“Op 23 mei 2015 is door u namens SWEM met NCH een overeenkomst getekend (…) strekkende tot samenwerking alsmede tot betaling van commissie door SWEM aan NCH. De commissie was bedoeld als tegenprestatie voor het werven van fondsen. De commissie viel in twee stukken uiteen: (i) een vast bedrag van EUR 87k voor “door NCH in 2014 gedane voorinvesteringen”, en (ii) 10 tot 15% van geworven en nog te werven fondsen. En nu komt het: “Deze commissie geldt voor alle geworven fondsen, ook die niet of niet geheel door NCH zijn binnengehaald.” Aldus de tekst van het contract. Gebleken is - niet alleen achteraf maar ook al ten tijde van ondertekening - dat NCH nul fondsen had binnengehaald.
Het onderwerp NCH is in de RvT vergadering van 14 april 2015 aan de orde geweest (…). RvT lid mevr. [naam persoon 7] geeft aan dat een afdracht aan NCH alleen kan plaats vinden als er een positief resultaat is, dat het dus geen verplichting is en dat er goed gekeken moet worden naar het contract. Met positief resultaat bedoelt zij: de door NCH geworven fondsen minus de commissiekosten moeten een positief bedrag opleveren. In de RvT vergadering van 9 juni 2015 is het onderwerp opnieuw aan de orde (…). U geeft aan de door de RvT gegeven boodschap goed begrepen te hebben: “ [gedaagde] geeft aan dat er minimaal 7,5/8 ton binnen moet worden gehaald. Pas dan wordt er commissie afgedragen, anders niet. [naam persoon 4] herhaalt dat niet aan NCH mag worden afgedragen totdat zeker is dat de Stichting geldt overhoudt.”
Hoe hebt u deze boodschap richting NCH geëffectueerd? U hebt in het getekende contract ten onrechte de zinsnede laten staan waar is geschreven, kort en goed, dat het niet uitmaakt wie wat binnenhaalt. U hebt vervolgens samen met uw medeondertekenaar van NCH aan het contract met de pen een zinnetje toegevoegd: “NCH zal na ondertekening van deze overeenkomst binnen 5 dagen een realistische prognose maken ten aanzien van de te genereren fondsen.” Niet minder, niet meer.
(…)
Het vervolg is u bekend: er heeft op 14 oktober 2015 een kort geding plaatsgehad waarin NCH aan commissie EUR 314,8k heeft gevorderd, met bijkomende kosten. Ter zitting is van de zijde van NCH glashard ontkend dat er afspraken zouden zijn gemaakt in de door u bedoelde zin, men heeft zich beroepen op de tekst van het getekende contract en gesteld dat de met de pen toegevoegde zinsnede geen prestatieverplichting voor NCH inhield om fondsen binnen te brengen. In verband met onze luide protesten heeft de kortgedingrechter zich beperkt tot het toewijzen van een bedrag van EUR 87k (ex BTW), omdat ten aanzien van het meerdere een kort geding niet voldoende ruimte biedt voor bewijslevering. NCH heeft inmiddels uit een tezamen met andere crediteuren onder RABO bank ten laste van SWEM gelegd beslag een bedrag ontvangen van, ik schat, niet meer dan EUR 15k. Vervolgens is NCH bij de rechtbank te Rotterdam een bodemprocedure begonnen, aanhangig gemaakt per 6 januari j.l, waarin alsnog een bedrag van EUR 418k wordt gevorderd, met bijkomende kosten. (…) Ik ben bang dat, als het straks op getuigenbewijs zou aankomen, uw woord tegenover dat van de heer [naam persoon 8] zal staan, en ik ben niet gerust op de afloop. Verder speelt in de zaak een verschil van mening over de vraag in hoeverre bedoeld is mede commissie af te spreken over overheidsbijdragen. Daar wordt in het contract rudimentair over gesproken.
Ik kan slechts vaststellen dat de redactie van het ondertekende contract, toegespitst op uw oogmerk om slechts commissie verschuldigd te zijn indien éérst NCH een bepaald bedrag aan fondsen heeft binnengehaald, aan uw kant dermate knullig is geweest dat geen redelijk denkend mens met dit oogmerk de voorliggende tekst, inclusief penaanvulling, zou hebben getekend. Dit was vragen om ellende, en al helemaal met NCH waarmee de verhoudingen gespannen waren geworden. De toewijzing aan NCH, door de kortgedingrechter, van een bedrag van EUR 87k had reeds kunnen en vermeden moeten worden op basis van een juiste redactie van het contract, dan wel op basis van uw weigering in te stemmen met de bewoordingen die NCH voorstond. Dit bedrag alsmede Iedere euro méér die in de lopende bodemprocedure mocht worden toegewezen is te zien als schade van SWEM die door uw grove slordigheid - en daarmee ernstige verwijtbaarheid - is ontstaan. SWEM houdt u voor deze schade aansprakelijk.”