Op 24 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker had eerder op 26 mei 2020 tijdens een digitale mondelinge behandeling van zijn civiele zaak tegen [naam vennootschap] B.V. rechter mr. W.J.J. Wetzels gewraakt. De wrakingskamer, bestaande uit mr. M. de Geus, mr. A.P. Hameete en mr. W.P.M. Jurgens, heeft op 16 juni 2020 het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker heeft vervolgens op 16 juni 2020 per e-mail opnieuw wraking van de wrakingskamer verzocht, maar dit verzoek werd niet ontvankelijk verklaard omdat het niet de rechters aanwijst die de zaak van verzoeker behandelen.
De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek niet voldeed aan de eisen, omdat verzoeker niet de rechters heeft aangewezen tegen wie het verzoek zich richtte. Bovendien was het verzoek tot wraking van de wrakingskamer niet ontvankelijk, aangezien de rechters op het moment van het verzoek de zaak van verzoeker niet meer behandelden. Verzoeker had in zijn communicatie aangegeven dat hij elke rechter zou wraken totdat hij een rechter had die de wet en regels volgde, wat werd aangemerkt als misbruik van het wrakingsmiddel.
De rechtbank heeft besloten dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking van de wrakingskamer en dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de procedure met kenmerk 8190608 VZ VERZ 19-20629 niet in behandeling zal worden genomen.