ECLI:NL:RBROT:2020:5609

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
10/741056-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling met fatale afloop en bedreiging

Op 26 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging zware mishandeling en bedreiging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 11 juli 2018 in een pizzeria in Rotterdam, waar de verdachte tijdens een woordenwisseling de eigenaresse, [naam slachtoffer], bij de keel heeft gepakt en haar keel dichtkneep. Dit leidde tot ernstige gezondheidsproblemen voor het slachtoffer, die enkele dagen later overleed aan de gevolgen van een herseninfarct. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk de dood van het slachtoffer heeft veroorzaakt, maar dat zijn handelen wel een onmisbare schakel was in de keten van gebeurtenissen die tot het overlijden leidde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van doodslag en zware mishandeling, maar bewezen werd verklaard dat hij zich schuldig had gemaakt aan poging zware mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge had. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan bedreiging, omdat hij het slachtoffer had bedreigd met de woorden "Ik maak je dood". De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De vorderingen van de benadeelde partijen voor immateriële schadevergoeding werden afgewezen, maar materiële schadevergoeding voor begrafeniskosten werd toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/741056-18
Datum uitspraak: 26 juni 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
wonende op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
advocaat te mr. M. van Stratum, advocaat te Nootdorp.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 juni 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. Scheer heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder feit 1 sub A, primair en subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder feit 1, sub A meer subsidiair ten laste gelegde alsmede bewezenverklaring van feit 2;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest;
  • opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van alle hem ten laste gelegde varianten onder A genoemd, waarin causaal verband wordt aangenomen tussen het handelen van de verdachte en het overlijden van het slachtoffer. Ook dient de verdachte te worden vrijgesproken van de varianten onder B genoemd, waarbij dat causale verband niet wordt aangenomen, met uitzondering van de eenvoudige mishandeling.
Primair kan niet worden bewezen dat de verdachte met kracht de keel van het slachtoffer heeft dichtgeknepen. Evenmin kan worden bewezen dat het slachtoffer door de verdachte tegen een muur is geduwd. Er was sprake van een uitzonderlijke situatie die voor niemand te overzien was.
Subsidiair kan geen causaal verband worden aangenomen tussen het handelen van de verdachte en het overlijden van het slachtoffer. De verdachte was niet op de hoogte van het medische verleden van het slachtoffer en kon dit ook niet weten. Het zou dan ook niet redelijk zijn om het overlijden van het slachtoffer aan de verdachte toe te rekenen.
Op grond van de in het dossier aanwezige medische verklaringen is geen ondubbelzinnige conclusie te trekken over de doodsoorzaak. Dit moet in het voordeel van de verdachte werken. Dat geldt ook voor het verwijtbaar onzorgvuldig handelen van de (huis)artsen die het slachtoffer twee keer naar huis hebben gestuurd met kalmeringsmedicatie terwijl er duidelijk meer aan de hand was. Het is aannemelijk dat de – medisch noodzakelijke –handelingen die door de hulpverleners zijn verricht en/of nagelaten hebben bijgedragen aan de dood van het het slachtoffer.
Met betrekking tot feit 2 geldt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het bestanddeel ‘ik maak je dood’. Verdachte ontkent dit te hebben gezegd en aangeefster heeft dit ook niet gehoord en als gevolg daarvan voelde zij zich niet bedreigd.
4.1.2.
Vaststelling feiten en omstandigheden
Op 11 juli 2018 is in de pizzeria [naam pizzeria] een woordenwisseling ontstaan over de prijs van een pizza tussen de verdachte en [naam slachtoffer] , de aangeefster/het slachtoffer tevens eigenaresse van de pizzeria. Tijdens die woordenwisseling is het tot een handgemeen gekomen tussen de verdachte en [naam slachtoffer] . Twee aanwezige medewerkers van de pizzeria hebben ingegrepen in het handgemeen en hebben de verdachte weggeduwd en naar buiten de pizzeria begeleid. [naam slachtoffer] was na het voorval hevig ontdaan. Zij heeft kort daarna bij de politie aangifte gedaan. Bij de aangifte is door de politie gezien dat zij rode striemen aan beide zijden van haar hals had. Op het moment dat zij aangifte deed, vertelde zij dat ze steeds meer pijn kreeg in haar nek en richting haar borst. Ze voelde zich niet goed en had ook flinke hoofdpijn. Ook signaleerde de politie dat [naam slachtoffer] tijdens de aangifte erg overstuur was en regematig huilde. Op advies van de verbalisanten is zij diezelfde avond nog naar de huisartsenpost gegaan. Daar is haar bloeddruk opgemeten, die te hoog bleek, en heeft zij kalmeringstabletten voorgeschreven gekregen.
