ECLI:NL:RBROT:2020:5886

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
8235324 CV EXPL 19-54167
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot bewijs van handtekening op verlengingsformulier

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Belcentrale.nl B.V. en een gedaagde die onder een handelsnaam handelt. De eiseres, Belcentrale.nl B.V., had een vordering ingesteld op basis van een verlenging van een overeenkomst, maar is er niet in geslaagd te bewijzen dat de handtekening op het verlengingsformulier daadwerkelijk van de gedaagde was. De kantonrechter had eerder een bewijsopdracht gegeven aan Belcentrale om aan te tonen dat er op 7 maart 2018 een overeenkomst was verlengd. De gedaagde betwistte de ondertekening van het orderformulier, wat leidde tot de bewijsopdracht. Belcentrale voerde aan dat de overeenkomst tot stand was gekomen tijdens een bezoek aan de gedaagde en dat de handtekeningen overeenkwamen met eerdere documenten. Echter, de kantonrechter oordeelde dat de overgelegde bewijsstukken niet voldoende waren om de handtekening te verifiëren. De rechter concludeerde dat Belcentrale niet in haar bewijsopdracht was geslaagd en wees de vordering af. Tevens werd Belcentrale veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die in persoon procedeerde, en deze kosten werden begroot op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8235324 CV EXPL 19-54167
uitspraak: 26 juni 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Belcentrale.nl B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 13 december 2019,
gemachtigde: De Schout gerechtsdeurwaarders te Hilversum,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Belcentrale” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verdere verloop van de procedure

1.1
Het verdere verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
 het tussenvonnis van 3 april 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
 de akte levering bewijs van de zijde van Belcentrale, met producties.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De verdere omschrijving van het geschil

2.1
Bij het voormelde tussenvonnis heeft de kantonrechter Belcentrale toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat partijen op 7 maart 2018 zijn overeengekomen de tussen hen bestaande overeenkomst te verlengen met drie jaar. De kantonrechter is tot die bewijsopdracht gekomen, omdat [gedaagde] de ondertekening van het orderformulier, waaruit de verlenging van die overeenkomst zou volgen, stellig heeft betwist.
2.2
Bij akte van 29 april 2020 heeft Belcentrale aangevoerd dat de overeenkomst tijdens het bezoek aan [gedaagde] op 5 maart 2008 tot stand is gekomen, dat de handtekeningen op de
pagina’s overeenkomen met de handtekening van [gedaagde] op het incassocontract van 15 mei 2014 en het opzegformulier van 20 september 2018. [gedaagde] heeft het getekende contract op de dag van de installatie per email ontvangen en heeft geen gebruik gemaakt van de bedenktijd die hij volgens de algemene voorwaarden had. [gedaagde] heeft de nieuwe toestellen en het abonnement, conform de overeenkomst, gebruikt en heeft het contract nimmer betwist. Daarom duurde de overeenkomst volgens Belcentrale ook na 19 november 2018 nog voort met een looptijd van drie jaar. Belcentrale stelt zich op het standpunt dat de stellingen van [gedaagde] zijn weerlegd en er voldoende is aangetoond dat de vordering gegrond en terecht is en voor toewijzing in aanmerking dient te komen.

3..De verdere beoordeling van het geschil

3.1
Zoals in het tussenvonnis is overwogen levert een onderhandse akte (zoals het orderformulier) waarvan de ondertekening door de partij tegen welke zij dwingend bewijs zou opleveren, stellig wordt ontkend, op grond van artikel 159 lid 2 Rv geen bewijs op zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is.
3.2
De kantonrechter is van oordeel dat Belcentrale in de akte uitlating slechts haar eerdere stellingen heeft herhaald en dat de overgelegde producties niet het bewijs bevatten dat de handtekening op het orderformulier afkomstig is van [gedaagde] . Dat Belcentrale aan het slot van de akte opmerkt dat zij in het geval er, ingevolge de wet, op haar meer bewijslast mocht rusten, aanbiedt al haar stellingen te bewijzen met alle middelen rechtens, leidt niet tot een ander oordeel, nu Belcentrale de mogelijkheid tot het leveren van dat bewijs juist heeft gekregen door middel van voornoemde bewijsopdracht. In dit verband wordt nog opgemerkt dat Belcentrale haar stelling dat het abonnement ook na november 2018 nog feitelijk door [gedaagde] is gebruikt, niet adequaat heeft onderbouwd. Belcentrale heeft één
“gesprekstatistieken” overgelegd, behorende bij de factuur van januari 2019. Daarop staat de facto één gesprek, dat bovendien volgens die statistieken is gevoerd met een telefoonnummer dat niet op haar facturen staat vermeld.
3.3
Het voorgaande betekent dat Belcentrale niet in haar bewijsopdracht is geslaagd. De door Belcentrale gevorderde hoofdsom zal daarom worden afgewezen. De nevenvorderingen delen hetzelfde lot.
3.4
Belcentrale wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde] . Die proceskosten worden begroot op nihil, omdat [gedaagde] in persoon procedeert.

4..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Belcentrale in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44478