In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 juni 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, DW Autoverhuur B.V. De werknemer had zich op 15 maart 2020 ziekgemeld vanwege hoestklachten en keelpijn, in het kader van de coronamaatregelen. Ondanks zijn verzoek om een bedrijfsarts in te schakelen, heeft de werkgever dit nagelaten en het loon van de werknemer vanaf 1 april 2020 stopgezet. De werknemer vorderde in kort geding betaling van zijn achterstallige loon en de wettelijke verhoging, terwijl de werkgever stelde dat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid.
De kantonrechter oordeelde dat de ziekmelding van de werknemer op 15 maart 2020 wel degelijk als zodanig moest worden erkend. De werkgever had de verplichting om een bedrijfsarts in te schakelen, wat niet is gebeurd. De rechter concludeerde dat de werknemer recht had op doorbetaling van zijn loon, omdat de werkgever niet had aangetoond dat de werknemer niet ziek was. De vordering van de werknemer tot betaling van het achterstallige loon werd toegewezen, evenals de wettelijke verhoging. De vorderingen van de werkgever in reconventie tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst werden afgewezen, omdat deze niet in kort geding konden worden behandeld.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers bij ziekmeldingen en de noodzaak om een bedrijfsarts in te schakelen bij twijfel over de arbeidsongeschiktheid van een werknemer. De kantonrechter heeft DW Autoverhuur veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon en de wettelijke verhoging, en de proceskosten aan de zijde van de werknemer.