Een dag later, op donderdag 12 juli, werden de klachten erger. [naam slachtoffer] klaagde in de ochtend al over vreselijke hoofdpijn. Ze had die nacht ook nauwelijks geslapen. De zus van [naam slachtoffer] verklaarde dat zij [naam slachtoffer] in de ochtend heeft gezien en dat [naam slachtoffer] zich niet goed voelde. Zij kon niet goed meer uit haar woorden komen, zag lijkbleek en zakte op een gegeven moment door haar benen waarbij haar mond scheef wegzakte naar de rechterkant. Dit trok later weer weg, maar [naam slachtoffer] ging zich steeds slechter voelen. Ze was erg moe en bleef vreselijke hoofdpijn houden. In de middag heeft zij opnieuw een huisarts bezocht omdat ze nog steeds hoofdpijn had en pijn in haar nek. Haar bloeddruk werd weer opgenomen (en bleek nog verhoogd) en de huisarts schreef haar extra kalmeringsmiddelen voor.
Die avond vond een dochter van [naam slachtoffer] haar in bed. Zij zag dat het niet goed ging met [naam slachtoffer] . De mond van [naam slachtoffer] hing scheef en ze was nagenoeg niet aanspreekbaar. De dochter zag ook dat de linkerkant van [naam slachtoffer] ter hoogte van haar hand/arm er slapjes bij hing. Ook had ze urine en ontlasting laten lopen. De ambulance kwam en eenmaal in het ziekenhuis bleek [naam slachtoffer] een herseninfarct te hebben gekregen. Op 14 juli 2018 om 6.23 uur is zij aan de gevolgen van dit herseninfarct overleden.
4.1.3.
Beoordeling
Feit 1
Vrijspraak van het onder feit 1 onder a, primair en subsidiair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder feit 1, onder a, primair ten laste gelegde doodslag en de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling met de dood tot gevolg niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Feit 1, onder a, meer subsidiair ten laste gelegde - poging zware mishandeling
Omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het opzettelijk doden van [naam slachtoffer] dan wel de zware mishandeling van [naam slachtoffer] met de dood als gevolg, ligt de vraag voor of de verdachte (opzettelijk) heeft geprobeerd om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [naam slachtoffer] en of dit opzet zich heeft geopenbaard in een begin van uitvoering.
[naam slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte tijdens de woordenwisseling ineens hard op haar kwam aflopen en haar rechtstreeks bij haar keel pakte. Ze voelde dat de verdachte met kracht haar keel dichtkneep. Ze voelde hevige pijn en voelde ook dat zij geen lucht meer kreeg. Ze voelde zich slap worden, wegzakken en licht in haar hoofd. Ze probeerde zich te verweren door de verdachte te slaan. Op enig moment bemerkte ze dat de verdachte haar keel losliet omdat hij door één van haar medewerkers naar achteren werd getrokken.
De verdachte verklaarde echter ter terechtzitting dat [naam slachtoffer] hem als eerste met een vuist in zijn gezicht sloeg en dat hij [naam slachtoffer] daarna slechts ter verdediging van zichzelf en zijn kinderen met één hand van zich heeft afgehouden.
