Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verdere verloop van de procedure
2..De beoordeling
3..De beslissing
1 juli 2020;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, betreft het een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen verzoekster en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VAN LEEUWEN SCHOONMAAK VLS B.V. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 mei 2020, waarbij partijen aanwezig waren. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de tussenbeschikking van 22 april 2020 en de daaropvolgende processtukken. Tijdens de zitting is gebleken dat de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig verstoord is dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet van verzoekster kan worden gevergd. De kantonrechter oordeelt dat er voldoende omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de arbeidsovereenkomst moet eindigen, zoals bedoeld in artikel 7:671c lid 1 BW. Verzoekster heeft geen verwijt te maken van de ontstane situatie.
De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 juli 2020, op verzoek van verzoekster, en VLS heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. Tevens hebben partijen overeenstemming bereikt over de hoogte van de beëindigingsvergoeding, die is vastgesteld op € 9.000,00 bruto. Dit bedrag omvat ook de transitievergoeding zoals bedoeld in artikel 7:673 BW. De kantonrechter acht deze vergoeding redelijk en heeft deze opgenomen in de beschikking. Aangezien partijen overeenstemming hebben bereikt over de vergoeding, is er geen intrekkingstermijn nodig zoals bedoeld in artikel 7:686a lid 6 BW. De kantonrechter heeft bepaald dat iedere partij zijn eigen kosten draagt in deze procedure.