ECLI:NL:RBROT:2020:6160

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
10/997528-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handel in professioneel vuurwerk en bezit van verboden wapens en verdovende middelen

Op 9 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van handel in professioneel vuurwerk, het voorhanden hebben van verboden wapens en het bezit van verdovende middelen. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek waarbij de verdachte op 17 juli 2019 in Delft en op 9 oktober 2019 in 's-Gravenhage professioneel vuurwerk, waaronder super cobra's, aanbood en opsloeg in een zeecontainer en zijn woning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde, ondanks dat hij beweerde niet te weten dat het om illegaal vuurwerk ging. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte niet als detailhandelaar kon worden aangemerkt en dat de pseudokoper niet zonder meer als een persoon met gespecialiseerde kennis kon worden beschouwd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 323 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als kostwinner en de zorg voor zijn kinderen, maar benadrukte de ernst van de feiten en de risico's die hij had genomen door illegaal vuurwerk te verhandelen. De rechtbank besloot dat de verdachte niet terug naar de gevangenis hoefde, maar legde wel een forse voorwaardelijke straf op om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/997528-19
Datum uitspraak: 9 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische strafkamer, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
Raadsman mr. R.A. Kaarls, advocaat te ‘s-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 17 januari 2020 en 25 juni 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 17 januari 2020 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 alsmede het onder 6 ten laste gelegde met uitzondering van het voorhanden hebben van een hoeveelheid MDMA;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feit 6, tweede gedachtestreepje)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 6 ten laste gelegde voorhanden hebben van MDMA niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte van dit onderdeel zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feiten 2, 4, 5 en 6 eerste gedachtestreepje)
4.2.1.
Feit 2 Voorhanden hebben professioneel vuurwerk in zeecontainer
Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier en de verklaring van de verdachte ter zitting dat hij in een zeecontainer die op zijn naam stond, professioneel vuurwerk heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad, zal dit feit zonder nadere motivering bewezen worden verklaard.
4.2.2.
Feit 4 en 5 Voorhanden hebben boksbeugel en pepperspray
De verdachte heeft bekend dat hij een boksbeugel en flesjes pepperspray voorhanden heeft gehad. Deze ten laste gelegde feiten, die steun vinden in andere bewijsmiddelen, zullen zonder nadere motivering bewezen worden verklaard.
4.2.3.
Feit 6 Aanwezig hebben GHB
De verdachte heeft op de zitting bekend dat hij flesjes vloeistof bevattende GHB voorhanden heeft gehad. Dit onderdeel van de tenlastelegging dat steun vindt in andere bewijsmiddelen, zal zonder nadere motivering bewezen worden verklaard.
Bewijswaardering
4.3.1.
Feit 1 Handel in professioneel vuurwerk
Standpunt verdediging
De verdachte heeft bekend dat hij een partij van 1.500 cobra’s 6 via zijn medeverdachte als tussenpersoon heeft geleverd aan de pseudokoper. De verdediging heeft desondanks primair vrijspraak, subsidiair ontslag van rechtsvervolging bepleit. Daartoe is aangevoerd dat het tenlastegelegde artikel 1.2.2. lid 2 Vuurwerkbesluit, zich niet richt tot de verdachte als particuliere verkoper. Dit volgt uit de nota van toelichting behorend bij het besluit van 9 december 2009 tot wijziging van het Vuurwerkbesluit (Stb. 2009, 605), waarin het volgende over artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit is opgenomen: het eerste lid richt zich op de fabrikant, importeur en distributeur, het tweede lid richt zich op de transactie tussen de detailhandelaar en de particulier en het derde lid richt zich op de particulier zelf. Aangezien de tenlastelegging is gebaseerd op artikel 1.2.2, tweede lid, van het Vuurwerkbesluit, kan het ten laste gelegde reeds hierom niet aan de verdachte worden aangerekend en dient hij te worden vrijgesproken of anders dient ontslag van alle rechtsvervolging te volgen zoals in het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 22 oktober 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:8857).