De rechtbank acht bovenstaande verklaring van de verdachte niet aannemelijk. Gelet op de aangifte, de verklaringen die verdachte zelf heeft afgelegd bij de politie alsook de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] , de twee medewerkers van de pizzeria, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de verdachte tijdens de woordenwisseling op [naam slachtoffer] is afgelopen, haar met één hand bij de keel heeft vastgepakt, tegen de muur heeft geduwd en dat hij daarbij haar keel enige tijd heeft dichtgeknepen, totdat de getuige [naam getuige 1] de verdachte van [naam slachtoffer] af trok. Dit duurde volgens de eigen verklaring van de verdachte bij de politie in ieder geval vijf seconden, maar uitgaande van de aangifte en de verklaringen van de medewerkers, mogelijk langer. De klap die de verdachte van [naam slachtoffer] kreeg was een reactie op dit handelen van de verdachte.
Vervolgens dient bekeken te worden of de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zijnde gericht op een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en dat het niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [naam slachtoffer] heeft aanvaard. De rechtbank komt tot de conclusie dat dit het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de halsstreek een zeer kwetsbaar gebied van het lichaam is, waar zich onder meer de luchtpijp en (slag)aders bevinden. De halsstreek is zeer gevoelig voor samendrukking waardoor als gevolg van zuurstoftekort en/of verminderde doorbloeding grote schade aan het lichaam, waaronder met name ook de hersenen, kan worden toegebracht. De verdachte had dit derhalve kunnen en ook moeten weten.
Desondanks heeft de verdachte de keel van [naam slachtoffer] met één hand dichtgeknepen. Daarbij heeft de rechtbank ter terechtzitting waargenomen dat de verdachte een fors, gespierd postuur heeft met daarbij passende, grote handen. Daar staat tegenover dat [naam slachtoffer] een stuk kleiner van gestalte was. Het dichtknijpen van de keel duurde, gelet op de verklaring van de verdachte zelf, minstens vijf seconden. Gelet op de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] duurde dit mogelijk langer. Bij het dichtknijpen van de keel hield de verdachte [naam slachtoffer] ook tegen de muur aan. De verdachte stopte pas met het dichtknijpen van de keel toen hij door de getuige [naam getuige 1] van [naam slachtoffer] werd afgetrokken. Dat hij de keel met kracht dichtkneep blijkt onder meer uit de verklaring van [naam slachtoffer] zelf. Zij verklaarde dat zij geen lucht meer kreeg en dat zij voelde dat ze wegzakte. De politie heeft bij de aangifte van [naam slachtoffer] geconstateerd dat zij aan beide zijden van haar hals rode striemen had.
Al deze elementen bij elkaar maken dat de rechtbank van oordeel is dat het handelen van de verdachte gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en dat hij de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel ook heeft aanvaard, welk voorgenomen misdrijf echter niet is voltooid omdat het letsel van [naam slachtoffer] , de rode striemen in haar hals, niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank vindt dan ook dat kan worden bewezen dat er sprake is van een poging zware mishandeling.
De dood ten gevolge – redelijke toerekening
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden, is of de poging zware mishandeling zoals gepleegd door de verdachte het overlijden van [naam slachtoffer] heeft veroorzaakt. Vooropgesteld vindt de rechtbank, anders dan de verdediging, dat een
poging zware mishandelingen het geobjectiveerde bestanddeel
terwijl het de dood ten gevolge heeft, elkaar niet uitsluiten. Een poging zware mishandeling is een feitelijke handeling die onder omstandigheden ten gevolge kan hebben dat iemand daaraan overlijdt. Een voltooid delict of enig opzet op dit overlijden is daarbij geen vereiste.
​De beantwoording van de vraag of causaal verband bestaat tussen de bewezenverklaarde, door de verdachte verrichte gedragingen en het tenlastegelegde gevolg, dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of dit gevolg redelijkerwijs als gevolg van de gedragingen aan de verdachte kan worden toegerekend.
In het onderhavige geval kan niet zonder meer worden vastgesteld dat de gedraging van de verdachte een noodzakelijke factor is geweest voor het overlijden van [naam slachtoffer] . Deze onzekerheid hoeft niet zonder meer te leiden tot het oordeel dat het gevolg daarom niet meer redelijkerwijs aan de verdachte kan worden toegerekend. Het kan daarbij van belang zijn in hoeverre het handelen van de verdachte de kans op het intreden van de dood van [naam slachtoffer] heeft verhoogd [1] .
