ECLI:NL:RBROT:2020:5688

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
8075267 CV EXPL 19-42313
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van koopovereenkomsten en terugbetaling van aanbetaling in consumentenkoop

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een consument, aangeduid als eiseres 1, en een besloten vennootschap, aangeduid als gedaagde. De eiseres had een koopovereenkomst gesloten met gedaagde voor de levering van een keuken en een badmeubel, maar de levering vond niet plaats. Eiseres had een aanbetaling gedaan van € 12.943,60 voor de keuken, maar gedaagde weigerde de goederen te leveren tenzij het volledige bedrag vooraf werd betaald. Eiseres heeft gedaagde in gebreke gesteld en uiteindelijk de overeenkomst ontbonden. Gedaagde heeft hierop niet gereageerd en de aanbetaling niet terugbetaald.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een consumentenkoop en dat gedaagde onterecht een volledige vooruitbetaling had geëist. De rechter oordeelde dat de ontbinding van de overeenkomst door eiseres terecht was ingeroepen en dat gedaagde verplicht was om de aanbetaling terug te betalen. De rechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 13.052,82, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Ook zijn de proceskosten aan de zijde van eiseres toegewezen. De vorderingen van gedaagde in reconventie zijn afgewezen, omdat deze voortvloeiden uit de niet nagekomen verplichtingen van gedaagde.

De uitspraak benadrukt de bescherming van consumenten in koopovereenkomsten en de onredelijkheid van voorwaarden die afwijken van de wettelijke bepalingen, zoals het eisen van volledige betaling voorafgaand aan de levering. De rechter heeft de vorderingen van eiseres toegewezen en gedaagde in de kosten van de procedure veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 8075267 CV EXPL 19-42313
Uitspraak: 3 juli 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres 1],
wonende te [woonplaats eiseres 1] , gemeente [gemeente] ,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 24 september 2019, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. C. Heefer te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde, eiseres in reconventie,
in het geding verschenen bij haar directeur, mevrouw [naam directeur] .
Partijen worden hierna ‘ [eiseres 1, verweerster] ’ respectievelijk ‘ [gedaagde, eiseres 2] ’ genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
  • het vonnis van 14 november 2019;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met productie;
  • de conclusie van repliek in conventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie;
  • de nadere conclusie in conventie tevens conclusie van dupliek in reconventie van [eiseres 1] ;
  • de nadere conclusie in conventie van [gedaagde] .
1.2
De datum van deze uitspraak is door de kantonrechter (nader) bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten, nu deze enerzijds zijn gesteld dan wel blijken uit de overgelegde stukken en anderzijds zijn erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd zijn bestreden:
2.1
Op 8 oktober 2018 is tussen partijen een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een door [gedaagde] aan [eiseres 1] te leveren keuken, inclusief apparatuur, tegen een door [eiseres 1] te betalen prijs van € 24.500,-. Nadien heeft een wijziging plaatsgehad in de door [gedaagde] te leveren apparatuur, waardoor de door [eiseres 1] te betalen prijs eveneens is gewijzigd, en wel in een bedrag van € 25.887,20.
2.2
Op de door [eiseres 1] getekende offerte is door [gedaagde] tot uitdrukking gebracht dat de klant door ondertekening daarvan ‘
akkoord gaat met de prijzen en onze voorwaarden’.
2.3
Bij factuur van 29 november 2018 heeft [gedaagde] [eiseres 1] een bedrag van € 12.943,60 in rekening gebracht als (50%) aanbetaling voor de bestelde keuken. Op 7 december 2018 heeft [eiseres 1] dit bedrag aan [gedaagde] betaald.
2.4
Op 7 december 2018 hebben partijen via WhatsApp een tweede koopovereenkomst gesloten, ditmaal met betrekking tot een door [gedaagde] aan [eiseres 1] te leveren badmeubel en wastafel, tegen een door [eiseres 1] te betalen prijs van € 2.295,-.
2.5
Bij brief van 8 maart 2019 heeft de gemachtigde van [eiseres 1] [gedaagde] het volgende geschreven:
“(…)
Conform afspraken doet cliënte op 7 december 2018 een aanbetaling van 50% van de koopprijs van de keuken (€ 12.943,60). Tevens is overeengekomen dat levering van de keuken plaatsvindt in week 51 van 2018. Omdat er geen afspraken zijn gemaakt over de levering van het badmeubel en de wastafel is artikel 7:9 lid 4 BW van toepassing. Uit dat artikel blijkt dat de verkoper de zaak onverwijld en in ieder geval binnen 30 dagen na het sluiten van de overeenkomst dient te leveren. Dat betekent dat het badmeubel en de wastafel uiterlijk op 7 januari 2019 moeten zijn geleverd.