Subsidiair dient de verdachte te worden ontslagen van rechtsvervolging aangezien de pseudokoper niet zonder meer kan worden aangemerkt als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis.
Beoordeling
Uit de nota van toelichting bij artikel 1.2.2. van het Vuurwerkbesluit volgt dat de bedoeling van het artikel is om professioneel vuurwerk dat naar aard en gevonden plaats in de handelsketen, bestemd is voor illegale verhandeling naar particulieren, uit de keten te verwijderen. Artikel 1.2.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit richt zich blijkens de nota van toelichting tot de professionele fabrikant, importeur en distributeur. Wat onder de detailhandelaar moet worden verstaan, wordt niet omschreven. Er is, anders dan door de raadsman gesteld, geen reden om onder “detailhandelaar” eveneens “professionele detailhandelaar” te verstaan. De detailhandelaar is in elk geval de particulier die vuurwerk levert aan andere particulieren, waaraan niet af doet dat die particulieren zelf weer (verder) handelen. Anders dan in het door de raadsman aangehaalde arrest van het hof Arnhem- Leeuwarden van 22 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8857) is de tenlastelegging in deze zaak toegesneden op artikel 1.2.2, tweede lid, van het Vuurwerkbesluit.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de pseudokoper moet worden gezien als een ander persoon dan iemand met gespecialiseerde kennis. Weliswaar wordt in artikel 1.1.2a lid 1 onder c van het Vuurwerkbesluit de politiemedewerker in de uitoefening van zijn functie genoemd als iemand mét gespecialiseerde kennis, maar een redelijke uitleg van deze bepaling brengt mee dat het daarbij dan wel moet gaan om een politiemedewerker die uit hoofde van zijn functie daadwerkelijk gespecialiseerde kennis van vuurwerk heeft. Dat is niet zonder meer bij iedere politiemedewerker het geval. In het algemeen is een pseudokoper geen politieambtenaar die over dergelijke specialistische kennis beschikt en evenmin is in het bijzonder aannemelijk geworden dat de desbetreffende pseudokoper over de gespecialiseerde kennis heeft beschikt.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Feit 3 Opzettelijk voorhanden hebben en opslaan van professioneel vuurwerk in een woning
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet wist dat de in zijn woning aangetroffen cobra’s 6 echt waren. Hij verkeerde in de veronderstelling dat het dummy’s waren. Van de rookbommen was hem niet bekend dat dit illegaal vuurwerk betrof.
Het is een feit van algemene bekendheid dat cobra’s 6 tot het professionele vuurwerk worden gerekend. Uit de rapportage blijkt dat het om vuurwerk gaat. De officier van justitie heeft ter zitting verder toegelicht dat dummy’s per stuk verpakt worden terwijl de bij de verdachte aangetroffen cobra’s met drie tegelijk verpakt waren, zoals gebruikelijk bij cobra’s 6. Bovendien staat op een dummy ook altijd vermeld dat het een dummy is. De verdachte heeft niks aangevoerd op grond waarvan hij er desondanks vanuit mocht gaan dat de cobra’s niet echt waren. Wat betreft de rookbommen, de zogenoemde Smoke Grenades, volgt uit het technische bewijs in het dossier dat deze eveneens kunnen worden aangemerkt als professioneel vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte – minst genomen – voorwaardelijk opzet heeft gehad op het opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk. Hij heeft de aanmerkelijke kans aanvaard dat het vuurwerk dat hij thuis bewaarde illegaal was. Zijn verklaring dat hij dacht dat het om dummy’s ging acht de rechtbank gelet op het voorgaande ongeloofwaardig.