Indien niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de bewezenverklaarde gedragingen in de keten van de gebeurtenissen een noodzakelijke factor is geweest voor het ingetreden gevolg, is voor het redelijkerwijs toerekenen van het gevolg aan (gedragingen van) de verdachte ten minste vereist dat wordt vastgesteld dat dit gedrag een onmisbare schakel kan hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot het gevolg hebben geleid, alsmede dat ook aannemelijk is dat het gevolg met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedraging van de verdachte is veroorzaakt. De rechtbank neemt in de beoordeling van deze vraag mee of het handelen van de verdachte naar zijn aard geschikt is om het overlijden van [naam slachtoffer] te veroorzaken en in hoeverre het aannemelijk is dat [naam slachtoffer] ook zou zijn overleden wanneer de verdachte haar keel niet zou hebben dichtgeknepen.
Om de oorzaak van overlijden te onderzoeken zijn twee FARR-rapporten (van 29 september 2019 en 7 november 2019) en één NFI-rapport (van 16 juli 2019) opgemaakt. Kort gezegd blijkt uit deze rapporten dat het herseninfarct waaraan [naam slachtoffer] is overleden, is veroorzaakt door een bloedstolsel in een bloedvat in de hersenen. Dat bloedstolsel kan afkomstig zijn uit het hart. Het FARR-rapport van 7 november 2019 benoemt dat de stolsels die in het hart zijn waargenomen drie mogelijke oorzaken hebben. Maar het bloedstolsel in de hersenen kan ook afkomstig zijn uit een (vernauwde) linker halsslagader. Alle vier de mogelijke oorzaken van het bloedstolsel in de hersenen houden verband met de medische aandoeningen waar [naam slachtoffer] reeds aan leed. Drie van de vier mogelijke oorzaken van het bloedstolsel in de hersenen houden tevens verband met een mogelijke verwurging door de verdachte. Echter, op basis van de onderzoeken kan geen waarschijnlijkheidsoordeel gegeven worden over welke van de vier opties het meest voor de hand ligt. Er kan op basis van de medische rapporten dus niet met zekerheid worden gesteld dat het handelen van de verdachte de kans op het intreden van de de dood van [naam slachtoffer] heeft verhoogd.
De rechtbank overweegt echter, dat gelet op de genoemde rapporten het handelen van de verdachte een onmisbare schakel in het overlijden van de verdachte
kanhebben gevormd.
De rapporten houden daarover het volgende in:
In het FARR rapport van 7 november 2011 staat het volgende:
[…]Een herseninfarct is een afsluiting van een vat in de hersenen ten gevolge van een
bloedstolsel. Het bloedstolsels kan afkomstig zijn uit het hart of uit de halsslagader.
Op de echo van het hart van [naam slachtoffer] is een ernstige ziekte van de hartspier
gezien(cardiomyopathie). Tevens worden er in de linker kamer meerdere stolsels
gezien. Er worden door de cardioloog drie mogelijke ontstaansmechanismen voor de
ziekte van de hartspier en de stolsels genoemd. Een van deze mechanismen is
langer bestaand en twee zijn recent (mogelijk door het incident) ontstane ziekten.
Het is mogelijk dat de stolsels in het hart ontstaan zijn in een aneurysma ( een
uitbochting van de hartspier). Een aneurysma kan ontstaan doordat de hartspier
plaatselijk is verzwakt. Dit betreft een langer bestaande aandoening.
[naam slachtoffer] is in 2011 geopereerd aan haar hart (voor vernauwing van de
kransslagaderen). Het is mogelijk dat de vernauwing in haar kransslagaderen acuut
is teruggekomen. De afwijkingen in het ECG passen hierbij (de afwijkingen zijn
passend bij een door vernauwing van de kransslagaderen veroorzaakt verandering
van de elektrische geleiding van het hart). Vernauwing van de kransslagaderen is
een mogelijk recent (mogelijk door het incident) ontstane aandoening. Een acute
vernauwing van de kransslagaders kan veroorzaakt worden door spasmen (kramp)
in de vaten of door hevige stress.
