ECLI:NL:RBROT:2020:6380

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
8228502 CV EXPL 19-53726
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en levering van een ruit in het kader van een overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Glaspunt B.V. en een gedaagde, die in persoon procedeerde. De eiser, Glaspunt B.V., had een vordering ingesteld tegen de gedaagde wegens het niet betalen van een factuur voor de levering van een ruit. De gedaagde had op 8 oktober 2018 een opdracht verstrekt aan Glaspunt voor het leveren van een ruit, maar had de factuur van 11 februari 2019, die een bedrag van € 197,26 betrof, niet voldaan. Glaspunt stelde dat de gedaagde in schuldeisersverzuim verkeerde omdat hij niet reageerde op pogingen tot contact voor het maken van een afspraak voor de levering.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de verdere uitvoering van de opdracht had gefrustreerd door niet te reageren op de communicatie van Glaspunt. Hierdoor was de gedaagde in verzuim en was hij gehouden om de factuur te betalen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De vordering in reconventie van de gedaagde, waarin hij vroeg om levering van de ruit, werd afgewezen omdat Glaspunt niet meer verplicht was om de ruit te leveren na het verstrijken van de opslagtermijn van zes maanden. De kantonrechter veroordeelde de gedaagde tot betaling van € 240,24 aan Glaspunt, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8228502 CV EXPL 19-53726
uitspraak: 17 juli 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Glaspunt B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 22 november 2019,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders te Groningen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Glaspunt” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop volgt uit de volgende processtukken:
 de dagvaarding, met producties;
 de op de rolzitting van 2 januari 2020 door [gedaagde] overgelegde schriftelijke reactie tevens houdende een (voorwaardelijke) tegenvordering;
 de conclusie van repliek;
 de nadere schriftelijke reactie van [gedaagde] ;
 de rolbeslissing van 24 april 2020, waarbij gedaagde in de gelegenheid is gesteld de ontbrekende pagina van zijn nader reactie in het geding te brengen;
 de op 28 april 2020 door [gedaagde] overgelegde ontbrekende pagina.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[gedaagde] heeft op 8 oktober 2018 door middel van ondertekening van een formulier een opdracht verstrekt aan Glaspunt tot het bestellen en leveren van een ruit (productie 1 bij de dagvaarding).
2.2
In de door Glaspunt gehanteerde algemene voorwaarden (productie 3 bij de dagvaarding) is onder meer het volgende bepaald:
“ARTIKEL 7: LEVERING EN LEVERINGSTERMIJNEN
1. Opgegeven levertijden en termijnen waarbinnen werkzaamheden moeten zijn verricht en/of
zaken moeten zijn geleverd kunnen nimmer worden beschouwd als fatale termijn, tenzij
uitdrukkelijk schriftelijk anders is overeengekomen. Bij niet-tijdige levering c.q. beëindiging van de
werkzaamheden dient de opdrachtnemer derhalve schriftelijk in gebreke te worden gesteld.
2. Bij levering c.q. het verrichten van werkzaamheden in gedeelten wordt elke fase als een
afzonderlijke transactie beschouwd.
(…)
4. Indien het niet mogelijk blijkt de zaken aan de opdrachtgever te leveren dan wel de
werkzaamheden te verrichten wegens een oorzaak gelegen in de sfeer van de opdrachtgever,
behoudt de opdrachtnemer zich het recht voor de bestelde zaken en/of de materialen die voor de
uitvoering van de werkzaamheden zijn aangeschaft voor rekening en risico van de opdrachtgever
op te slaan. De opdrachtnemer stelt de opdrachtgever schriftelijk in kennis van de verrichte opslag
en/of de belemmering in de uitvoering van de te verrichten werkzaamheden en stelt daarbij tevens
een redelijke termijn waarop de opdrachtgever de opdrachtnemer in staat moet stellen de
werkzaamheden te hervatten en/of de zaken te leveren.
(…)
6. Het voorafgaande laat de verplichting van de opdrachtgever de bedongen prijs, alsmede
eventuele opslagkosten en/of andere kosten te voldoen onverlet.
7. De opdrachtnemer is bevoegd om ter zake van de nakoming van financiële verplichtingen van de
opdrachtgever vooruitbetaling of zekerheid van hem te verlangen alvorens tot levering over te
gaan en/of met de werkzaamheden een aanvang te maken.
