ECLI:NL:RBROT:2020:6259

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
8486058
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om transitievergoeding en schadevergoeding na onregelmatige opzegging van arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoekster] tegen TMD Logistics B.V. [verzoekster] verzocht om een transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, betaling van vakantiegeld en uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen. De arbeidsovereenkomst van [verzoekster] was op 2 maart 2020 door TMD per direct beëindigd, zonder inachtneming van de wettelijke opzegtermijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoekster] recht heeft op een transitievergoeding van € 655,97, een vergoeding van € 2.134,08 wegens onregelmatige opzegging, en een bedrag van € 1.422,00 aan vakantiegeld. Daarnaast heeft de rechter geoordeeld dat [verzoekster] recht heeft op uitbetaling van 24,2 niet-opgenomen vakantiedagen ter waarde van € 2.207,04. TMD is veroordeeld in de proceskosten en de rechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. Kemp-Randewijk en is openbaar gemaakt op 3 juli 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8486058 \ VZ VERZ 20-8324
uitspraak: 3 juli 2020
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats verzoekster] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. R.M. Noorlander te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TMD Logistics B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
verweerder,
die niet heeft gereageerd.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “ [verzoekster] ” en “TMD”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift van [verzoekster] ex artikel 7:673 lid 1 BW (transitievergoeding), artikel 7:677 lid 4 BW, subsidiair artikel 7:672 lid 11 BW (vergoeding in verband met onregelmatige opzegging) met nevenvorderingen ex artikel 6:686a lid 3 BW, met producties, ter griffie ontvangen op 30 april 2020;
  • de brief van [verzoekster] van 24 juni 2020, met aanvullende producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 juni 2020. [verzoekster] is in persoon verschenen, tezamen met zijn gemachtigde mr. R.M. Noorlander. Namens TMD is niemand ter zitting verschenen. Van hetgeen ter zitting is besproken is aantekening gehouden door de griffier.
1.3.
De uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1.
TMD is een onderneming, die zich bezighoudt met goederenvervoer en pakketbezorging.
2.2.
[verzoekster] is op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van zes maanden voor 40 uur per week in dienst getreden in de functie van chauffeur. De arbeidsovereenkomst is aangevangen op 1 april 2020. Het laatstverdiende salaris van [verzoekster] bedraagt € 1.976,00 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
2.3.
Op 2 maart 2020 heeft de heer [naam] namens TMD aan [verzoekster] medegedeeld dat TMD geen opdrachten meer voor [verzoekster] had en dat de arbeidsovereenkomst per direct zou worden beëindigd.
2.4.
Bij brief van 24 april 2020 heeft de gemachtigde van [verzoekster] TMD gesommeerd het achterstallige vakantiegeld alsnog te voldoen alsmede de niet-genoten vakantiedagen aan [verzoekster] uit te betalen.

3..Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1.
[verzoekster] heeft verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. TMD te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 711,36 (bruto) ex
artikel 7:673 lid 1 BW, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd, te weten 2 maart 2020;
II. TMD te veroordelen tot betaling van een wettelijke schadeloosstelling van € 2.134,08 wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn ex artikel 7:677 lid 4 BW, subsidiair artikel 7:672 lid 10 BW, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd, te weten 2 maart 2020;
III. TMD te veroordelen tot betaling van het verschuldigde vakantiegeld van € 1.738,88, althans € 1.422,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim, te weten 6 april 2020 althans 29 april 2020;
IV. TMD te veroordelen tot uitbetaling van vakantiedagen ten bedrage van € 2.207,04, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 2020;
V. TMD te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van de beschikking.
3.2.
Aan zijn verzoeken heeft [verzoekster] - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. [verzoekster] heeft recht op een transitievergoeding ex artikel 7:673 lid 1 BW, nu de arbeidsovereenkomst op initiatief van TMD is opgezegd.
3.3.
TMD heeft geen rekening gehouden met de wettelijke opzegtermijn van één maand. Op grond van artikel 7:677 lid 4 BW subsidiair artikel 7:672 lid 11 BW is TMD een vergoeding verschuldigd, gelijk aan één maand loon, te verhogen met de vakantietoeslag.
3.4.
TMD heeft verzuimd het vakantiegeld aan [verzoekster] uit te betalen. Bovendien heeft [verzoekster] op grond van de arbeidsovereenkomst recht op 24 vakantiedagen voor een heel jaar. Dat betekent dat er over 11 maanden 22 vakantiedagen zijn opgebouwd. In totaal - inclusief ATV-dagen - heeft [verzoekster] nog 24,2 niet-opgenomen vakantiedagen, die TMD nog dient uit te betalen.

4..Het verweer

De gemachtigde van [verzoekster] heeft per deurwaardersexploot van 3 juni 2020 aan TMD medegedeeld dat er een mondelinge behandeling zal plaatsvinden op 30 juni 2020 en heeft de in dat kader door de griffie verzonden brieven aan TMD betekend.
TMD is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen en heeft ook geen schriftelijk verweer gevoerd.

