ECLI:NL:RBROT:2020:5794

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
8324760 CV EXPL 20-5356
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde premie zorgverzekering en verjaring van de vordering

In deze zaak heeft Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde voor het betalen van een openstaande premie van € 112,52, die voortvloeit uit een zorgverzekeringsovereenkomst. De gedaagde heeft de vordering betwist, stellende dat de facturen onjuist zijn en dat de vordering is verjaard. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een zorgverzekeringsovereenkomst had met Zilveren Kruis en dat hij periodiek premie verschuldigd was. De basiszorgverzekering van de gedaagde is per 1 januari 2012 beëindigd, maar de gedaagde heeft een deel van de premie van december 2011 onbetaald gelaten. Zilveren Kruis heeft de gedaagde meerdere keren aangemaand, wat de verjaring van de vordering heeft gestuit. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde nog steeds € 56,50 verschuldigd is, en dat de vordering niet is verjaard. De kantonrechter heeft de vordering van Zilveren Kruis toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten van Zilveren Kruis.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8324760 CV EXPL 20-5356
uitspraak: 26 juni 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V. te Groningen,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Zilveren Kruis’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 27 januari 2020, met één productie;
  • de aantekeningen van 25 februari 2020 van het mondelinge antwoord van [gedaagde] ;
  • de conclusie van repliek.
1.2
[gedaagde] heeft, hoewel daartoe naar behoren in de gelegenheid te zijn gesteld, ter rolzitting van 28 mei 2020 niet meer gereageerd.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[gedaagde] heeft met Zilveren Kruis een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten, die betrekking heeft op een basisverzekering en/of aanvullende verzekering.
2.2
Uit hoofde van deze overeenkomst en de wet is [gedaagde] aan Zilveren Kruis periodiek (bij vooruitbetaling) premie en/of eigen risico en/of eigen bijdrage verschuldigd.
2.3
Per 1 januari 2012 is de basiszorgverzekering van [gedaagde] bij Zilveren Kruis beëindigd.

3..De vordering

3.1
Zilveren Kruis heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 112,52 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2020 over € 56,50, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft Zilveren Kruis – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
[gedaagde] heeft de factuur van 1 december 2011 met factuurnummer [factuurnummer] ter zake van de premie van december 2011 deels onbetaald gelaten.
3.2.2.
Door de wanbetaling van [gedaagde] zag Zilveren Kruis zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. Op 12 oktober 2017 heeft de gemachtigde van Zilveren Kruis [gedaagde] aangemaand. De gemaakte kosten van € 44,77 (incl. BTW) komen op grond van artikel 6:96 lid 5 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) voor rekening van [gedaagde] .
3.2.3
Voorts maakt Zilveren Kruis aanspraak op wettelijke rente, waaronder een bedrag van € 11,25 aan vervallen rente berekend tot 14 januari 2020.

4..Het verweer

Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering van Zilveren Kruis. Daartoe heeft [gedaagde] – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – aangevoerd dat de vordering niet klopt. Per 1 januari 2012 is hij overgestapt naar een andere zorgverzekering. Overstappen is pas mogelijk op het moment dat alle openstaande facturen zijn voldaan. Er stond dus niets meer open. [gedaagde] stelt dat hij pas zes jaar later een bericht krijgt van Zilveren Kruis, waardoor de vordering is verjaard.

5..De beoordeling van de vordering

5.1.
In reactie op het verweer van [gedaagde] heeft Zilveren Kruis aangevoerd dat bij [gedaagde] op 14 december 2011 het premiebedrag ad € 106,50 voor december 2011 werd geïncasseerd, waardoor [gedaagde] kon overstappen naar een nieuwe zorgverzekering. Nadat [gedaagde] in januari 2012 is overgestapt naar een nieuwe zorgverzekering heeft [gedaagde] op 6 januari 2012 het bedrag ad € 106,50 gestorneerd. Nadat Zilveren Kruis om betaling verzocht had, heeft [gedaagde] alsnog in november 2012 € 50,00 voldaan, zodat nog openstond € 56,50. [gedaagde] heeft die stelling niet weersproken en ook geen bewijs van betaling overgelegd. Een en ander leidt tot de conclusie dat vast staat dat [gedaagde] genoemd bedrag van € 56,50 nog verschuldigd is sedert 14 december 2011.
5.2
Het beroep van [gedaagde] op verjaring wordt verworpen. Ingevolge artikel 3:307 lid 1 BW verjaart een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit een overeenkomst tot een geven of een doen door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. Artikel 3:317 lid 1 BW bepaalt dat voornoemde verjaring wordt gestuit door onder meer een schriftelijke aanmaning. Zilveren Kruis heeft de betalingsaanmaningen van de periode december 2012 tot en met oktober 2019 overgelegd. [gedaagde] heeft de ontvangst van die aanmaningen niet betwist, waardoor de verjaringstermijn door Zilveren Kruis is gestuit. Op grond van artikel 3:319 lid 1 BW gaat na stuiting van de verjaring van een rechtsvordering een nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar lopen. De vordering ten bedrage van € 56,60 is opeisbaar, omdat de verjaring meermaals is gestuit. De vordering van Zilveren Kruis tot betaling het de openstaande premiebedrag van december 2011 wordt dan ook toegewezen.
5.3
Zilveren Kruis maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vergoeding waarop ingevolge het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten aanspraak kan worden gemaakt, zal worden berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen tot een bedrag van € 44,77.
5.4
De gevorderde wettelijke rente, waaronder een bedrag van € 11,25 wordt, als onbetwist en op de wet gegrond, toegewezen.
5.5
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] in de proceskosten van Zilveren Kruis veroordeeld.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Zilveren Kruis tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 112,52 aan hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en vervallen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over € 56,50 vanaf 14 januari 2020 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis vastgesteld op € 229,09 aan verschotten en € 72,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485