4.1.3.Vrijspraak van het onder feit 1 onder a, primair en subsidiair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder feit 1, onder a, primair ten laste gelegde doodslag en de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling met de dood tot gevolg niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Feit 1, onder a, meer subsidiair ten laste gelegde - poging zware mishandeling
Omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het opzettelijk doden van [naam slachtoffer] dan wel de zware mishandeling van [naam slachtoffer] met de dood als gevolg, ligt de vraag voor of de verdachte (opzettelijk) heeft geprobeerd om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [naam slachtoffer] en of dit opzet zich heeft geopenbaard in een begin van uitvoering.
[naam slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte tijdens de woordenwisseling ineens hard op haar kwam aflopen en haar rechtstreeks bij haar keel pakte. Ze voelde dat de verdachte met kracht haar keel dichtkneep. Ze voelde hevige pijn en voelde ook dat zij geen lucht meer kreeg. Ze voelde zich slap worden, wegzakken en licht in haar hoofd. Ze probeerde zich te verweren door de verdachte te slaan. Op enig moment bemerkte ze dat de verdachte haar keel losliet omdat hij door één van haar medewerkers naar achteren werd getrokken.
De verdachte verklaarde echter ter terechtzitting dat [naam slachtoffer] hem als eerste met een vuist in zijn gezicht sloeg en dat hij [naam slachtoffer] daarna slechts ter verdediging van zichzelf en zijn kinderen met één hand van zich heeft afgehouden.
De rechtbank acht bovenstaande verklaring van de verdachte niet aannemelijk. Gelet op de aangifte, de verklaringen die verdachte zelf heeft afgelegd bij de politie alsook de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] , de twee medewerkers van de pizzeria, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de verdachte tijdens de woordenwisseling op [naam slachtoffer] is afgelopen, haar met één hand bij de keel heeft vastgepakt, tegen de muur heeft geduwd en dat hij daarbij haar keel enige tijd heeft dichtgeknepen, totdat de getuige [naam getuige 1] de verdachte van [naam slachtoffer] af trok. Dit duurde volgens de eigen verklaring van de verdachte bij de politie in ieder geval vijf seconden, maar uitgaande van de aangifte en de verklaringen van de medewerkers, mogelijk langer. De klap die de verdachte van [naam slachtoffer] kreeg was een reactie op dit handelen van de verdachte.
Vervolgens dient bekeken te worden of de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zijnde gericht op een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en dat het niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [naam slachtoffer] heeft aanvaard. De rechtbank komt tot de conclusie dat dit het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de halsstreek een zeer kwetsbaar gebied van het lichaam is, waar zich onder meer de luchtpijp en (slag)aders bevinden. De halsstreek is zeer gevoelig voor samendrukking waardoor als gevolg van zuurstoftekort en/of verminderde doorbloeding grote schade aan het lichaam, waaronder met name ook de hersenen, kan worden toegebracht. De verdachte had dit derhalve kunnen en ook moeten weten.
Desondanks heeft de verdachte de keel van [naam slachtoffer] met één hand dichtgeknepen. Daarbij heeft de rechtbank ter terechtzitting waargenomen dat de verdachte een fors, gespierd postuur heeft met daarbij passende, grote handen. Daar staat tegenover dat [naam slachtoffer] een stuk kleiner van gestalte was. Het dichtknijpen van de keel duurde, gelet op de verklaring van de verdachte zelf, minstens vijf seconden. Gelet op de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] duurde dit mogelijk langer. Bij het dichtknijpen van de keel hield de verdachte [naam slachtoffer] ook tegen de muur aan. De verdachte stopte pas met het dichtknijpen van de keel toen hij door de getuige [naam getuige 1] van [naam slachtoffer] werd afgetrokken. Dat hij de keel met kracht dichtkneep blijkt onder meer uit de verklaring van [naam slachtoffer] zelf. Zij verklaarde dat zij geen lucht meer kreeg en dat zij voelde dat ze wegzakte. De politie heeft bij de aangifte van [naam slachtoffer] geconstateerd dat zij aan beide zijden van haar hals rode striemen had.
Al deze elementen bij elkaar maken dat de rechtbank van oordeel is dat het handelen van de verdachte gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en dat hij de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel ook heeft aanvaard, welk voorgenomen misdrijf echter niet is voltooid omdat het letsel van [naam slachtoffer] , de rode striemen in haar hals, niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank vindt dan ook dat kan worden bewezen dat er sprake is van een poging zware mishandeling.
De dood ten gevolge – redelijke toerekening
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden, is of de poging zware mishandeling zoals gepleegd door de verdachte het overlijden van [naam slachtoffer] heeft veroorzaakt. Vooropgesteld vindt de rechtbank, anders dan de verdediging, dat een
poging zware mishandelingen het geobjectiveerde bestanddeel
terwijl het de dood ten gevolge heeft, elkaar niet uitsluiten. Een poging zware mishandeling is een feitelijke handeling die onder omstandigheden ten gevolge kan hebben dat iemand daaraan overlijdt. Een voltooid delict of enig opzet op dit overlijden is daarbij geen vereiste.
