Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Stichting Havensteder,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 24 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en een gedaagde, die als medehuurster van een woning betrokken was bij een drugszaak. De zaak betreft de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst door Havensteder, na de ontdekking van een handelshoeveelheid heroïne in de kelderbox van de woning. De burgemeester van Rotterdam had de woning gesloten op basis van de Opiumwet, wat Havensteder de mogelijkheid gaf om de huurovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW. De gedaagde voerde aan dat er geen sprake was van een toerekenbare tekortkoming en dat zij niet op de hoogte was van de drugs in de kelderbox. De kantonrechter oordeelde dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning niet onaanvaardbaar waren, gezien de ernst van de situatie en het zero tolerance beleid van Havensteder. De rechter wees de vorderingen van de gedaagde af en veroordeelde haar in de proceskosten.