Als derde mogelijkheid wordt door de cardiologen een meer zeldzame ziekte die
'Takotsubo cardiomyopathie' heet genoemd. Takotsubo cardiomyopathie is een
ziekte die een hartinfarct na-aapt. Het hartfilmpje (ECG) is vaak afwijkend en
passend bij een acuut infarct. De kransslagaderen zijn echter normaal. Het hart
heeft de vorm van een Japanse octopus (Takotsubo) De incidentie (het aantal nieuw
ontstane gevallen per jaar) van Takotsubo cardiomyopathie wordt door sommige
auteurs geschat op 6-7% van alle voor hartinfarct verdachte patiënten. Takotsubo
cardiomyopathie kan door verschillende vormen van stress veroorzaakt worden b.v.
geestelijke stress zoals verdriet maar ook fysieke oorzaken: ziektes, behandeling,
aanranding, etc.
Het bloedstolsels dat de beroerte veroorzaakt heeft kan afkomstig zijn uit de
halsslagader. De halsslagader van [naam slachtoffer] is aan de linkerkant voor 59%
vernauwd […].
[…]Een stolsel in de halsslagader of in het hart kan op ieder willekeurig moment
loslaten en in de hersen een beroerte veroorzaken. Het loslaten van een stolsel uit
het hart of de hals kan veroorzaakt worden door hevige stress of directe druk op de
hals.
De klachten die hebben geleid tot het overlijden hielden zeker verband met de reeds
bestaande medische aandoeningen van de bloedvaten en het hart en het overlijden
staat daar niet los van. […]
In het aanvullend NFI rapport van 16 juli 2019 worden enkele vragen gesteld over het causale verband tussen het incident en twee mogelijke doodsoorzaken:
[…]
Vraag 2:
Kunt u aangeven en/of vindt u het aannemelijk dat er een causale relatie bestaat tussen het incident in het pizzarestaurant en het klinisch vastgestelde beeld Takotsubo?
Antwoord:
Het is mogelijk dat er een causale relatie bestaat tussen het incident in het pizzarestaurant en het klinisch vastgestelde beeld Takotsubo, maar dit hoeft niet. Een waarschijnlijkheid is niet aan te geven.
Vraag 3:
Kunt u aangeven en/of vindt u het aannemelijk dat er een causale relatie bestaat tussen het incident in het pizzarestaurant en een eventuele scheur in de slagaderverkalking in de rechterhalslagader (plaqueruptuur of -erosie)?
Antwoord:
Het is mogelijk dat er een causale relatie bestaat tussen het incident in het pizzarestaurant en een eventuele scheur in de slagaderverkalking in de rechterhalslagader, maar dit hoeft niet. Een waarschijnlijkheid is niet aan te geven […]
Het handelen van de verdachte is, aldus de deskundigen, naar zijn aard geschikt om, mede gelet op de medische gesteldheid van [naam slachtoffer] , haar dood te veroorzaken. De rechtbank acht het, gelet op de genoemde rapportages, niet aannemelijk dat [naam slachtoffer] ook op hetzelfde moment zou zijn overleden als de verdachte haar niet bij de keel zou hebben gegrepen. [naam slachtoffer] heeft namelijk vóór 11 juli 2018, ondanks haar medische aandoeningen, ruim twee jaar geen arts meer hoeven bezoeken en zij kwam op iedereen over als een gezonde en sterke en vitale vrouw. Direct nadat de verdachte de keel van [naam slachtoffer] had dichtgeknepen veranderde dat. Zij kreeg pijnklachten aan haar nek en richting haar borst en had flinke hoofdpijn. Deze klachten hielden aan en werden steeds erger, tot het moment dat zij kwam te overlijden.