ARTIKEL 13: BETALING
1. Betaling dient te geschieden conform hetgeen partijen daarover afgesproken hebben.
2. Indien betaling zal geschieden naar aanleiding van een factuur, dient betaling binnen 30 dagen
na factuurdatum te geschieden.
(…)”
2.3
Op 11 februari 2019 heeft Glaspunt aan [gedaagde] een bedrag van € 197,26 gefactureerd met een betalingstermijn van 30 dagen (productie 2 bij de dagvaarding). Op deze factuur staat onder meer het volgende vermeld:
“Uw glas staat gereed voor levering/montage:
Omdat het glas speciaal voor u is besteld en op maat is geproduceerd, brengen wij de tot dusver gemaakte kosten bij u in rekening.
De maatvoering en samenstelling is uniek en kan door ons niet worden hergebruikt. Wij kunnen het glas zonder extra kosten alsnog op het werkadres afleveren. Wilt u het door ons laten monteren dan komen de montagekosten er nog bij.
We zullen het glas tot maximaal 6 maanden na factuurdatum opslaan.”
2.4
Bij brief van 2 april 2019 (productie 4 bij dagvaarding) heeft Glaspunt [gedaagde] een termijn van vijftien dagen gegund om het openstaande factuurbedrag alsnog te voldoen, bij gebrek waarvan [gedaagde] tevens € 40,- aan buitengerechtelijke kosten verschuldigd is. [gedaagde] heeft de rekening onbetaald gelaten.

3..Het geschil

3.1
Glaspunt heeft -
in conventie- gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 240,24, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 197,26 vanaf 13 november 2019 tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft Glaspunt - samengevat en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
Glaspunt heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde] een ruit besteld teneinde deze bij [gedaagde] te plaatsen. [gedaagde] heeft bij het tekenen van de opdracht gekozen voor betaling achteraf binnen 30 dagen na ontvangst van de factuur. Nadat Glaspunt de afmetingen voor de ruit bij [gedaagde] thuis had opgemeten, is de ruit besteld. Toen bleek dat Glaspunt telefonisch en per e-mail geen contact meer kon krijgen met [gedaagde] voor het plaatsen van de ruit, heeft Glaspunt [gedaagde] op 11 februari 2019 gefactureerd met een betalingstermijn van 30 dagen, conform artikel 7 van de algemene voorwaarden. Door geen gehoor te geven heeft [gedaagde] Glaspunt niet in staat gesteld om haar verplichting uit hoofde van de onderhavige overeenkomst na te komen. Er is dus sprake van schuldeisersverzuim aan de zijde van [gedaagde] . Van een cessie is geen sprake geweest, zodat [gedaagde] gehouden is om de nota zelf aan Glaspunt te voldoen. [gedaagde] is in verzuim vanaf 31 dagen na factuurdatum. Vanaf die datum is hij wettelijke rente verschuldigd, die berekend tot 13 november 2019 € 2,98 bedraagt. De op 2 april 2019 verzonden veertiendagenbrief heeft niet tot betaling geleid, zodat [gedaagde] ook de buitengerechtelijke incassokosten van € 40,- verschuldigd is geworden.
3.3
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe - samengevat en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.
Glaspunt eiste volledige betaling van de te leveren ruit voorafgaande aan de bestelling. [gedaagde] was daar bij het geven van de opdracht niet van op de hoogte. Hij moest dan een akte van cessie invullen en opsturen. Dit heeft hij niet gedaan, zodat gelet op artikel 7 lid 7 van de algemene voorwaarden de opdracht is komen te vervallen. Uiteindelijk heeft Glaspunt na een termijn van vier maanden eenzijdig de betalingsvoorwaarden aangepast in een betaling na levering, zonder dat de ruit daadwerkelijk was geleverd en geplaatst. [gedaagde] is niet gehouden om aan deze gewijzigde voorwaarde te voldoen. De veertiendagenbrief kan dan ook niet als bindend worden beschouwd. Tijdens het aangaan van de opdracht is geen levertijd afgesproken, zodat een wettelijke leveringstermijn van 30 dagen geldt. Glaspunt is in gebreke gebleven het product tijdig te leveren en te plaatsen.