Tot op heden zijn de keuken, het badmeubel en de wastafel niet geleverd aan cliënte. Er is daardoor sprake van een tekortkoming in de nakoming.
U bent van mening dat voorafgaand aan de levering de volledige koopsom betaald had moeten worden. Omdat cliënte niet heeft voldaan aan dat verzoek, bent u van mening dat u de keuken, het badmeubel en de wastafel niet hoeft te leveren. Dit is echter niet correct. Uit artikel 7:26 lid 2 BW blijkt dat de betaling dient te geschieden ten tijde en ter plaatse van de aflevering. Van dat artikel kan in de algemene voorwaarden niet ten nadele van de koper worden afgeweken, zo blijkt uit artikel 7:6 lid 1 BW. U heeft alleen in de algemene voorwaarden opgenomen dat volledige betaling dient te geschieden voorafgaand aan de levering. Daar komt bij dat u voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst, noch bij het sluiten van de overeenkomst de algemene voorwaarden aan cliënte ter beschikking heeft gesteld. De bepaling met betrekking tot volledige betaling voorafgaand aan de levering die is opgenomen in de algemene voorwaarden wordt aangemerkt als onredelijk bezwarend. Cliënte hoeft daarom niet te voldoen aan uw verzoek en zal daarom het resterende bedrag pas bij aflevering aan u voldoen.
Namens cliënte verzoek en voor zover nodig sommeer ik u om binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief in overleg de keuken, het badmeubel en de wastafel te leveren. Communicatie over de levering dient u aan mij te richten. (…)
Indien u niet voldoet aan bovenstaand verzoek dan zal cliënte de overeenkomst ontbinden. U bent dan conform artikel 7:19a lid 3 BW gehouden de door cliënte reeds gedane betaling van € 12.943,60 terug te betalen.
(…)”.
2.6
Bij brief van 18 maart 2019 heeft [gedaagde] hierop als volgt geantwoord:
“(…)
Ik heb (…) [eiseres 1] (…) reeds voorstellen gedaan, waar zij niet op in is gegaan. Ik wil mevrouw nog één voorstel doen betreffende de levering van de keuken, het badmeubel en de wastafel.
Bij levering voor de deur, voordat de goederen de vrachtwagen uit komen, betaald (…) [eiseres 1] (…) de keuken, het badmeubel en de wastafel door overschrijving per bank en overhandigt hiervan een screenshot. Pas als het geld van de keuken, het badmeubel en de wastafel op de bankrekening van [gedaagde] staat, wordt de keuken, het badmeubel en de wastafel uitgeladen.
(…)”.
2.7
Vervolgens heeft de gemachtigde van [eiseres 1] bij brief van 12 april 2019 [gedaagde] het volgende geschreven
“(…)
Op 18 maart 2019 heeft u gereageerd op mijn schrijven. U heeft in die brief geen werkbare oplossing gegeven. Tevens heeft u nooit de keuken geleverd. Ik moet derhalve constateren dat u in verzuim blijft ten aanzien van uw verplichtingen voortvloeiende uit de koopovereenkomst.
Zoals reeds aangekondigd gaat cliënte bij deze over tot ontbinding van de koopovereenkomst. De koop is hiermee ongedaan gemaakt, alsmede de uit de koop voortvloeiende verplichtingen. (…)
Cliënte vordert de aanbetaling ter hoogte van € 12.943,60 terug. Ik verzoek, en voor zover nodig sommeer ik u het voorgenoemd aankoopbedrag binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief te voldoen aan cliënte (…).
(…)”.
2.8
Bij brief van 12 september 2019 heeft de gemachtigde van [eiseres 1] aan [gedaagde] het volgende geschreven
“(…)
Bij brief d.d. 8 maart 2019 heb ik u een termijn gesteld om alsnog het badmeubel en de wastafel te leveren. Deze termijn is afgelopen op 22 maart 2019. Tot op heden heeft u het badmeubel en de wastafel niet geleverd. Ik moet derhalve constateren dat u immer in verzuim blijft ten aanzien van uw verplichtingen voortvloeiende uit de koopovereenkomst.
