te verwijderen. Daarbij heeft de verdachte zijn rechterhand verwond. De verdachte heeft vervolgens met zijn bloed de leuning van de galerij besmeurd, en zijn bloed op de ramen en deur van de woning van [naam aangeefster] gespetterd. Op 28 augustus 2018 heeft de verdachte met een koevoet opzettelijk het keukenraam aan de voorzijde van de woning van [naam aangeefster] ingeslagen. De verdachte heeft daarna op 30 augustus 2018 omstreeks 05:30 opzettelijk vier banden van de auto van [naam aangeefster] lek gestoken. Diezelfde ochtend is herhaaldelijk bij de woning van [naam aangeefster] aangebeld.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bloed aan de woning heeft gesmeerd, de ruit van de woning heeft ingeslagen en de banden van de auto heeft vernield, omdat hij een signaal wilde afgeven dat [naam aangeefster] de verdachte met rust moest laten. Deze handelingen van verdachte hebben bij [naam aangeefster] , zo blijkt uit haar aangifte, ook daadwerkelijk een gevoel van angst veroorzaakt. [naam aangeefster] is uiteindelijk in september 2018 naar een andere woning verhuisd. De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer naar objectieve maatstaven bezien zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat verdachte zich in de periode van 16 juni 2018 tot en met 30 augustus 2018 schuldig heeft gemaakt aan belaging.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij in de periode van
16 juni 2018tot en met
30 augustus 2018te Capelle aan den IJssel, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer] , door
- aan te bellen bij de woning van voornoemde [naam slachtoffer] en
- veelvuldig de muziek in zijn, verdachtes, woning dusdanig hard aan te zetten, waardoor deze muziek in de woning van voornoemde [naam slachtoffer] te horen was en
- zijn, verdachtes, bloed opmeerderepaneelen ende voordeur van de woning van voornoemde [naam slachtoffer] te sprenkelen en
- met een koevoeteen ruit van de woning van voornoemde [naam slachtoffer] in te slaan en
- meerdere, banden van de auto van voornoemde [naam slachtoffer] lek te steken,
met het oogmerk voornoemde [naam slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
2
hij op 28 augustus 2018 te Capelle aan den IJssel, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aan de [adres] ,
diegeheel of ten dele aan een ander toebehoorde, heeft vernield ;
3
hij op 30 augustus 2018 te Capelle aan den IJssel, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere, banden van een auto ,
diegeheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
belaging;
2. en 3., telkens
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van twee en een halve maand schuldig gemaakt aan belaging. De verdachte heeft daarbij op een zeer indringende en agressieve wijze gehandeld. Door dit stelsel van gedragingen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster [naam aangeefster] , en gevoelens van angst en onrust veroorzaakt bij [naam aangeefster] en haar inwonende minderjarige dochter. Dit alles valt de verdachte zwaar aan te rekenen.
Ook heeft de verdachte zonder enige kennelijke aanleiding een ruit van de woning en de
banden van de auto van aangeefster [naam aangeefster] vernield. Ook dit is voor aangeefster beangstigend geweest. De verdachte heeft zich op geen enkele manier bekommerd om de gevoelens van aangeefster [naam aangeefster] en zich in zijn handelen laten leiden door zijn eigen emoties. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater B.A. Blansjaar en GZ-psycholoog S.H. van Schagen hebben, respectievelijk op 5 juli 2019 en op 19 juli 2019, over de verdachte gerapporteerd. Beide rapporteurs concluderen dat bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis, in remissie, door het gebruik van cannabis en amfetamine. Er is sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis en een stoornis in het gebruik van amfetamine, reeds bestaand sinds de jeugdjaren van verdachte en door de psychiater (beide) gekwalificeerd als afhankelijkheid. Bij het psychiatrisch onderzoek worden geen aanwijzingen gevonden voor comorbide psychopathologie. De psycholoog concludeert dat sprake is van een psychotische kwetsbaarheid in de persoonlijkheid van verdachte onder invloed van angst- en stressgevoelens, waarbij verdachtes middelenproblematiek een luxerende rol speelt.