In (voorwaardelijke) reconventie, namelijk voor het geval dat [eiser] in conventie wordt veroordeeld tot het betalen van het factuurbedrag, vordert [eiser] dat Glaspunt zorgdraagt voor levering en plaatsing van de ruit tegen het afgesproken bedrag van € 197,26 en binnen een leveringstermijn van maximaal 30 dagen. Glaspunt heeft [eiser] niet schriftelijk op de hoogte gebracht dat zij een ruit wilde leveren en/of plaatsen (artikel 7 lid 4 van de algemene voorwaarden).
3.4
Op hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd wordt, voor zover voor de uitkomst van de procedure van belang, hierna teruggekomen.

4..De beoordeling

4.1
Gelet op de samenhang van de vordering in conventie met de vordering in (voorwaardelijke) reconventie zullen deze gezamenlijk worden behandeld.
De overeenkomst van opdracht
4.2
Tussen partijen staat vast dat zij op 8 oktober 2018 met de ondertekening door [gedaagde] van het opdrachtformulier van Glaspunt een overeenkomst van opdracht (artikel 7:400 BW) hebben gesloten. Glaspunt heeft verder - onbetwist - gesteld dat de maten voor de ruit op
10 oktober 2018 bij [gedaagde] thuis zijn opgenomen en dat de ruit vervolgens is besteld. Daarmee heeft Glaspunt een aanvang gemaakt met de uitvoering van de opdracht.
4.3
[gedaagde] heeft zich echter op het standpunt gesteld dat aan de overeenkomst van opdracht een einde is gekomen (“is vervallen”), omdat Glaspunt hem een akte van cessie heeft opgestuurd en [gedaagde] die akte moest invullen maar dat niet heeft gedaan. Naar het oordeel van de kantonrechter zou een door [gedaagde] ingevulde akte van cessie echter hooguit kunnen betekenen dat niet [gedaagde] , maar zijn verzekeraar het bedrag van € 197,26 aan Glaspunt zou moeten voldoen. Een cessie heeft met andere woorden geen invloed op het voortbestaan van de overeenkomst van opdracht. Weliswaar kan een overeenkomst van opdracht tussentijds eindigen door opzegging door de opdrachtgever (artikel 7:408 lid 1 BW), maar dat daarvan sprake was heeft [gedaagde] niet gesteld. Het door hem ingeroepen artikel 7 lid 7 van de algemene voorwaarden roept bovendien geen beëindigingsrechten voor [gedaagde] (de opdrachtgever) in het leven. Het standpunt van [gedaagde] , dat thans geen sprake meer is van een overeenkomst van opdracht, wordt daarom verworpen.
Schuldeisersverzuim?
4.4
In artikel 6:58 BW is bepaald dat de schuldeiser in verzuim komt, wanneer nakoming van de verbintenis verhinderd wordt doordat hij de daartoe noodzakelijke medewerking niet verleent of doordat een ander beletsel van zijn zijde opkomt, tenzij de oorzaak van verhindering hem niet kan worden toegerekend.
4.5
Uit de handelwijze van Glaspunt blijkt dat zij bereid en in staat was de overeenkomst van opdracht na te komen door de ruit te plaatsen ten huize van [gedaagde] en dat zij daartoe ook het nodige heeft gedaan. Zo heeft Glaspunt de te vervangen ruit bij [gedaagde] thuis opgemeten en de nieuwe ruit besteld. Daarnaast heeft zij geprobeerd een afspraak met [gedaagde] te maken voor het plaatsen van de nieuwe ruit. [gedaagde] heeft het standpunt van Glaspunt, dat Glaspunt hem vijf maal tevergeefs heeft gebeld voor het maken van die afspraak, niet betwist. Ook heeft [gedaagde] niet betwist dat Glaspunt hem vervolgens een e‑mail heeft gestuurd, waarop hij evenmin heeft gereageerd. Daargelaten of de stelling van [gedaagde] , dat hij zich niet kan herinneren een factuur te hebben ontvangen, kan worden aangemerkt als een afdoende betwisting, geldt dat vaststaat dat Glaspunt hem vijf maal heeft gebeld en één maal heeft gemaild. [gedaagde] kan niet aan Glaspunt tegenwerpen dat zij, als goed opdrachtnemer, de ruit vervolgens heeft opgeslagen.
