ECLI:NL:RBROT:2020:6644

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
8248376 CV EXPL 20-608
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling waarborgsom na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de terugbetaling van een waarborgsom. [Eiseres] had van 4 juni 2017 tot en met 28 september 2019 een woonruimte gehuurd van [gedaagde] en had een waarborgsom van € 1.000,- betaald. Na beëindiging van de huurovereenkomst op 28 september 2019, vorderde [eiseres] de terugbetaling van de waarborgsom, die volgens de huurovereenkomst binnen een maand na beëindiging van de huur terugbetaald diende te worden. [Gedaagde] betwistte de vordering en voerde aan dat zij de waarborgsom nog niet had terugbetaald omdat zij kosten van de eindafrekening van gas en energie nog niet had ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat de waarborgsom binnen de afgesproken termijn terugbetaald had moeten worden en dat het verweer van [gedaagde] niet op eenvoudige wijze kon worden vastgesteld. De kantonrechter wees de vordering van [eiseres] toe en veroordeelde [gedaagde] tot betaling van € 676,09, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8248376 CV EXPL 20-608
uitspraak: 24 juli 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 19 december 2019,
gemachtigde: mr. G.L. Gijsberts te Honselersdijk, gemeente Westland,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop volgt uit de volgende processtukken:
 de dagvaarding, met producties;
 de aantekeningen van de griffier van het door [gedaagde] op de rolzitting van 7 januari 2020 mondeling gegeven antwoord;
 de conclusie van repliek, met productie;
 de conclusie van dupliek, met producties;
 de akte uitlaten tevens akte vermindering van eis van 2 april 2020;
 de rolbeslissing van 1 mei 2020;
 de akte uitlaten van [eiseres] van 28 mei 2020, met productie;
 de akte uitlaten van [gedaagde] van 24 juni 2020, met producties.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[eiseres] heeft vanaf 4 juni 2017 tot en met 28 september 2019, tezamen met [naam medehuurder 1] en [naam medehuurder 2] (hierna: de medehuurders), van [gedaagde] een woonruimte gehuurd aan de [adres] te Vlaardingen. De huur is aangegaan voor bepaalde tijd van 4 juni 2017 tot en met 31 mei 2018 en is daarna voortgezet voor onbepaalde tijd. De overeengekomen huurprijs bedraagt € 1.000,-.
2.2
Conform artikel 4.5 van de huurovereenkomst hebben [eiseres] en haar medehuurders aan [gedaagde] een waarborgsom van € 1.000,- betaald. Met betrekking tot de waarborgsom is in de huurovereenkomst (productie 2 bij de dagvaarding), voor zover van belang, het volgende bepaald:
“4.5 (…) De huurder zal tevens zorgdragen voor betaling van een waarborgsom ter grootte van
1 maand huur ad. € 1000,00 welke eveneens voldaan zal zijn vóór of op de dag van ondertekening van het huurcontract op bankrekeningnummer van verhuurder. (…)
Bijzondere bepalingen
10.1
Bij de ondertekening van deze overeenkomst is de huurder een bedrag verschuldigd aan de verhuurder als waarborgsom voor een correcte nakoming van de verplichtingen, die uit deze overeenkomst en de bijgevoegde algemene bepalingen voortvloeien. Dit bedrag is vastgesteld op:
€ 1000,00.
De huurder stort een eenmalige waarborg van € 1000,00 ten name van de verhuurder, dat zoveel mogelijk enig bedrag bekostigt dat de verhuurder toekomt, wegens schoonmaak of schade (niet de schade als resultaat van normaal gebruik) veroorzaakt door de huurder of door personen voor wiens acties hij verantwoordelijk gehouden kan worden volgens de Nederlandse wet- of wegens gebrek aan normaal onderhoud zijnerzijds, voor zover hij die verplicht is volgens deze overeenkomst of de Nederlandse wet. De huurder heeft geen recht op rente over zijn waarborg. Verrekening/ uitbetaling van deze waarborg (of restant daarvan) zal binnen één maand na het eindigen van deze overeenkomst plaatsvinden. De waarborg mag nooit gebruikt worden als betaling van de laatste maand(en) huur.
(…)
10.8.
Het is huurder bekend dat de door huurder betaalde waarborgsom bij het voortijdig beëindigen van de huurovereenkomst niet zal worden gerestitueerd.”
2.3
Op 26 augustus 2019 hebben [eiseres] en haar medehuurders de huurovereenkomst opgezegd (productie 3 bij de dagvaarding) tegen 1 oktober 2019.