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 9 oktober 2019 te Delfgauw, gemeente Pijnacker-Nootdorp, opzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk, te weten
- één of meer stuks knalvuurwerk (super cobra 6 en butterfly cracker en dragon boom)
- één of meer flowerbed­s­ en­­­
- één of meer shell­s­ ­en­­­
- één signaalraket en­­­­- één of meer rookbom­men­­(smoke generator) en­­­
- één knalstreng
voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen in een zeecontainer;
4.
hij op 9 oktober 2019 te ‘s-Gravenhage, een wapen van categorie I, onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad;
5.
hij op 9 oktober 2019 te ‘s-Gravenhage, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
6.
hij op 9 oktober 2019 te ‘s-Gravenhage, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 142,5 gram (120 ml) vloeistof, van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 17 juli 2019 te Delft, opzettelijk,
aan ander(en) dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk,
te weten één of meer stuks knalvuurwerk (super cobra 6)
ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte] en/of (een) pseudokoper;
3.
hij op 9 oktober 2019 te ‘s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, opzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk,
te weten
- één of meer stuks knalvuurwerk (super cobra 6) en
- één of meer rookbommen(smoke grenades)
voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen in zijn woning;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan
2.
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
3.
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
4.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
5.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
6.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opslaan en voorhanden hebben van illegaal vuurwerk in een zeecontainer en in zijn woning. Het vuurwerk in de zeecontainer betrof een grote hoeveelheid Super Cobra’s 6 en ander illegaal vuurwerk, het vuurwerk in zijn woning betrof een geringe hoeveelheid. De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het aan een ander ter beschikking stellen van een aanzienlijke hoeveelheid van die Super Cobra’s 6, door dit aan die ander te verkopen. Voor zover het gaat om de verkoop aan de pseudokoper heeft hij daarbij samengewerkt met zijn medeverdachte.
Door illegaal vuurwerk op te slaan in een zeecontainer, heeft de verdachte onverantwoorde risico’s genomen en de algemene veiligheid van personen en goederen ernstig in gevaar gebracht. Dit geldt ook voor het vuurwerk dat is aangetroffen in de woning van de verdachte. Dat lag in de woonkamer waar ook de jonge kinderen van de verdachte rondlopen. Indien het vuurwerk tot ontbranding was gekomen, zouden de gevolgen niet alleen voor gezinsleden van de verdachte, maar ook voor omwonenden en woningen in de buurt desastreus kunnen zijn geweest.
Indien het vuurwerk succesvol in omloop zou zijn gebracht zou dit bij consumenten terecht zijn gekomen met alle gevaren van dien. Het gaat immers om professioneel vuurwerk dat krachtige explosies teweeg brengt, vergelijkbaar met de kracht van een handgranaat. Ook is algemeen bekend dat bij het afsteken van dergelijk professioneel en zwaar vuurwerk door consumenten met regelmaat iets fout kan gaan en dat daarbij ernstig letsel aan personen en schade aan goederen kan ontstaan. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij niet heeft stilgestaan bij deze risico’s. Hij heeft zich kennelijk slechts laten leiden door het financieel gewin. Het is slechts te danken aan het actieve handelen van opsporingsdiensten van de politie dat het illegale vuurwerk niet in omloop is gekomen.
De verdachte heeft voorts in zijn woning een boksbeugel en pepperspray voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit daarvan brengt onaanvaardbare risico’s met zich en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving, temeer doordat dergelijke wapens niet zelden worden gebruikt bij het plegen van andere strafbare feiten.
