In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 juni 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Provincie Zuid-Holland als eiseres en verschillende besloten vennootschappen als gedaagden, waaronder Avanzo B.V., Emiko B.V. en Heveskes Energy B.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestuurders van de betrokken vennootschappen persoonlijk ernstig verwijtbaar hebben gehandeld, waardoor zij aansprakelijk zijn voor de schade die de provincie heeft geleden door onrechtmatige betalingen. De provincie vorderde een schadevergoeding van € 164.586,51, die door de rechtbank werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 januari 2015.
De procedure begon met een tussenvonnis van 16 januari 2019, waarin de rechtbank de provincie opdroeg bewijs te leveren van een betaling van € 120.000 aan Heveskes in 2010. De provincie heeft getuigen gehoord die bevestigden dat deze betaling had plaatsgevonden voor kennisoverdracht. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden geen bijzondere omstandigheden konden aanvoeren die deze betaling rechtvaardigden, en dat zij derhalve aansprakelijk waren voor de schade die de provincie had geleden.
De rechtbank heeft ook de proceskosten toegewezen aan de provincie, waarbij de gedaagden als grotendeels in het ongelijk gestelde partijen werden veroordeeld. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, ondanks verzet van de gedaagden. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders en de gevolgen van onrechtmatige betalingen in het kader van vennootschapsrecht.