5..De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek om een transitievergoeding
5.1.
Op grond van artikel 7:673 lid 1 sub a BW is de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd. In dat verband is onweersproken door [verzoekster] gesteld dat TMD op 2 maart 2020 aan [verzoekster] heeft medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst per direct werd beëindigd. In deze opzegging op initiatief van TMD is door [verzoekster] berust. [verzoekster] heeft derhalve recht op een transitievergoeding. [verzoekster] heeft verzocht hem een transitievergoeding van € 711,36 toe te kennen. Uitgaande van 1 april 2019 als datum van indiensttreding, het brutoloon van € 1.976,00 en 8% vakantietoeslag, bedraagt de transitievergoeding, nu de arbeidsovereenkomst per 2 maart 2020 is beëindigd, echter
€ 655,97. De kantonrechter zal dan ook het laatstgenoemde bedrag aan transitievergoeding toewijzen. De daarover gevorderde wettelijke rente vanaf 2 maart 2020 zal, als op de wet gegrond en niet weersproken, eveneens worden toegewezen.
Ten aanzien van het verzoek om een vergoeding in verband met onregelmatige opzegging
5.2.
[verzoekster] baseert dit verzoek op artikel 7:677 lid 4 BW, subsidiair artikel 7:672 lid 11 BW. Artikel 7:677 lid 4 BW ziet echter op de situatie, waarin sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die niet tussentijds kan worden opgezegd. Blijkens de artikel 2 van de arbeidsovereenkomst bestaat de mogelijkheid van tussentijdse opzegging echter wel, zodat artikel 7:677 lid 4 BW niet van toepassing is. In het subsidiair genoemde artikel 7:672 lid 11 BW is bepaald dat de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd is gelijk aan het bedrag van het in geld vastgesteld loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. TMD had op grond van artikel 7:672 lid 2 sub a een opzegtermijn van één maand in acht dienen te nemen. TMD heeft echter de arbeidsovereenkomst op 2 maart 2020 per direct opgezegd. Daarmee staat vast dat er sprake is van een onregelmatige opzegging.
5.3.
Nu bij regelmatige opzegging de arbeidsovereenkomst zou hebben voortgeduurd tot 1 april 2020, wordt de door [verzoekster] verzochte vergoeding van € 2.134,08, bestaande uit het bruto-maandloon van de maand maart 2020 ad € 1.976,00 vermeerderd met 8% vakantietoeslag, toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke rente vanaf 2 maart 2020 zal, als op de wet gegrond en niet weersproken, eveneens worden toegewezen.
Ten aanzien van het verzoek om betaling van het vakantiegeld
5.4.
Door [verzoekster] is onweersproken gesteld dat TMD verzuimd heeft het vakantiegeld aan [verzoekster] te voldoen. Voor toewijzing van het genoemde bedrag van € 1.738,88 is echter geen aanleiding. Dit bedrag ziet immers op de volledige duur van het dienstverband, derhalve vanaf 1 april 2019. In de door de gemachtigde van [verzoekster] aan TMD gezonden brief van 24 april 2020 wordt echter slechts aanspraak gemaakt op een bedrag van
€ 1.422,00, welk bedrag ziet op het vakantiegeld in de periode juni 2019 tot en met februari 2020. [verzoekster] heeft ten tijde van de mondelinge behandeling erkend dat het vakantiegeld over de maanden april en mei 2019 reeds in mei 2019 aan [verzoekster] is uitbetaald. Dit leidt er dan ook toe dat thans een bedrag van € 1.422,00 zal worden toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum, waarop TMD - blijkens de ingebrekestelling van 24 april 2020 - in verzuim is met betaling van het voornoemde bedrag, te weten 29 april 2020.
Ten aanzien van het verzoek om uitbetaling van vakantiedagen
5.5.
Door [verzoekster] is onweersproken gesteld dat hij nog recht heeft op uitbetaling van 24,2 niet-opgenomen vakantiedagen ten bedrage van € 2.207,04. Dit verzoek wordt, als op de wet gegrond en niet betwist, toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen vanaf 29 april 2020.
5.6.
TMD zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van [verzoekster] worden veroordeeld.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt TMD om aan [verzoekster] tegen kwijting te betalen een transitievergoeding van
€ 655,97 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 2 maart 2020 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt TMD om aan [verzoekster] tegen kwijting te betalen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst van € 2.134,08 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 2 maart 2020 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt TMD om aan [verzoekster] tegen kwijting te betalen een bedrag van € 1.422,00 aan vakantiegeld over de periode van juni 2019 tot en met februari 2020, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 april 2020 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt TMD om aan [verzoekster] tegen kwijting te betalen een bedrag van € 2.207,04 aan uitbetaling van vakantiedagen, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 april 2020 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt TMD in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verzoekster] vastgesteld op € 83,00 aan griffierecht en € 480,00 aan salaris voor de gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de uitspraak van deze beschikking tot de dag van algehele voldoening;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487