De beantwoording van de vraag of causaal verband bestaat tussen de bewezenverklaarde, door de verdachte verrichte gedragingen en het tenlastegelegde gevolg, dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of dit gevolg redelijkerwijs als gevolg van de gedragingen aan de verdachte kan worden toegerekend.
In het onderhavige geval kan niet zonder meer worden vastgesteld dat de gedraging van de verdachte een noodzakelijke factor is geweest voor het overlijden van [naam slachtoffer] . Deze onzekerheid hoeft niet zonder meer te leiden tot het oordeel dat het gevolg daarom niet meer redelijkerwijs aan de verdachte kan worden toegerekend. Het kan daarbij van belang zijn in hoeverre het handelen van de verdachte de kans op het intreden van de dood van [naam slachtoffer] heeft verhoogd.
Indien niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de bewezenverklaarde gedragingen in de keten van de gebeurtenissen een noodzakelijke factor is geweest voor het ingetreden gevolg, is voor het redelijkerwijs toerekenen van het gevolg aan (gedragingen van) de verdachte ten minste vereist dat wordt vastgesteld dat dit gedrag een onmisbare schakel kan hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot het gevolg hebben geleid, alsmede dat ook aannemelijk is dat het gevolg met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedraging van de verdachte is veroorzaakt. De rechtbank neemt in de beoordeling van deze vraag mee of het handelen van de verdachte naar zijn aard geschikt is om het overlijden van [naam slachtoffer] te veroorzaken en in hoeverre het aannemelijk is dat [naam slachtoffer] ook zou zijn overleden wanneer de verdachte haar keel niet zou hebben dichtgeknepen.
Om de oorzaak van overlijden te onderzoeken zijn twee FARR-rapporten (van 29 september 2019 en 7 november 2019) en één NFI-rapport (van 16 juli 2019) opgemaakt. Kort gezegd blijkt uit deze rapporten dat het herseninfarct waaraan [naam slachtoffer] is overleden, is veroorzaakt door een bloedstolsel in een bloedvat in de hersenen. Dat bloedstolsel kan afkomstig zijn uit het hart. Het FARR-rapport van 7 november 2019 benoemt dat de stolsels die in het hart zijn waargenomen drie mogelijke oorzaken hebben. Maar het bloedstolsel in de hersenen kan ook afkomstig zijn uit een (vernauwde) linker halsslagader. Alle vier de mogelijke oorzaken van het bloedstolsel in de hersenen houden verband met de medische aandoeningen waar [naam slachtoffer] reeds aan leed. Drie van de vier mogelijke oorzaken van het bloedstolsel in de hersenen houden tevens verband met een mogelijke verwurging door de verdachte. Echter, op basis van de onderzoeken kan geen waarschijnlijkheidsoordeel gegeven worden over welke van de vier opties het meest voor de hand ligt. Er kan op basis van de medische rapporten dus niet met zekerheid worden gesteld dat het handelen van de verdachte de kans op het intreden van de de dood van [naam slachtoffer] heeft verhoogd.
De rechtbank overweegt echter, dat gelet op de genoemde rapporten het handelen van de verdachte een onmisbare schakel in het overlijden van de verdachte
kanhebben gevormd.
De rapporten houden daarover het volgende in:
In het FARR rapport van 7 november 2011 staat het volgende:
[…]Een herseninfarct is een afsluiting van een vat in de hersenen ten gevolge van een
bloedstolsel. Het bloedstolsels kan afkomstig zijn uit het hart of uit de halsslagader.
Op de echo van het hart van [naam slachtoffer] is een ernstige ziekte van de hartspier
gezien(cardiomyopathie). Tevens worden er in de linker kamer meerdere stolsels
gezien. Er worden door de cardioloog drie mogelijke ontstaansmechanismen voor de
ziekte van de hartspier en de stolsels genoemd. Een van deze mechanismen is
langer bestaand en twee zijn recent (mogelijk door het incident) ontstane ziekten.
Het is mogelijk dat de stolsels in het hart ontstaan zijn in een aneurysma ( een
uitbochting van de hartspier). Een aneurysma kan ontstaan doordat de hartspier
plaatselijk is verzwakt. Dit betreft een langer bestaande aandoening.
[naam slachtoffer] is in 2011 geopereerd aan haar hart (voor vernauwing van de
kransslagaderen). Het is mogelijk dat de vernauwing in haar kransslagaderen acuut
is teruggekomen. De afwijkingen in het ECG passen hierbij (de afwijkingen zijn
passend bij een door vernauwing van de kransslagaderen veroorzaakt verandering
van de elektrische geleiding van het hart). Vernauwing van de kransslagaderen is
een mogelijk recent (mogelijk door het incident) ontstane aandoening. Een acute
vernauwing van de kransslagaders kan veroorzaakt worden door spasmen (kramp)
in de vaten of door hevige stress.