Zoals reeds aangekondigd gaat cliënte bij deze over tot ontbinding van de koopovereenkomst. De koop is hiermee ongedaan gemaakt, alsmede de uit de koop voortvloeiende verplichtingen.
(…)”.

3.Het geschil

3.1
[eiseres 1] heeft -
in conventie- gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primairte verklaren voor recht dat de overeenkomst met betrekking tot de keuken en/of de overeenkomst met betrekking tot het badmeubel en de wastafel is ontbonden, dan wel
subsidiairde ontbinding van de overeenkomst met betrekking tot de keuken en/of de ontbinding van de overeenkomst met betrekking tot het badmeubel en de wastafel uit te spreken,
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 13.052,82, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de ontbinding d.d. 12 april 2019, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.094,37, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen deze termijn wordt betaald,
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten alsook in de nakosten, deze kosten eveneens vermeerderd met wettelijke rente.
3.2
Aan die vordering heeft [eiseres 1] -sterk samengevat- ten grondslag gelegd dat [gedaagde] ondanks aanmaning in gebreke is gebleven de door [eiseres 1] gekochte goederen te leveren. Vanwege dit verzuim was [eiseres 1] dan ook gerechtigd de beide overeenkomsten te ontbinden, hetgeen zij ook heeft gedaan. [gedaagde] is vervolgens echter weigerachtig gebleven de door [eiseres 1] gedane aanbetaling van € 12.943,60 te restitueren. Naast dat bedrag en de wettelijke rente daarover, door [eiseres 1] tot aan de dagvaarding berekend op € 109,22, dient [gedaagde] [eiseres 1] een bedrag van € 1.094,37 aan buitengerechtelijke kosten te vergoeden, deze kosten eveneens vermeerderd met wettelijke rente.
3.3
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat strekt tot afwijzing van het door [eiseres 1] gevorderde. Ook heeft zij een tegenvordering ingesteld. [eiseres 2] heeft -
in reconventie- gevorderd [verweerster] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om (a) de overeenkomst met betrekking tot de keuken en de overeenkomst met betrekking tot het badmeubel en wastafel na te komen, (b) aan [eiseres 2] te betalen het door haar voor de keuken nog verschuldigde bedrag van € 12.943,- en het door haar voor het badmeubel en de wastafel nog verschuldigde bedrag van € 2.295,-, en (c) aan [eiseres 2] te betalen een bedrag van € 5.500,- (44 weken á € 125,-) aan opslagkosten, dit alles vermeerderd met wettelijke rente en met veroordeling van [verweerster] in de kosten van de procedure.
3.4
Op hetgeen [eiseres 2] ter toelichting op haar vordering heeft aangevoerd alsook op hetgeen [verweerster] , die gemotiveerd verweer heeft gevoerd, ter zake naar voren heeft gebracht en op hetgeen partijen overigens in conventie en in reconventie naar voren hebben gebracht, wordt hierna, voor zover althans van belang voor de uitkomst, teruggekomen.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1
Vanwege de onderlinge samenhang tussen de vorderingen in conventie en die in reconventie zal de kantonrechter de geschilpunten tussen partijen over en weer hierna gezamenlijk behandelen.
4.2
Uit de over en weer gewisselde processtukken blijkt dat [gedaagde] gedurende geruime tijd als voorwaarde aan (af)levering van de door [eiseres 1] gekochte goederen (de keuken, het badmeubel en de wastafel) heeft gesteld en is blijven stellen dat [eiseres 1] , bovenop de door haar reeds gedane aanbetaling van 50% voor de keuken, eerst het restant van de prijs van de keuken en het volledige bedrag van het badmeubel en de wastafel zou betalen.
4.3
In dat verband heeft [gedaagde] zich beroepen op de volgens haar van toepassing zijnde algemene voorwaarden, die zij bij de koop van de keuken aan [eiseres 1] overhandigd zou hebben, waarin, zoals volgens haar gebruikelijk is in de branche, is bepaald dat 100% van de prijs van de keuken vijf dagen voor aflevering op de rekening van [gedaagde] bijgeschreven moet zijn. [eiseres 1] heeft de toepasselijkheid van die voorwaarden betwist, nu deze haar, zo heeft zij gesteld, niet voor of bij het sluiten van de overeenkomst ter hand zijn gesteld, zij aanwijzingen heeft dat deze voorwaarden eerst na het sluiten van de overeenkomsten zijn opgesteld en [gedaagde] , gelet op artikel 7:6 BW, bovendien geen beroep toekomt op deze van de bij consumentenkoop geldende wettelijke bepalingen afwijkende voorwaarde.