Ook heeft de verdachte een hoeveelheid verdovende middelen in zijn woning voorhanden gehad. Hoewel het gaat om een geringe hoeveelheid, vormt dit een risico voor de volksgezondheid. Daarom dient hiertegen strafrechtelijk te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
3 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit bij een eventuele veroordeling de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de duur die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en daarnaast een taakstraf op te leggen. De verdachte draagt samen met zijn partner de zorg voor twee jonge kinderen van wie een meer dan gemiddelde zorg behoeft als gevolg van een autismespectrumstoornis. De verdachte is voorts kostwinner van het gezin en kan om die reden niet worden gemist.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht geven voor delicten als de onderhavige geen oriëntatiepunten. Bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank daarom gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn opgelegd. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte echter aanleiding om te bepalen dat de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. De rechtbank heeft daarbij in het voordeel van de verdachte meegewogen dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Voorts is meegewogen dat de verdachte, ondanks zijn voorlopige hechtenis nog steeds werkzaam is als banketbakker. Zijn werkgever stelt vooralsnog alle vertrouwen in de verdachte. De verdachte krijgt daarom de kans om te laten zien dat hij heeft geleerd van zijn ernstige fout. Ook weegt de rechtbank mee dat de officier van justitie in de zaak van de medeverdachte een gevangenisstraf heeft geëist die er op neer komt dat de medeverdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. De rechtbank ziet – anders dan de officier van justitie – geen aanleiding om aan de verdachte een zwaardere straf op te leggen dan aan zijn medeverdachte.
De rechtbank acht de hierna te noemen forse voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaar passend en geboden. Dit dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarmee kan echter niet worden volstaan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde. Daarom zal naast de voorwaardelijke gevangenisstraf ook een taakstrafstraf worden opgelegd van de maximale duur van 240 uren.

8..In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer, zoals de officier van justitie heeft gevorderd.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

  • 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 13, 26 en 55 Wet Wapens en munitie;
  • 1a, onder 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 9.2.2.1 Wet milieubeheer;
  • 1.2.2, tweede en derde lid van het Vuurwerkbesluit;
  • 2 aanhef onder C, derde lid van de Opiumwet.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van driehonderdvijfzestig (365) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
driehonderddrieëntwintig (323) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
tweehonderdveertig (240) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
honderdtwintig (120) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 stuks boksbeugel, Bodyguard. 01.01.001;
  • 2 stuks Cobra 6. 02.02.001;
  • 1 stuks smoke grenades Enola Gay. 02.02.002;
  • 1 stuks drugs, flesje met doorzichtig vloeistof. 03.05.001
  • 1 stuks drugs, flesje met doorzichtig vloeistof + spuit. 03.05.002;
  • 8 stuks drugs, pillen in fotoroldoos. 03.05.003;
  • 1 stuks wapen, pepperspray Dragon. 0505.011;
  • 59 dozen vuurwerk. H.01.01;
  • 3 stuks vuurwerk. Mortierinstallatie. H.01.02;
  • 1 stuks vuurwerk Martens. Meststof Kalisalpeter. H.01.03.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. A. Bonder en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juli 2020.
De jongste rechter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 17 juli 2019 te Delft, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk,
aan (een) ander(en) dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk,
te weten één of meer stuks knalvuurwerk (super cobra 6)
ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte] en/of (een) pseudokoper;
2.
hij op of omstreeks 9 oktober 2019 te Delfgauw, gemeente Pijnacker-Nootdorp, in elk
geval in Nederland, opzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk, te weten
in ieder geval
- één of meer stuks knalvuurwerk (super cobra 6 en/of butterfly cracker en/of dragon boom)
en/of
- één of meer flowerbed(s) en/of
- één of meer shell(s) en/of
- één signaalraket en/of
- één of meer rookbom(men) (smoke generator) en/of
- één knalstreng
voorhanden heeft gehad en/of heeft opgeslagen in een zeecontainer;
3.
hij op of omstreeks 9 oktober 2019 te ‘s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, opzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel vuurwerk,
te weten
- één of meer stuks knalvuurwerk (super cobra 6) en/of
- één of meer rookbom(men) (smoke grenades)
voorhanden heeft gehad en/of heeft opgeslagen in zijn woning;
4.
hij op of omstreeks 9 oktober 2019 te ‘s-Gravenhage, een wapen van categorie I, onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 9 oktober 2019 te ‘s-Gravenhage, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
6.
hij op of omstreeks 9 oktober 2019 te ‘s-Gravenhage, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 142,5 gram (120 ml) vloeistof, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende GHB, zijnde GHB en/of
- ongeveer 16 pillen/tabletten (5,9 gram), in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.