ECLI:NL:RBROT:2020:6704

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
27 juli 2020
Zaaknummer
ROT 20 _ 2875
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens verzuim griffierecht te voldoen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een veelprocedeerder, had een verzoek ingediend naar aanleiding van een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van 18 mei 2020. De voorzieningenrechter heeft het verzoek echter kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat verzoeker verzuimd had het verschuldigde griffierecht van € 48,- te voldoen.

De griffier had verzoeker op 2 juni 2020 per aangetekende brief gewezen op de verplichting om het griffierecht te betalen en hem aangemaand dit bedrag uiterlijk twee weken na de datum van de nota te voldoen. Verzoeker had om vrijstelling van het griffierecht verzocht, maar dit verzoek was door de griffier op 9 juni 2020 afgewezen. Ondanks deze aanmaning is het griffierecht niet tijdig betaald, wat volgens de voorzieningenrechter leidt tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het verzoek niet-ontvankelijk verklaard moet worden indien het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is bijgeschreven of gestort, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat de indiener niet in verzuim is geweest. In dit geval was de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker wel degelijk in verzuim was, waardoor het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting, als gevolg van de coronamaatregelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/2875
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 juli 2020 als bedoeld in artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[Naam], te [plaats], verzoeker,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Naar aanleiding van het besluit van verweerder van 18 mei 2020 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet gelet op artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak zonder zitting, omdat zij het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk acht. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank een voorlopige voorziening treffen indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt.
3. Op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Awb wordt door de griffier van de indiener van het verzoekschrift een griffierecht geheven.
4.
Bij aangetekende brief (nota) van 2 juni 2020 heeft de griffier verzoeker erop gewezen dat hij een griffierecht van € 48,- verschuldigd is en hem aangemaand dit bedrag uiterlijk twee weken na de datum van de nota te voldoen, of als de zitting eerder is, uiterlijk voorafgaande aan de zitting. Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De griffier heeft dit verzoek bij brief van 9 juni 2020 afgewezen en heeft verzoeker daarbij verzocht het griffierecht binnen de op de nota gestelde betalingstermijn te betalen. Het vermelde bedrag is niet binnen de gestelde termijn bijgeschreven of ter griffie gestort.
5. Op grond van artikel 8:82, derde lid, en 8:41, zesde lid, van de Awb wordt, indien het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is bijgeschreven of gestort, het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het verzoekschrift in verzuim is geweest.
6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan redelijkerwijs worden geoordeeld dat verzoeker in verzuim is geweest. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. van der Sluis, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van L. van Zuijlekom, griffier. De uitspraak is gedaan op 28 juli 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.