4.4
De kantonrechter overweegt dat teneinde vast te kunnen stellen welk wettelijk kader hier geldt, vooreerst moet worden vastgesteld of hier sprake is van een consumentenkoop, dat wil zeggen (zie artikel 7:5 lid 1 BW) de koop met betrekking tot een roerende zaak die wordt gesloten door een verkoper die handelt in de uitoefening van een beroep op bedrijf en een koper, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep op bedrijf.
4.5
Niet in geschil is dat [gedaagde] de onderhavige overeenkomsten met [eiseres 1] gesloten heeft in de uitoefening van haar bedrijf. Van aanwijzingen dat hetzelfde geldt voor [eiseres 1] , is echter niet, althans onvoldoende gebleken. Daartoe wordt overwogen dat uit de gewisselde processtukken blijkt dat [gedaagde] bekend was dat de goederen bestemd waren voor de (privé) nieuwbouwwoning van [eiseres 1] , terwijl de beide facturen ook op naam zijn gesteld van [eiseres 1] privé. Dit zijn bepaald sterke aanwijzingen dat het hier gaat om een aanschaf als consument, terwijl niet gebleken is van aanwijzingen dat [eiseres 1] deze goederen heeft gekocht als ondernemer. De door [gedaagde] ter zake aangevoerde omstandigheden dat [eiseres 1] ook ondernemer (in dezelfde branche) is en dat zij thuis een atelier heeft, betekent uiteraard niet dat de onderhavige overeenkomsten daarom niet als consumentenkoop zouden kunnen worden aangemerkt. De kantonrechter kenmerkt de beide overeenkomsten dan ook als consumentenkoop, onder verwerping van het andersluidende standpunt van [gedaagde] .
4.6
Op de voet van artikel 7:26 lid 2 BW dient betaling van de goederen te geschieden ten tijde en ter plaatse van de aflevering, waarbij ingeval van consumentenkoop de koper kan worden verplicht tot vooruitbetaling van niet meer dan de helft van de koopprijs. Het gaat hier om regelend recht, wat wil zeggen dat het toegestaan is bij individueel beding daarvan af te wijken, maar indien bij algemene voorwaarden ten nadele van de consument van deze wettelijke regeling wordt afgeweken, geldt het betreffende beding als onredelijk bezwarend en is het derhalve vernietigbaar (artikel 7:6 lid 2 BW jo. artikel 6:233 BW).
4.7
Als derhalve al zou komen vast te staan dat haar, volgens [gedaagde] , toen al bestaande algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan [eiseres 1] ter hand zijn gesteld en daarom het beroep van [eiseres 1] op vernietigbaarheid van die voorwaarde op de voet van artikel 6:233 sub b BW niet zou opgaan, dan nog geldt dat [gedaagde] aan die bepaling jegens [eiseres 1] geen rechten kan ontlenen omdat deze hier geldt als onredelijk bezwarend en op die grond (zie 4.6) voor vernietiging in aanmerking komt.
4.8
Daarbij merkt de kantonrechter overigens op dat gesteld noch gebleken is dat, en zo ja op welke wijze, [gedaagde] haar algemene voorwaarden eveneens op de via WhatsApp gesloten koop met betrekking tot het badmeubel en de wastafel van toepassing verklaard heeft, terwijl die voorwaarden, blijkens de tekst daarvan, bovendien alleen betrekking lijken te hebben op de aanschaf van een keuken, en dus niet (zonder meer) op andere goederen, zoals een badmeubel en een wastafel. Voor zover [gedaagde] zich op het vorenbedoeld (vooruitbetalings)beding heeft beroepen met betrekking tot die goederen, kan dat beroep ook om deze redenen niet slagen.
