ECLI:NL:RBROT:2020:5924
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsuitkering van een Bulgaarse gemeenschapsonderdaan zonder geldige verblijfstitel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een Bulgaarse verzoekster wiens bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam is ingetrokken. De intrekking vond plaats op 19 maart 2020, na de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning door de IND. Verzoekster betwistte de intrekking van haar bijstandsuitkering, stellende dat zij rechtmatig verblijf had en dat de intrekking onterecht was. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat verzoekster niet voldeed aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf zoals gesteld in de Vreemdelingenwet 2000 en dat de informatie van de IND door verweerder terecht is gevolgd. Verzoekster heeft ook een beroep gedaan op het Unierecht en het Besluit 1/80 EG, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder niet zelf de verblijfsstatus hoefde te beoordelen, aangezien de IND al had vastgesteld dat verzoekster geen rechtmatig verblijf had. Bovendien werd opgemerkt dat er geen wijziging van omstandigheden was die rechtmatig verblijf zou kunnen opleveren. De voorzieningenrechter heeft ook het argument van verzoekster over haar minderjarig kind, dat de Nederlandse nationaliteit heeft, verworpen, omdat er geen aanvraag om bijstand voor het kind was ingediend. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven.