In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. [eiseres] heeft [gedaagde] aangeklaagd wegens huurachterstand en heeft verzocht om ontruiming van de woning die [gedaagde] huurt. De huurovereenkomst is opgezegd door [gedaagde] per 30 april 2020, maar hij heeft sindsdien de huur niet meer volledig betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] sinds februari 2020 de huur niet meer (volledig) heeft betaald, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 8.196,00 tot en met juni 2020. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] de achterstand erkend.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen en dat de vordering tot ontruiming van het gehuurde toewijsbaar is. De ontruimingstermijn is vastgesteld op zeven dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van [eiseres] toegewezen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat [gedaagde] onmiddellijk moet voldoen aan de veroordelingen, ongeacht een eventuele hoger beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige huurbetalingen en de gevolgen van wanbetaling voor huurders, evenals de mogelijkheden voor verhuurders om juridische stappen te ondernemen in geval van huurachterstand.