7.4.Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Strafoplegging
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring (geen sprake van medeplegen) komt dan waar de officier van justitie de strafeis op heeft gegrond, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist.
Ten nadele van de verdachte neemt de rechtbank bij de strafoplegging mee dat de verdachte niet ter zitting is verschenen om een uitleg te geven over het (zinloze) geweld dat hij heeft gepleegd. De verdachte heeft daarmee geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Ook de door de verdachte bij de politie afgelegde spijtbetuigingen komen niet doorleefd over. De verdachte heeft daarbij immers het slachtoffer ten onrechte als agressor aangewezen. Het heeft er daarentegen alle schijn van dat de verdachte het slachtoffer een lesje heeft willen leren. De verdachte heeft op een disproportionele manier gereageerd, wat ingrijpende en deels permanente gevolgen heeft voor het slachtoffer. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar passend en geboden.
Oplegging TBS-maatregel
Doordat de verdachte niet wenste mee te werken aan een multidisciplinaire rapportage en de daaropvolgende klinische observatie in het PBC, was het voor de rapporteurs onmogelijk om stellige diagnostische uitspraken te doen over de huidige psychische toestand van de verdachte, zijn psychische toestand in de periode van het ten laste gelegde, of in de aanloop daar naartoe.
Doordat de verdachte iedere medewerking aan een onderzoek door gedragsdeskundigen heeft geweigerd, vervalt de voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) geldende eis van een multidisciplinair onderzoek als bedoeld in artikel 37a lid 3 Wetboek van Strafrecht (Sr) (artikel 37a lid 4 Sr).
Voor de beantwoording van de vraag of ten tijde van het bewezen verklaarde feit bij de verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, acht de rechtbank, naast wat de psycholoog en de psychiater hebben gerapporteerd, in het bijzonder het volgende van belang.
In 2010 is bij een psychologisch onderzoek vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van ruim beneden gemiddelde verstandelijke capaciteiten. In 2013 scoorde de verdachte bij een psychologisch onderzoek op het niveau van een licht verstandelijke beperking.
Daarnaast heeft de verdachte een geschiedenis op het gebied van middelenmisbruik. Tijdens zijn vorige detentie testte hij meermalen positief op het gebruik cannabis. Ten tijde van het onderhavige feit was hij onder invloed van alcohol.
De rechtbank constateert voorts dat bij de verdachte vanaf zijn 15de jaar sprake is van toenemend gebruik van geweld, waarvoor verdachte meermaals tot forse gevangenisstraffen is veroordeeld. Een antisociale ontwikkeling is zichtbaar. Naarmate de verdachte ouder werd nam het geweld toe en werden de delicten meer oninvoelbaar. Ook in verschillende penitentiaire inrichtingen heeft de verdachte zich agressief gedragen richting medegedetineerden en het personeel.
De rechtbank komt op grond van de rapporten van de psycholoog en de psychiater en hetgeen de rechtbank hiervoor heeft geconstateerd, tot het oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een geestelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond. Ook de wijze waarop de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan, de totale redeloosheid van zijn handelen en zijn houding na het feit, dragen bij aan dit oordeel.
De rechtbank kan geen uitspraken doen met betrekking tot de specifieke aard, oorzaak en mogelijke behandeling van de stoornis. Deze vragen vallen niet binnen haar competentie en dienen tijdens de uitvoering van hierna te noemen maatregel aan de orde te komen. Dat de deskundigen niet tot een definitieve diagnose zijn kunnen komen, is te wijten aan de weigerachtige houding van de verdachte en de gedragsregels waaraan de deskundigen zijn gebonden alvorens zij tot een diagnose kunnen komen.
De rechtbank acht, gelet op de hierboven geschetste ontwikkeling van de verdachte en zijn gedragingen, de kans op herhaling en het gevaar voor de samenleving evident aanwezig. Zij acht het onverantwoord indien de verdachte onbehandeld blijft. Tijdens zijn vorige detentie was de verdachte ongemotiveerd om mee te werken aan behandeling en begeleiding. De rechtbank leidt hieruit af dat een vrijheidsstraf alleen onvoldoende waarborg biedt dat de verdachte in de toekomst niet wederom in delictgedrag zal vervallen
De rechtbank is van oordeel dat de algemene veiligheid van personen of goederen oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk maakt. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het bewezen verklaarde feit en het gevaar voor herhaling, zoals hiervoor weergegeven.
De rechtbank stelt vast dat het bewezen verklaarde feit, ter zake waarvan de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr.
De rechtbank stelt eveneens vast dat het strafbare feit ter zake waarvan de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, een misdrijf betreft dat gericht is tegen, of gevaar veroorzaakt voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van het bewezen verklaarde feit redengevend. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd.