ECLI:NL:RBROT:2020:5784

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juni 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
8279751 CV EXPL 20-2518
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en kostenvergoeding door netbeheerder na beëindiging leveringsovereenkomst door gedaagden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stedin Netbeheer B.V. en drie gedaagden, die gezamenlijk procedeerden. Stedin, als netbeheerder, vorderde een schadevergoeding en kostenvergoeding van de gedaagden, omdat zij nalatig waren geweest in het onderhouden van een leveringsovereenkomst voor elektriciteit en gas. De gedaagden hadden tot 14 oktober 2019 een contract met een leverancier, maar waren van oktober 2019 tot maart 2020 zonder contract gebleven, ondanks herhaalde sommatie door Stedin om een nieuw contract af te sluiten. Pas op 2 maart 2020 sloten de gedaagden een nieuw contract af met Energie Direct.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld door elektriciteit en gas af te nemen zonder een geldige leveringsovereenkomst. De vordering van Stedin om de gedaagden te veroordelen tot het betalen van kosten voor het deactiveren van de aansluitingen werd afgewezen, omdat Stedin haar vordering tot afsluiting van de aansluitingen had ingetrokken na de eisvermindering. De gedaagden werden echter wel veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 75,00 en de proceskosten, die in totaal op € 353,09 werden vastgesteld. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

De uitspraak benadrukt de verplichting van consumenten om te allen tijde een geldige leveringsovereenkomst te onderhouden en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichting, zoals het onrechtmatig afnemen van energie.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8279751 CV EXPL 20-2518
uitspraak: 12 juni 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Stedin Netbeheer B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: I. Hanenberg van Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso te Arnhem,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2],
3. [gedaagde 3],
allen wonende te [woonplaats gedaagden] ,
gedaagden,
allen procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Stedin’ en ‘ [gedaagde 1] c.s.’ in vrouwelijk meervoud.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 16 januari 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek, tevens inhoudende vermindering van eis, met producties;
  • de conclusie van dupliek.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Stedin is netbeheerder in de zin van artikel 10 lid 3 van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet) en artikel 1 lid 1 sub e juncto artikel 2 lid 1 van de Gaswet 1998 (hierna: G-wet).
2.2
[gedaagde 1] c.s. zijn woonachtig op het adres [adres] te Krimpen aan den IJssel. Op dit adres beschikken [gedaagde 1] c.s. over een elektriciteitsaansluiting op het regionale elektriciteitsnet met meternummer [meternummer 1] en EAN-code [EAN-code 1] en een gasaansluiting op het regionale gastransportnet met meternummer [meternummer 2] en EAN-code [EAN-code 2] . Elektriciteitsaansluitingen en gasaansluitingen maken onderdeel uit van het net waarop [gedaagde 1] c.s. zijn aangesloten. Deze netten worden beheerd door Stedin.
2.3
Tot 14 oktober 2019 hadden [gedaagde 1] c.s. voor de levering van elektriciteit en gas een leveringsovereenkomst met een leverancier.
2.4
In de periode van oktober 2019 tot maart 2020 heeft de gemachtigde van Stedin [gedaagde 1] c.s. meerdere malen schriftelijk gesommeerd om een nieuw leveringscontract met een energieleverancier af te sluiten om afsluiting te voorkomen. Vanaf 14 oktober 2019 tot 2 maart 2020 zijn [gedaagde 1] c.s. geen nieuwe leveringsovereenkomst aangegaan met een nieuwe energieleverancier.
2.5
Per 2 maart 2020 hebben [gedaagde 1] c.s. voor de levering van elektriciteit en gas een contract afgesloten met Energie Direct.

3..De vordering

3.1
Stedin heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat Stedin op grond van artikel 558 sub b Rv gerechtigd is werkzaamheden op of aan een onroerende zaak te verrichten, namelijk werkzaamheden om tot afsluiting van de elektriciteitsaansluiting en gasaansluiting op het adres [adres] te komen;
[gedaagde 1] c.s. te veroordelen te gedogen dat Stedin de hiervoor genoemde werkzaamheden aan het adres verricht;
[gedaagde 1] c.s. te veroordelen om de kosten ten behoeve van het deactiveren van de aansluiting en/of de meetinrichtingen, begroot op een bedrag van € 197,10 exclusief BTW, aan Stedin te voldoen;
[gedaagde 1] c.s. te veroordelen om ten titel van schadevergoeding een bedrag van € 75,00 aan Stedin te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
[gedaagde 1] c.s. te veroordelen in de kosten van dit geding, alsmede met veroordeling in de nakosten.