4.9
Voor zover het verweer van [gedaagde] aldus moet worden begrepen dat tussen partijen, los van de algemene voorwaarden, is afgesproken dat de door [eiseres 1] gekochte goederen volledig zouden worden betaald voorafgaand aan de levering, geldt dat dit door [eiseres 1] is betwist en dus, zonder verder bewijs, niet vast staat. De door [gedaagde] ter zake genoemde omstandigheid dat [eiseres 1] 50% van de prijs van keuken heeft aanbetaald, is daarvoor niet toereikend, en al zeker niet voor wat betreft het badmeubel en de wastafel. Op de voet van artikel 150 Rv rust de bewijslast ten aanzien van het bestaan van die afspraak op [gedaagde] . Zij heeft echter geen bewijs aangeboden, terwijl de kantonrechter ook geen aanleiding ziet haar ambtshalve tot bewijslevering toe te laten. Dat betekent dat haar standpunt dat tussen partijen individueel werd afgesproken dat de gekochte goederen volledig zouden worden betaald voordat [gedaagde] tot levering zou overgaan, wordt verworpen.
4.1
Dan geldt, als gezegd, als uitgangspunt dat betaling dient te geschieden ten tijde en ter plaatse van de aflevering van de goederen, dat wil zeggen dat de goederen in het bezit van de koper worden gesteld zodat die de feitelijke macht daarover kan uitoefenen. Gegeven dat kader overweegt de kantonrechter dat nadat, zoals uit de gewisselde processtukken blijkt, tussen partijen het nodige was gecorrespondeerd maar geen levering noch (volledige) betaling had plaatsgevonden, de gemachtigde van [eiseres 1] bij brief van 8 maart 2019 (zie 2.5) [gedaagde] in gebreke heeft gesteld. Daarbij heeft zij [gedaagde] de gelegenheid geboden het door [eiseres 1] gekochte alsnog te leveren binnen twee weken, heeft zij gemeld dat [eiseres 1] het restant verschuldigde bij aflevering zal voldoen en heeft zij ontbinding aangezegd voor het geval [gedaagde] geen gevolg zou geven aan deze sommatie.
4.11
Uit de reactie van [gedaagde] van 18 maart 2019 hierop (zie 2.6) blijkt dat zij, ondanks deze sommatie, daarin een tegenvoorstel heeft gedaan, waarbij [gedaagde] vasthield aan haar standpunt dat [eiseres 1] eerst het door haar restant verschuldigde volledig diende te hebben betaald, alvorens zij de keuken, het badmeubel en de wastafel uit de alsdan voor de deur van de woning van [eiseres 1] staande vrachtwagen zou (laten) halen en in de feitelijke macht (bezit) van [eiseres 1] zou (laten) brengen. Dat voorstel, waarbij de goederen dan niet direct ter beschikking van [eiseres 1] zouden staan, terwijl zij daarvoor dan wel al volledig (vooruit)betaald zou hebben, is strijdig met het hierboven genoemde voorschrift van artikel 7:26 lid 2 BW, zodat [eiseres 1] daarop in de gegeven omstandigheden niet hoefde in te gaan.
4.12
Nu vaststaat dat (vervolgens) geen levering heeft plaatsgehad binnen de door de gemachtigde van [eiseres 1] gestelde (redelijke) termijn (en evenmin nadien), is [gedaagde] na ommekomst daarvan jegens [eiseres 1] in verzuim komen te verkeren en was zij gerechtigd de buitengerechtelijke ontbinding van de beide overeenkomsten in te roepen, hetgeen zij ook, door middel van de onder 2.6 en 2.8 bedoelde brieven, heeft gedaan.
4.13
Als gevolg daarvan werd [gedaagde] toen bevrijd van haar verplichting [eiseres 1] de keuken, het badmeubel en de wastafel te leveren, werd voorts [eiseres 1] bevrijd van haar verplichting het restant van de prijs voor de keuken en de prijs voor het badmeubel en de wastafel te betalen en is op de voet van artikel 7:19a lid 3 BW voor [gedaagde] de verplichting ontstaan het door haar reeds ontvangen bedrag onverwijld aan [eiseres 1] te restitueren, hetgeen zij echter niet heeft gedaan. Dat [gedaagde] nadien nog voorstellen aan [eiseres 1] heeft gedaan waarop zij niet is ingegaan, doet aan het voorgaande niet af vanwege de door [eiseres 1] reeds ingeroepen ontbinding.