Op grond van het verloop van de pijnklachten van [naam slachtoffer] vanaf de verwurging tot aan haar overlijden, komt de rechtbank, ondanks dat er geen sluitend oorzakelijk verband kan worden gevonden tussen het handelen van de verdachte en het overlijden van [naam slachtoffer] , tot het oordeel dat de dood van [naam slachtoffer] met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedraging van de verdachte is veroorzaakt. Daarmee kan de dood van [naam slachtoffer] redelijkerwijs als gevolg van de gedragingen van de verdachte aan hem worden toegerekend
De verdediging heeft nog betoogd dat de artsen nalatig hebben gehandeld en dat [naam slachtoffer] niet zou zijn overleden als deze artsen anders zouden hebben gehandeld. Zonder daarbij een oordeel te willen geven over het handelen van de artsen, volgt de rechtbank dit standpunt niet. Eventueel handelen van derden nádat het ten laste gelegde feit heeft plaatsgevonden, doet niets af aan de verantwoordelijkheid van de verdachte. Dat betekent dat kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging zware mishandeling ten gevolge waarvan [naam slachtoffer] is overleden.
Feit 2 - bedreiging
Op basis van de wettige bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan. Het enkele feit dat de verdachte ter terechtzitting heeft ontkent de bedreigingen te hebben geuit doet daar niets aan af.
4.1.4.
Conclusie
Op basis van datgeen hierboven beschreven is, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1, onder a, meer subsidiair en feit 2 ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, onder a meer subsidiair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Ten aanzien van feit 1, onder a meer subsidiar
hij op 11 juli 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [naam slachtoffer] met kracht bij haar keel heeft gepakt en
- die [naam slachtoffer] tegen een muur heeft geduwd en
- die [naam slachtoffer] bij haar keel heeft vastgehouden en
- met kracht (gedurende meerdere seconden) de keel van die [naam slachtoffer] heeft dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid en terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad
Ten aanzien van feit 2:
hij op 11 juli 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting, door die [naam slachtoffer] meermalen dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood" en dreigend de woorden toe te voegen "ik kom hier terug en ik brand alles plat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van feit 1, onder a meer subsidiair:
poging zware mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft;
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft [naam slachtoffer] tijdens een woordenwisseling over de prijs van een pizza, zonder dat zij een directe bedreiging voor hem vormde, hardhandig bij de keel gepakt, haar tegen de muur gedrukt en haar keel dichtgeknepen. Ook heeft de verdachte [naam slachtoffer] ernstig bedreigd. Op zichzelf zijn dit al ernstig feiten aangezien de verdachte hiermee een ernstige inbreuk heeft gemaakt op het leven en de lichamelijke integriteit van [naam slachtoffer] . Wat het veel zwaarder maakt, is dat [naam slachtoffer] enkele dagen later is overleden aan een herseninfarct. Dit herseninfarct is ontstaan door de dodelijke combinantie van de medische situatie van [naam slachtoffer] en het handelen van de verdachte. De laatste twee dagen die [naam slachtoffer] leefde heeft zij niet alleen angst, maar ook steeds erger wordende lichamelijke kwalen ervaren.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 mei 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet recent in aanraking is geweest met politie en justitie.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 22 mei 2020 dat is opgemaakt over de verdachte. Daarin staat, zakelijk weergegeven, vermeld dat de verdachte de behandeling voor het omgaan met spanning en het verbeteren van zijn impulsregulatie bij De Waag in april 2019 positief heeft afgerond. Het recidiverisico is door de afronding van deze behandeling lager dan gemiddeld.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met een aantal omstandigheden. De rechtbank stelt daarbij voorop dat het voor de nabestaanden erg moeilijk moet zijn dat hun vrouw tevens hun moeder en hun zus, is overleden. Dit blijkt ook uit de slachtofferverklaringen die de nabestaanden ter terechtzitting hebben voorgelezen. De rechtbank houdt er bij het bepalen van de hoogte van de straf wel rekening mee dat het niet de bedoeling is geweest van de verdachte om [naam slachtoffer] van het leven te beroven. Indien er bij [naam slachtoffer] geen sprake was geweest van onderliggende medische aandoeningen, zou het incident waarschijnlijk ook een andere afloop hebben gehad.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ,
[naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] , [naam benadeelde 4] en [naam benadeelde 5] . Dit zijn de man en kinderen van [naam slachtoffer] . Zij vorderen allemaal immateriële schadevergoeding in verband met shockschade. [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 3] vorderen ook nog een bedrag aan materiële schadevergoeding.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van alle benadeelde partijen voldoende zijn onderbouw en dat de vorderingen dienen te worden toegewezen.