Onderzoekers concluderen dat verdachte de door hem bekende vernielingen heeft gepleegd vanuit boosheid, stress en ziekelijke achterdocht in een psychotische episode, veroorzaakt door het gebruik van amfetamine en cannabis. Hoewel verdachte in staat wordt geacht om mogelijk ontregelende effecten van dit middelengebruik op zijn psychische conditie te voorzien, achten beide rapporteurs hem dit middelengebruik niet volledig toe te rekenen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit zien rapporteurs af van een advies over de mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte, aangezien hij ontkent aangeefster te hebben belaagd. Met betrekking tot de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wordt geadviseerd om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Het gevaar voor recidive wordt door de onderzoekers als matig tot hoog ingeschat. Geadviseerd wordt om als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek voor psychiatrische en verslavingsproblematiek op te leggen. Daarnaast wordt het nodig geacht dat de reclassering toezicht houdt op het behandelingstraject, om op deze manier de kans te vergroten dat verdachte in zorg blijft.
Reclassering Nederland, unit Rotterdam, heeft op 31 juli 2019 een rapport over de verdachte opgemaakt. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij reclassering, een ambulante behandeling, meewerken aan schuldhulpverlening, een inspanningsverplichting voor het verkrijgen van werk of dagbesteding en een contactverbod met aangeefster [naam aangeefster] . De reclassering heeft in een voortgangsverslag van 3 januari 2020 geadviseerd om tevens de mogelijkheid van een verplichte kortdurende klinische opname als bijzondere voorwaarde op te leggen.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten en ziet in de conclusies bij het uitgevoerde psychologisch en psychiatrisch onderzoek aanleiding om de onder 1, 2 en 3 bewezen feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank in matigende zin rekening verdachtes psychische conditie ten tijde van de bewezen feiten, zoals naar voren komend uit de hiervoor besproken rapporten.
De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Nu de reclassering en de psycholoog en psychiater bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank het restant van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 100 (honderd) dagen;
bepaalt dat deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
60 (zestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam aangeefster] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
2. de veroordeelde zal zich niet bevinden op de galerij van de woning aan het [adres] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
3. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van de forensisch psychiatrische polikliniek Fivoor te Rotterdam of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling en/of behandelaar zullen worden gegeven. De rechtbank bepaalt dat veroordeelde, als de reclassering dit noodzakelijk acht, kan worden verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling en/of behandelaar zullen worden gegeven;
4. de veroordeelde zal, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt, meewerken aan begeleiding door Stichting Mozaik of een vergelijkbare instelling, aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering in dat kader inzicht in zijn financiën en schulden;
5. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd inspannen voor het verkrijgen en behouden van inkomen, werk en/of een andere zinvolle dagbesteding.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en J.J. Kuipers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Vrind, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 9 september 2018 te Capelle aan den IJssel, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer] , door
- veelvuldig aan te bellen bij de woning van voornoemde [naam slachtoffer] en/of (daarbij) te schreeuwen tegen voornoemde [naam slachtoffer] en/of
- veelvuldig de muziek in zijn, verdachtes, woning dusdanig hard aan te zetten, waardoor deze muziek in de woning van voornoemde [naam slachtoffer] te horen was en/of
- zijn, verdachtes, bloed op/aan meerdere, althans een, ra(a)m(en)/raampane(e)l(en) en/of de
voordeur van de woning van voornoemde [naam slachtoffer] te smeren en/of te sprenkelen en/of
- met een koevoet, althans een hard voorwerp, een ruit van de woning van voornoemde [naam slachtoffer] in te slaan en/of
- met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meerdere, althans een, band(en) van de auto van voornoemde [naam slachtoffer] lek te steken,
met het oogmerk voornoemde [naam slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
2
hij op of omstreeks 28 augustus 2018 te Capelle aan den IJssel, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen op/aan de [adres] , in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
hij op of omstreeks 30 augustus 2018 te Capelle aan den IJssel, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere, althans een, band(en) van een (personen)auto (merk
Chevrolet, type Spark met kenteken [kentekennummer] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.