4.14
Dat [gedaagde] , zoals uit de processtukken blijkt, verklaard heeft de door [eiseres 1] ingeroepen ontbinding niet te accepteren, doet hier niet ter zake. Het inroepen van de ontbinding van een overeenkomst betreft immers een eenzijdige rechtshandeling, zodat daarvoor de instemming van de wederpartij niet is vereist. Wel kan nadien door de rechter worden getoetst of die partij de ontbinding terecht heeft ingeroepen, hetgeen, blijkens het hiervoor overwogene, volgens de kantonrechter het geval is.
4.15
Het voorgaande betekent dat de door [eiseres 1] primair gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is alsook de door haar gevorderde terugbetaling van de door haar reeds gedane aanbetaling van € 12.943,60.
4.16
Ook de ter zake gevorderde wettelijke rente (in de zin van artikel 6:119 BW) is, als op de wet gegrond en [gedaagde] ook niet (afzonderlijk) bestreden, toewijsbaar, zij het dat de lopende rente wordt toegewezen over het bedrag van € 12.943,60, nu voor toewijzing van die rente over een hoger bedrag geen deugdelijke grondslag is gesteld of gebleken.
4.17
De door [eiseres 1] gevorderde buitengerechtelijke kosten worden toegewezen, nu uit de processtukken blijkt dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en het door haar gevorderde bedrag van € 1.094,37 ook is berekend conform de ter zake geldende tarieven. De over deze kosten gevorderde rente wordt afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat [eiseres 1] deze kosten reeds aan haar gemachtigde heeft betaald.
4.18
In het hiervoor overwogene ligt besloten dat er geen grond is gebleken voor toewijzing van de door [gedaagde] gevorderde veroordeling van [eiseres 1] tot nakoming van de beide (inmiddels ontbonden) overeenkomsten en tot betaling van het ter zake overeengekomen (restant)bedrag bij wege van nakoming. Die vorderingen worden dan ook afgewezen.
4.19
Hetzelfde geldt voor de door [gedaagde] van [eiseres 1] gevorderde opslagkosten van € 5.500,-, zijnde 44 weken á € 125,- per week. Daartoe wordt overwogen dat, daargelaten nog dat [gedaagde] ondanks de door [eiseres 1] ter zake gedane betwisting verzuimd heeft te onderbouwen dat zij die kosten heeft gemaakt, zulke kosten slechts voor toewijzing vatbaar zouden zijn indien de rechtens relevante oorzaak daarvan zou zijn dat [eiseres 1] niet aan de levering van de goederen heeft meegewerkt terwijl zij daartoe rechtens wel gehouden was (hetgeen hier niet is gebleken) en niet dat [eiseres 1] die medewerking heeft geweigerd omdat [gedaagde] ten onrechte 100% vooruitbetaling verlangde (hetgeen hier wel is gebleken).
4.2
De door [gedaagde] meegevorderde rente over de door haar gevorderde bedragen deelt hetzelfde lot en wordt derhalve eveneens afgewezen.
4.21
[gedaagde] wordt, zowel in conventie als in reconventie, als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, vastgesteld op de hierna in het dictum genoemde bedragen. Daarbij merkt de kantonrechter voor de goede orde op dat bij de vaststelling van de hoogte van het salaris van de gemachtigde van [eiseres 1] in reconventie rekening is gehouden met het feit dat de tegenvordering van [gedaagde] is voortgevloeid uit het verweer in conventie.
4.22
De door [eiseres 1] over de proceskosten in conventie gevorderde wettelijke rente (in de zin van artikel 6:119 BW) is, als op de wet gegrond, toewijsbaar.
4.23
De door [eiseres 1] in conventie apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten. Ook de over de nakosten gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
- verklaart voor recht dat de overeenkomst met betrekking tot de keuken en de overeenkomst met betrekking tot het badmeubel en de wastafel zijn ontbonden;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres 1] van een bedrag van € 13.052,82 aan hoofdsom en vervallen rente, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over een bedrag van € 12.943,60 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening, en van een bedrag van € 1.094,37 aan buitengerechtelijke kosten;
- veroordeelt [gedaagde] in proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres 1] vastgesteld op € 486,- aan griffierecht, € 104,54 aan explootkosten en € 900,- aan salaris voor haar gemachtigde, en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 120,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is [gedaagde] de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over al deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit vonnis voor zover het veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde;
in reconventie
- wijst het door [eiseres 2] gevorderde af;
- veroordeelt [eiseres 2] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] vastgesteld op € 360,- aan salaris voor haar gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
654