4..Het verweer

4.1
[gedaagde 1] c.s. erkennen dat zij nalatig zijn geweest met de betalingen aan een leverancier voor gas en licht. Op dit moment hebben [gedaagde 1] c.s. ondersteuning vanuit de gemeente om inzicht te krijgen in hun financiële situatie. Op aanraden van deze ondersteuner is een contract voor gas en elektra aangevraagd bij Energie Direct. [gedaagde 1] c.s. verzoeken, onder andere vanwege medische redenen, om de energieaansluitingen niet af te sluiten.

5..De beoordeling van de vordering

5.1
Bij conclusie van repliek heeft Stedin haar eis verminderd, omdat [gedaagde 1] c.s. met ingang van 2 maart 2020 een contract hebben afgesloten bij een leverancier en Stedin daarom geen belang meer heeft bij haar vordering tot afsluiting van de energieaansluitingen. Na eisvermindering vordert Stedin de kostenveroordeling van € 197,10 exclusief BTW ten behoeve van het deactiveren van de aansluiting en/of de meetinrichtingen, de veroordeling van een schadevergoeding van € 75,00 en om de proceskostenveroordeling, alsmede de nakosten. Deze vordering ligt nu dan ook ter beoordeling voor.
5.2
Aangezien Stedin haar vordering om te bepalen dat Stedin de energieaansluitingen mag afsluiten niet handhaaft en van afsluiting dan ook geen sprake zal zijn, wordt de vordering van Stedin om Van de Wal c.s. in de kosten van die afsluiting te veroordelen ten bedrage van € 197,10 exclusief BTW afgewezen.
5.3
[gedaagde 1] c.s. hebben niet betwist dat op 14 oktober 2019 door de vorige leverancier een ‘einde levering’ is geregistreerd en dat [gedaagde 1] c.s., zoals zij zelf hebben gesteld, pas per 2 maart 2020 een nieuw energiecontract hebben afgesloten met Energie Direct. Gelet daarop hebben [gedaagde 1] c.s. in strijd met de op hen rustende verplichting om te allen tijde een leveringsovereenkomst te onderhouden gehandeld. Aangezien het Stedin zelf niet is toegestaan om als energieleverancier op te treden, is Stedin in die situatie gehouden om tot afsluiting van de energieaansluitingen over te gaan. [gedaagde 1] c.s. hebben onrechtmatig jegens Stedin gehandeld door desondanks elektriciteit en/of gas af te nemen. Het had op de weg van [gedaagde 1] c.s. gelegen om op de sommatiebrieven te reageren, (tijdig) een leveringsovereenkomst af te sluiten of medewerking te verlenen aan het afsluiten van de elektriciteit en het gas. Onder deze omstandigheden zijn [gedaagde 1] c.s. de gefixeerde schadevergoeding van € 75,00 aan Stedin verschuldigd. [gedaagde 1] c.s. zijn allen meerderjarige en voor Stedin niet te onderscheiden bewoners van het pand waaraan energie is geleverd, zodat [gedaagde 1] c.s. de gefixeerde schadevergoeding allen voor het geheel zijn verschuldigd.
5.4
[gedaagde 1] c.s. heeft gesteld de vordering middels een betalingsregeling te willen voldoen. Op grond van artikel 6:29 Burgerlijk Wetboek kan Stedin niet worden verplicht in te stemmen met een betalingsregeling en is de kantonrechter niet gerechtigd om een betalingsregeling vast te stellen zonder instemming van Stedin. Voor het (eventueel alsnog) treffen van een betalingsregeling met Stedin wordt [gedaagde 1] c.s. verwezen naar de gemachtigde van Stedin.
5.5
Voor zover [gedaagde 1] c.s. hebben bedoeld aan te voeren dat zij ten onrechte door Stedin zijn gedagvaard, wordt dat verweer verworpen. [gedaagde 1] c.s. handelden immers in strijd met de op hen rustende verplichting om te allen tijde een leveringsovereenkomst te onderhouden en zij hebben – door tegelijkertijd wel energie af te nemen – onrechtmatige jegens Stedin gehandeld, zodat Stedin terecht tot dagvaarding is overgegaan.
5.6
[gedaagde 1] c.s. wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten van Stedin veroordeeld, die worden vastgesteld op € 124,00 aan griffierecht, € 85,09 aan dagvaardingskosten en € 144,00 aan salaris voor de gemachtigde van Stedin (twee punten à € 72,00). De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel kan geven en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich vooraf laten begroten.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk, in die zin dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om aan Stedin tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 75,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk, in die zin dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Stedin vastgesteld op € 209,09 aan verschotten en € 144,00 aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [gedaagde 1] c.s. niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis hebben voldaan, tevens begroot op € 36,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, moet het bedrag aan nasalaris nog worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door. mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485