Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het tussenvonnis van 27 maart 2019, en de daarin vermelde stukken,
- de conclusie/akte uitlaten van de Consumentenbond,
- de conclusie na tussenvonnis van NN, met producties 62 tot en met 67,
- het faxbericht van 22 januari 2020 van mr. Kloppenburg namens NN,
- het faxbericht van 23 januari 2020 van mr. Beljon,
- de antwoordconclusie van de Consumentenbond, met producties 1 en 2,
- de antwoordconclusie na tussenvonnis van NN.
2..De verdere beoordeling
Het tussenvonnis van 27 maart 2019
en doorlopendekosten NN en de eerste en doorlopende kosten assurantietussenpersoon. Naar NN terecht aanvoert is op deze punten sprake van kennelijke verschrijvingen. Tussen partijen is immers in geschil of er een contractuele grondslag is voor het in rekening brengen van de eerste kosten NN, de eerste kosten assurantietussenpersoon en de doorlopende kosten assurantietussenpersoon. Rechtsoverweging 4.60 van het tussenvonnis moet daarom worden gelezen dat bedoeld is
“…(zie 2.3 onder b, d en e)”.Daarnaast is in rechtsoverweging 4.95 bedoeld
“eerste kosten NN en de eerste en doorlopende kosten assurantietussenpersoon”.
universal lifesystematiek en de (veronderstellenderwijs door de assurantietussenpersoon verstrekte) complete documentatie, in redelijkheid moet hebben begrepen dat hij, met het opnemen van de overeengekomen bruto premie in het aanvraagformulier, en omdat het verwachte eindkapitaal in de offerte was opgenomen, ook instemde met de door de Consumentenbond aan de orde gestelde kosten; en dat tevens NN er daarom van uit mocht gaan dat die consument daarmee instemde en er dus per saldo wilsovereenstemming is bereikt (vgl 4.71 tussenvonnis).
universallife-basis van de verzekeringnemer aan de verzekeraar. Indien de verzekeraar het aanbod aanvaardt, komt de beleggingsverzekeringsovereenkomst tot stand en laat de verzekeraar dat aan de verzekeringnemer weten door toezending van de polis en de polisvoorwaarden. Volgens het geldende verzekeringsrecht (artikel 7:932 BW) wordt de overeenkomst vastgelegd in een akte, genaamd polis; in die polis pleegt verwezen te worden naar de van de overeenkomst deel uitmakende polisvoorwaarden. Ook naar het in de betreffende periode geldende recht gold dat de verzekeringsovereenkomst vastgelegd werd in een polis met polisvoorwaarden.
alleomstandigheden van het geval van belang, zij het dat deze collectieve actie in dit opzicht beperkingen meebrengt.
universal lifesystematiek, pas geïnd na de omzetting in participaties (
units) op naam van de verzekeraar. De bruto premie werd helemaal belegd in
unitsen vervolgens werden vanuit de
unitsde kosten, ook de eerste kosten NN en de eerste en doorlopende kosten assurantietussenpersoon, voldaan door een gedeelte van die
unitsweer te verkopen (zie 4.66 en 4.74 tussenvonnis). Zoals reeds is overwogen waren deze kosten, gelet op de
universal lifesystematiek, geen kosten die volgens artikel 2 lid 2 onder r RIAV 1998 ‘naast’ de bruto premie in rekening worden gebracht, zodat daarvan geen (kwantitatieve) weergave diende te worden gegeven (zie tussenvonnis onder 4.74). Voormelde kosten waren ook geen kosten voor nevendekkingen of kosten die andere aanbieders van beleggingsverzekeringen helemaal niet in rekening brachten (zie 4.74 tussenvonnis). Daarnaast bestond er tot 2008 ook geen (algemene) verplichting tot het vermelden van de diverse kosten
soorten(zie 4.32 tussenvonnis).
4.170,00(6,0 punten × tarief € 695,00)