8.2.
Standpunt verdediging
Alle vorderingen dienen te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard. Niet alleen vanwege de bepleite vrijspraak, maar ook omdat er geen sprake is van rechtstreekse schade, terwijl de vorderingen bovendien niet deugdelijk zijn onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
Shockschade
De ingediende schadevorderingen van de benadeelde partijen strekken ertoe shockschade die zij stellen geleden te hebben, te laten vergoeden. Dat blijkt uit het schadeformulier alsook de toelichting daarbij.
Shockschade betreft immateriële of materiële schade die ontstaat door het waarnemen van een gebeurtenis of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Deze schade kan op basis van artikel 6:106 BW worden gevorderd.
Uit de jurisprudentie blijkt dat toewijzing van een vordering tot vergoeding van shockschade slechts mogelijk is als er een nauwe affectieve relatie heeft bestaan tussen de benadeelden en het slachtoffer.Voorts dient het bewezenverklaarde te zijn waargenomen door de benadeelden of zij moeten in een directe confrontatie zijn geweest met de ernstige gevolgen daarvan waardoor een hevige emotionele schok bij de benadeelden is teweeggebracht. Tot slot moet dit geestelijk letsel in rechte kunnen worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Indien de aard en ernst van de onrechtmatigheid en de gevolgen daarvan voor de benadeelden dermate ernstig zijn, kan ook zonder een psychiatrisch erkend ziektebeeld sprake zijn van geestelijk letsel. De rechtbank merkt op dat shockschade niet gelijk kan worden gesteld met affectieschade, waarbij het leed van een naaste of nabestaande centraal staat.
In het onderhavige geval kan worden vastgesteld dat de benadeelde partijen geen van allen aanwezig zijn geweest bij het geweldsincident tussen de verdachte en [naam slachtoffer] . Volgens de raadsvrouw van de benadeelde partijen zijn zij echter wel geconfronteerd met dit incident doordat zij de gezondheid van [naam slachtoffer] in twee dagen hard achteruit hebben zien gaan en doordat zij aanwezig waren op het moment dat [naam slachtoffer] overleed.
Ondanks dat de benadeelde partijen niet aanwezig zijn geweest bij het incident is het onder omstandigheden mogelijk dat een confrontatie met het slachtoffer op een later moment ook kan leiden tot de toewijzing van shockschade [2] . Of er sprake is van toewijsbare schade is afhankelijk van de omstandigheden van het geval waarbij onder meer de aard van het letsel van het slachtoffer op het moment van de confrontatie een rol kan spelen.
De benadeelde partijen hebben gedurende een aantal dagen gezien dat het steeds slechter ging met [naam slachtoffer] en zij waren aanwezig bij het overlijden of hebben haar gezien direct nadat zij was overleden. [naam slachtoffer] had op dat moment geen uitwendig (zichtbaar) letsel. De dagen in aanloop naar het overlijden van [naam slachtoffer] moeten vreselijk zijn geweest voor de benadeelde partijen.
Uit de onderbouwingen van hun vordering, maar ook uit wat zij ter terechtzitting hebben verklaard, blijkt dat er sprake is van veel verdriet en een groot gemis. Maar de rechtbank kan bij deze stand van zaken niet vaststellen dat het leed van de nabestaanden veroorzaakt werd door een directe confrontatie met de ernstige gevolgen van het bewezenverklaarde, als bedoeld in de rechtspraak over shockschade. Dat zou, gelet op de betwisting zijdens de verdediging bewijslevering vergen hetgeen een onevenredige belasting van dit strafproces op zou leveren. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering tot vergoeding van immateriële schadevergoeding. De benadeelde partijen zullen hun vordering tot immateriële schadevergoeding, uit hoefde van shockschade, affectieschade, of welke grond dan ook, bij de civiele rechter aan kunnen brengen.