3..Het geschil

3.1
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 1000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover van 28 november 2019 tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft [eiseres] - samengevat en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. De woning is op 28 september 2019 geïnspecteerd en opgeleverd. Hierbij zijn geen bijzonderheden aan de orde gekomen. Terugbetaling van de waarborgsom dient op grond van artikel 10.1 van de huurovereenkomst binnen één maand na het eindigen van de huurovereenkomst plaats te vinden, maar daarmee is [gedaagde] ondanks aanmaning in gebreke gebleven. De waarborgsom dient, blijkens dat artikel slechts ten behoeve van [gedaagde] als verhuurder als waarborg voor de juiste nakoming van de verplichtingen van de huurder uit de huurovereenkomst. [eiseres] is deze verplichtingen echter correct nagekomen. Het is niet toegestaan de waarborgsom achter te houden in afwachting van een
eindafrekening van de energieleverancier. De huurovereenkomst biedt daarvoor geen basis.
Bij de akte vermindering van eis heeft [eiseres] gesteld dat, nu [gedaagde] tijdens deze procedure een bedrag van € 323,91 heeft terugbetaald, zij [eiseres] nog € 676,09 dient terug te betalen. [eiseres] betwist de door [gedaagde] , bovendien eerst bij dupliek, gestelde tegenvordering.
3.3
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe - samengevat en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. De waarborgsom is nog niet terugbetaald, omdat [gedaagde] de eindafrekening van gas en energie nog niet heeft ontvangen van de VvE. Zij zal eventuele kosten van die eindafrekening verrekenen met de waarborgsom. Bij dupliek heeft [gedaagde] aangevoerd dat [eiseres] en haar medehuurders haar nog een bedrag van € 676,09 zijn verschuldigd. Het betreft voor de maand juli 2017 te weinig betaalde huur (€ 100,), € 119,99 respectievelijk € 31,16 voor een nieuwe douchekraan en de reparatie ervan en een bedrag van € 19,99 voor het ontbreken van de waterkoker, hetgeen [gedaagde] bij de eindinspectie heeft geconstateerd. Daarnaast dienen [eiseres] en haar medehuurders nog een bedrag van € 404,95 aan stookkosten voor het jaar 2018-2019 bij te betalen. Vanwege dit alles heeft [gedaagde] het per saldo resterende bedrag van € 323,91 (€ 1000,00 minus € 676,09) op 23 februari 2020 overgemaakt naar de rekening van medehuurder [naam medehuurder 1] .
3.4
Op hetgeen verder nog is aangevoerd, wordt, voor zover voor de uitkomst van de procedure van belang, hierna teruggekomen.

4..De beoordeling

4.1
Bij de akte uitlaten van [eiseres] van 28 mei 2020 heeft zij een door haar medehuurders ondertekende verklaring heeft overgelegd. De kantonrechter stelt naar aanleiding daarvan vast dat [eiseres] als procespartij optreedt krachtens een met haar medehuurders gesloten overeenkomst van lastgeving.
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat terugbetaling van de waarborgsom op grond van artikel 10.1 van de huurovereenkomst binnen één maand na het eindigen van de huurovereenkomst diende plaats te vinden, derhalve uiterlijk eind oktober 2019.
4.3
De kantonrechter begrijpt het bij dupliek gevoerde verweer van [gedaagde] aldus dat zij zich beroept op verrekening van de waarborgsom met een bedrag dat zij nog van [eiseres] tegoed heeft en niet als een vordering in reconventie, die direct bij antwoord had moeten worden ingediend.
4.4
[eiseres] heeft de juistheid van dit verweer gemotiveerd bestreden. Nu vaststelling van de gegrondheid van het door [gedaagde] gedane beroep op verrekening uitgebreide bewijslevering zou vergen, is de gegrondheid van het verrekeningsverweer niet op eenvoudige wijze vast te stellen. Nu de vordering van [eiseres] overigens toewijsbaar is, ziet de kantonrechter hier aanleiding gebruik te maken van haar bevoegdheid onder toepassing van artikel 6:136 BW aan het verrekeningsverweer van [gedaagde] voorbij te gaan.
4.5
Dat betekent dat het door [eiseres] gevorderde bedrag van € 676,09 wordt toegewezen.
4.6
Ook de daarover gevorderde wettelijke rente (in de zin van artikel 6:119 BW) is toewijsbaar, zij het, gezien de vermindering van eis, als hierna gemeld.
4.7
[gedaagde] wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, met dien verstande dat nu [eiseres] procedeert op basis van een toevoeging, de verschotten beperkt blijven tot het verschuldigde griffierecht.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen € 676,09, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 1.000,- vanaf 28 november 2019 tot aan 23 februari 2020 en over € 676,09 vanaf die laatste datum tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 236,- aan griffierecht en € 300,- (2,5 punten à € 120,- per punt) aan salaris voor de gemachtigde, genoemde bedragen rechtstreeks te voldoen aan die gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44478