4.6
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] de verdere uitvoering van de opdracht en daarmee de nakoming door Glaspunt van haar verbintenis heeft gefrustreerd. Dit kan aan [gedaagde] worden toegerekend. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldaan aan de vereisten voor het intreden van schuldeisersverzuim op grond van artikel 6:58 BW.
4.7
Op grond van artikel 6:63 BW komen de kosten die Glaspunt als gevolg van het schuldeisersverzuim van [gedaagde] heeft gemaakt, binnen de grenzen van de redelijkheid, voor rekening van [gedaagde] . De vordering van Glaspunt tot betaling van de hoofdsom van € 197,26 ligt op grond van het voorgaande voor toewijzing gereed.
4.8
Ook de ter zake gevorderde wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW wordt, als op de wet gegrond en door [gedaagde] ook niet afzonderlijk bestreden, toegewezen.
4.9
De door Glaspunt als productie 4 bij de dagvaarding overgelegde aanmaning van 2 april 2019, waarvan de ontvangst door [gedaagde] niet is bestreden, voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Nu het daarbij aangezegde en hier gevorderde bedrag ook is berekend overeenkomstig het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, wordt geoordeeld dat Glaspunt met recht jegens [gedaagde] aanspraak maakt op een bedrag van € 40,- aan buitengerechtelijke kosten.
4.1
[gedaagde] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Glaspunt vastgesteld op € 209,18 aan verschotten (€ 85,18 aan dagvaardingskosten en € 124,- aan griffierecht) en € 72,- aan salaris voor de gemachtigde van Glaspunt (2 punten à € 36,- per punt).
de levering van de ruit
4.11
Omdat de vordering van Glaspunt op de hiervoor genoemde gronden toewijsbaar is, is de voorwaarde waaronder [eiser] zijn eis
in reconventieheeft ingesteld vervuld. Daarom zal de kantonrechter de vordering in reconventie beoordelen.
4.12
De maximale termijn van zes maanden voor opslag van de ruit, zoals genoemd in de factuur van 11 februari 2019, is verstreken op 11 augustus 2019. Omdat Glaspunt niet heeft gereageerd op de eis in reconventie, is in deze procedure niet komen vast te staan dat zij de ruit nog altijd in opslag heeft en dat zij deze alsnog aan [eiser] zou kunnen leveren. In ieder geval geldt dat Glaspunt op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden niet gehouden is de ruit langer dan zes maanden op te slaan en die termijn is, zoals hiervoor ook al overwogen, inmiddels ruimschoots verstreken.
4.13
Ook op grond van artikel 7 lid 6 van de aan [eiser] ter hand gestelde algemene voorwaarden dient hij de bedongen prijs, alsmede eventuele opslagkosten en/of andere kosten aan Glaspunt te voldoen. De stelling van [eiser] , dat Glaspunt na een termijn van vier maanden eenzijdig de betalingsvoorwaarden heeft aangepast, wordt verworpen nu die situatie zich niet voordoet. Het verzenden van de factuur van 11 februari 2019 is namelijk het gevolg van de onmogelijkheid van Glaspunt om aan haar verplichtingen te voldoen, te weten door het schuldeisersverzuim van [eiser] . Er is dus niet zozeer sprake van een wijziging van betalingsvoorwaarden, maar van een wijziging van omstandigheden. Vaststaat dat [eiser] de bedongen prijs, alsmede eventuele opslagkosten en/of andere kosten niet heeft voldaan terwijl hij daartoe wel gehouden was.
4.14
De kantonrechter zal de vordering van [eiser] tot het leveren en plaatsen van de ruit gelet op het voorgaande afwijzen.
4.15
[eiser] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, ook veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie, met dien verstande dat de kantonrechter de proceskosten aan de zijde van Glaspunt zal begroten op nihil, nu de tegenvordering van [eiser] is voortgevloeid uit zijn verweer in conventie, er in reconventie geen afzonderlijk debat heeft plaatsgehad en door Glaspunt overigens ook geen schriftelijke conclusie is genomen.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt [gedaagde] om aan Glaspunt tegen kwijting te betalen € 240,24, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 197,26 vanaf 13 november 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Glaspunt vastgesteld op € 209,18 aan verschotten en € 72,- aan salaris voor de gemachtigde;
in (voorwaardelijke) reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Glaspunt vastgesteld op nihil;
in conventie en (voorwaardelijke) reconventie
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44478