ECLI:NL:RBROT:2020:6244

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
8233596 CV EXPL 19-54100
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Woonbron en een gedaagde, die in persoon procedeerde. Woonbron vorderde een bedrag van € 1.931,61 aan huurachterstand, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde had een huurachterstand opgebouwd van € 1.683,46 tot en met april 2020, en had geprobeerd een betalingsregeling te treffen, maar dit was niet gelukt vanwege haar financiële situatie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet had betwist dat de huurachterstand correct was en heeft de vordering van Woonbron grotendeels toegewezen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het achterstallige bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en een deel van de buitengerechtelijke incassokosten. Tevens is de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8233596 CV EXPL 19-54100
uitspraak: 29 mei 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonbron,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: H.A.M. Over de Vest, gerechtsdeurwaarder te Zoetermeer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Woonbron” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 16 december 2019, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde] , met een productie;
  • de conclusie van repliek, tevens houdende akte vermeerdering van eis;
  • de nadere schriftelijke reactie van [gedaagde] , met producties;
  • de akte uitlaten, tevens houdende vermindering van eis, van Woonbron.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
2.1
Woonbron heeft aan [gedaagde] verhuurd de woning gelegen aan de [adres] (hierna: het gehuurde).
2.2
[gedaagde] is aan Woonbron op basis van deze huurovereenkomst maandelijks bij vooruitbetaling een huurprijs van laatstelijk € 683,98 verschuldigd.

3..Het geschil

3.1
Woonbron heeft (na wijzigingen van eis) gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan Woonbron te betalen een bedrag van € 1.931,61, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 3.419,15 vanaf 1 januari 2020 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Woonbron heeft aan haar vordering - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door, ondanks daartoe te zijn aangemaand, een huurachterstand te laten ontstaan die berekend tot en met de maand april 2020 € 1.683,46 bedraagt. Daarnaast maakt Woonbron op grond van artikel 6:119 BW aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente over een bedrag van € 3.419,15 vanaf 1 januari 2020 tot de dag der algehele voldoening. Door de wanbetaling aan de zijde van [gedaagde] zag Woonbron zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. De buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 248,15 dienen voor rekening van [gedaagde] te komen.
3.3
[gedaagde] heeft de vordering niet betwist. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij heeft geprobeerd om een betalingsregeling te treffen, maar dat het aflossingsbedrag te hoog was gelet op haar financiële omstandigheden. Het verweer van [gedaagde] ziet enkel op de aanvankelijk door Woonbron gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde.
3.4
De overige stellingen van partijen worden - indien relevant - in de beoordeling besproken.

4..De beoordeling

4.1
Woonbron heeft in haar laatste akte een recente specificatie van de huurachterstand overgelegd. Uit deze specificatie blijkt dat de betalingsachterstand berekend tot en met de maand april 2020 € 1.683,46 bedraagt. [gedaagde] heeft de hoogte van die achterstand niet betwist, zodat in rechte van de juistheid daarvan wordt uitgegaan. Aan hoofdsom wordt derhalve een bedrag van € 1.683,46 toegewezen.
4.2
Op 11 september 2019 heeft Woonbron een aanmaning naar [gedaagde] verstuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW in verbinding met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Binnen de bij aanmaning gestelde termijn van 14 dagen heeft [gedaagde] een bedrag van € 678,55 voldaan en daardoor is de gevorderde vergoeding van € 248,15 voor een hoofdsom van € 1.367,21 niet volledig toewijsbaar. Een bedrag van € 124,99 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen voor de resterende hoofdsom van € 688,66.
4.3
Voorts vordert Woonbron wettelijke rente over een bedrag van € 3.419,15 vanaf
1 januari 2020. Het is echter niet duidelijk op welke wijze dat bedrag is opgebouwd. Nu Woonbron niet aannemelijk heeft gemaakt dat er extra kosten zijn gemaakt die in aanmerking kunnen komen voor de wettelijke rente, zal deze worden toegewezen op de wijze zoals hierna is bepaald.
4.4
Gelet op het bepaalde in artikel 6:29 BW is de kantonrechter niet gerechtigd om een betalingsregeling vast te stellen zonder toestemming van Woonbron. Die toestemming is in deze procedure niet gegeven. Voor het eventueel treffen van een betalingsregeling met Woonbron wordt [gedaagde] verwezen naar de gemachtigde van Woonbron.
4.5
[gedaagde] zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kantonrechter stelt het gemachtigdensalaris vast op 2 salarispunten.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonbron te betalen een bedrag van € 1.683,46 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand april 2020, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het saldo vanaf 1 januari 2020 dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag der algehele voldoening, en een bedrag van € 124,99 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonbron vastgesteld op een bedrag van € 600,05 aan verschotten en een bedrag van € 360,00
aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44240