Materiële schadevergoeding
[naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 1] hebben materiële schade gevorderd. Deze schade ziet op respectievelijk de begrafeniskosten van [naam slachtoffer] en de bloemen voor die begrafenis. Deze schade houdt direct verband met datgeen bewezen is verklaard en is voldoende onderbouwd. Dit deel van de schadevergoeding zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

9..Vordering tot opheffing geschorst bevel voorlopige hechtenis.

De offcier van justitie heeft gevorderd het bevel van deze rechtbank tot schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
De rechtbank wijst deze vordering af. Het zwaarwegend persoonijk belang van de verdachte bij schorsing van de vooropige hechtenis bestaat nog steeds en duurt voort zolang hij niet onherroepelijk tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal zijn veroordeeld.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de 36f, 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder feit 1, onder a primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder feit 1, onder a, meer subsidiair en feit 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk;
verklaart de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] niet-ontvankelijk;
verklaart de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 5] niet-ontvankelijk;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 237,52(
zegge: tweehonderdzevenendertig euro en tweeënvijftig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk voor het overige deel van de vordering;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 237,52(
zegge: tweehonderdzevenendertig euro en tweeënvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 237,52niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
4 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] , te betalen een bedrag van
€ 4.740(
zegge:
vierduizendzevenhonderdveertig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk voor het overige deel van de vordering;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 4.740 (zegge: vierduizendzevenhonderdveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 4.740,-niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
57 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
wijst af de vordering tot opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.J. van der Putte, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juni 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
A.
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Rotterdam opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk
- die [naam slachtoffer] met kracht bij haar keel gepakt en/of
- die [naam slachtoffer] tegen een muur geduwd en/of
- die [naam slachtoffer] bij haar keel vastgehouden en/of
- met kracht (gedurende meerdere seconden) de keel van die [naam slachtoffer] dichtgeknepen, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Rotterdam aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een ernstige hersenzwelling met tekenen van herseninklemming en/of een bloeduitstorting onder de zachte hersenvliezen (subarachnoïdale bloeding), heeft toegebracht, door
- die [naam slachtoffer] met kracht bij haar keel te pakken/of
- die [naam slachtoffer] tegen een muur te duwen en/of
- die [naam slachtoffer] bij haar keel vast te houden en/of
- met kracht (gedurende meerdere seconden) de keel van die [naam slachtoffer] dicht te knijpen,
terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [naam slachtoffer] met kracht bij haar keel heeft gepakt en/of
- die [naam slachtoffer] tegen een muur heeft geduwd en/of
- die [naam slachtoffer] bij haar keel heeft vastgehouden en/of
- met kracht (gedurende meerdere seconden) de keel van die [naam slachtoffer] heeft dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid en terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [naam slachtoffer] met kracht bij haar keel te pakken/of
- die [naam slachtoffer] tegen een muur te duwen en/of
- die [naam slachtoffer] bij haar keel vast te houden en/of
- met kracht (gedurende meerdere seconden) de keel van die [naam slachtoffer] dicht te knijpen,
terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
OF
B.
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven met dat opzet
- die [naam slachtoffer] met kracht bij haar keel heeft gepakt en/of
- die [naam slachtoffer] tegen een muur heeft geduwd en/of
- die [naam slachtoffer] bij haar keel heeft vastgehouden en/of
- met kracht (gedurende meerdere seconden) de keel van die [naam slachtoffer] heeft dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [naam slachtoffer] met kracht bij haar keel heeft gepakt en/of
- die [naam slachtoffer] tegen een muur heeft geduwd en/of
- die [naam slachtoffer] bij haar keel heeft vastgehouden en/of
- met kracht (gedurende meerdere seconden) de keel van die [naam slachtoffer] heeft dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [naam slachtoffer] met kracht bij haar keel te pakken/of
- die [naam slachtoffer] tegen een muur te duwen en/of
- die [naam slachtoffer] bij haar keel vast te houden en/of
- met kracht (gedurende meerdere seconden) de keel van die [naam slachtoffer] dicht te knijpen;
2.
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of brandstichting, door die [naam slachtoffer] meermalen dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood" en/of dreigend de woorden toe te voegen "ik kom hier terug en ik brand alles plat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

Voetnoten

2.Gerechtshof Den Haag, 23 juli 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1901