Als derde mogelijkheid wordt door de cardiologen een meer zeldzame ziekte die
'Takotsubo cardiomyopathie' heet genoemd. Takotsubo cardiomyopathie is een
ziekte die een hartinfarct na-aapt. Het hartfilmpje (ECG) is vaak afwijkend en
passend bij een acuut infarct. De kransslagaderen zijn echter normaal. Het hart
heeft de vorm van een Japanse octopus (Takotsubo) De incidentie (het aantal nieuw
ontstane gevallen per jaar) van Takotsubo cardiomyopathie wordt door sommige
auteurs geschat op 6-7% van alle voor hartinfarct verdachte patiënten. Takotsubo
cardiomyopathie kan door verschillende vormen van stress veroorzaakt worden b.v.
geestelijke stress zoals verdriet maar ook fysieke oorzaken: ziektes, behandeling,
aanranding, etc.
Het bloedstolsels dat de beroerte veroorzaakt heeft kan afkomstig zijn uit de
halsslagader. De halsslagader van [naam slachtoffer] is aan de linkerkant voor 59%
vernauwd […].
[…]Een stolsel in de halsslagader of in het hart kan op ieder willekeurig moment
loslaten en in de hersen een beroerte veroorzaken. Het loslaten van een stolsel uit
het hart of de hals kan veroorzaakt worden door hevige stress of directe druk op de
hals.
De klachten die hebben geleid tot het overlijden hielden zeker verband met de reeds
bestaande medische aandoeningen van de bloedvaten en het hart en het overlijden
staat daar niet los van. […]
In het aanvullend NFI rapport van 16 juli 2019 worden enkele vragen gesteld over het causale verband tussen het incident en twee mogelijke doodsoorzaken:
[…]
Vraag 2:
Kunt u aangeven en/of vindt u het aannemelijk dat er een causale relatie bestaat tussen het incident in het pizzarestaurant en het klinisch vastgestelde beeld Takotsubo?
Antwoord:
Het is mogelijk dat er een causale relatie bestaat tussen het incident in het pizzarestaurant en het klinisch vastgestelde beeld Takotsubo, maar dit hoeft niet. Een waarschijnlijkheid is niet aan te geven.
Vraag 3:
Kunt u aangeven en/of vindt u het aannemelijk dat er een causale relatie bestaat tussen het incident in het pizzarestaurant en een eventuele scheur in de slagaderverkalking in de rechterhalslagader (plaqueruptuur of -erosie)?
Antwoord:
Het is mogelijk dat er een causale relatie bestaat tussen het incident in het pizzarestaurant en een eventuele scheur in de slagaderverkalking in de rechterhalslagader, maar dit hoeft niet. Een waarschijnlijkheid is niet aan te geven […]
Het handelen van de verdachte is, aldus de deskundigen, naar zijn aard geschikt om, mede gelet op de medische gesteldheid van [naam slachtoffer] , haar dood te veroorzaken. De rechtbank acht het, gelet op de genoemde rapportages, niet aannemelijk dat [naam slachtoffer] ook op hetzelfde moment zou zijn overleden als de verdachte haar niet bij de keel zou hebben gegrepen. [naam slachtoffer] heeft namelijk vóór 11 juli 2018, ondanks haar medische aandoeningen, ruim twee jaar geen arts meer hoeven bezoeken en zij kwam op iedereen over als een gezonde en sterke en vitale vrouw. Direct nadat de verdachte de keel van [naam slachtoffer] had dichtgeknepen veranderde dat. Zij kreeg pijnklachten aan haar nek en richting haar borst en had flinke hoofdpijn. Deze klachten hielden aan en werden steeds erger, tot het moment dat zij kwam te overlijden.
Op grond van het verloop van de pijnklachten van [naam slachtoffer] vanaf de verwurging tot aan haar overlijden, komt de rechtbank, ondanks dat er geen sluitend oorzakelijk verband kan worden gevonden tussen het handelen van de verdachte en het overlijden van [naam slachtoffer] , tot het oordeel dat de dood van [naam slachtoffer] met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de gedraging van de verdachte is veroorzaakt. Daarmee kan de dood van [naam slachtoffer] redelijkerwijs als gevolg van de gedragingen van de verdachte aan hem worden toegerekend
De verdediging heeft nog betoogd dat de artsen nalatig hebben gehandeld en dat [naam slachtoffer] niet zou zijn overleden als deze artsen anders zouden hebben gehandeld. Zonder daarbij een oordeel te willen geven over het handelen van de artsen, volgt de rechtbank dit standpunt niet. Eventueel handelen van derden nádat het ten laste gelegde feit heeft plaatsgevonden, doet niets af aan de verantwoordelijkheid van de verdachte. Dat betekent dat kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging zware mishandeling ten gevolge waarvan [naam slachtoffer] is overleden.
Op basis van de wettige bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan. Het enkele feit dat de verdachte ter terechtzitting heeft ontkent de bedreigingen te hebben geuit doet daar niets aan af.