ECLI:NL:RBROT:2020:5492

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
C/10/598013 / FA RK 20-4093
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor een betrokkene met ernstige alcoholproblematiek

Op 17 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een zorgmachtiging verleend aan een betrokkene die lijdt aan een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol. De officier van justitie had op 10 juni 2020 een verzoekschrift ingediend, vergezeld van diverse medische documenten, waaronder een verklaring van een psychiater. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, werd de betrokkene gehoord, samen met zijn advocaat en enkele zorgprofessionals. De rechtbank concludeerde dat de betrokkene door zijn psychische stoornis ernstig nadeel ondervond, met risico's op lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang. Ondanks eerdere opnames en goede intenties van de betrokkene om abstinent te blijven, bleek hij onvoldoende ziektebesef te hebben en was er geen bereidheid om vrijwillige zorg te accepteren. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk was om ernstig nadeel af te wenden, en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De zorgmachtiging werd verleend voor een periode van zes maanden, met specifieke maatregelen ter bescherming van de betrokkene. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M.W.J. van Elsdingen en schriftelijk uitgewerkt op 19 juni 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/598013 / FA RK 20-4093
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 17 juni 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. J.J.M. Cliteur te 's-Hertogenbosch.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 10 juni 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater] , psychiater, van 7 mei 2020;
  • de zorgkaart van 28 april 2020;
  • het zorgplan van 14 april 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 juni 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
 [naam] , GZ-agoog,
 [naam verpleegkundige] , verpleegkundige, verbonden aan het FACT-team van Antes.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een stoornis in het gebruik van alcohol in dusdanig ernstige mate dat het denken, willen, voelen en doelgericht handelen van betrokkene ingegeven wordt door die stoornis (HR 23-09-2005, ECLI:NL:HR:2005:AU0372).
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel. Voortkomend uit deze stoornis bestaat het risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Voorts bestaat het risico dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen jegens zichzelf oproept. Door het forse alcoholgebruik is er sprake van levercirrose, vocht in zijn buik en benen, slokdarmvarices en polyneuropathie. De ernst van de problematiek maakt dat er een verhoogd risico is op overlijden. Betrokkene dreigt opnieuw uit huis gezet te worden wegens ernstige vervuiling en overlastklachten, zoals regelmatig onder invloed zijn.
Gedurende opnames in het verleden is het betrokkene altijd goed gelukt om abstinent te blijven. Naar eigen zeggen ervaart hij dan geen prikkels waardoor hij geen zucht naar alcohol heeft. Inmiddels is betrokkene enkele dagen thuis en is hij in die tijd abstinent gebleven. Hij is ervan overtuigd dat dit zonder moeite zo zal blijven in de toekomst. Zijn behandelaren verklaren dat betrokkene onvoldoende ziektebesef en -inzicht heeft. Zijn intentie is goed, maar hij onderschat zijn verslaving. In de afgelopen twee maanden is betrokkene drie keer tegen het advies in met ontslag gegaan en telkens heropgenomen geweest omdat hij iedere keer terugviel in het gebruik van alcohol. Gezien de ernst van de situatie en de vele opnamen in verband met een terugval is toewijzing van onderhavige machtiging noodzakelijk in het belang van betrokkene.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Betrokkene vertelt tijdens de mondelinge behandeling een aantal keren aan dat hij regressietherapie wil volgen bij een antroposofisch therapeut. Deze therapeut is niet geregistreerd maar voor hem maakt dat niet uit. Hij heeft eerder antroposofische behandeling gevolgd en is naar aanleiding daarvan drie jaar van de alcohol afgebleven. Zijn behandelaren staan in het geheel niet onwelwillend tegenover een dergelijke vorm van therapie. Het is echter van belang dat dit in samenwerking met Antes gebeurt, hij beoordeeld wordt door een klinisch psycholoog en dat het contact blijft bestaan. Wanneer er sprake is van een terugval is het noodzakelijk om betrokkene op te nemen ter klinische detoxificatie. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het opnemen in een accommodatie.
Als het gaat om opneming geruime tijd nadat de zorgmachtiging is verleend, moet aan die vrijheidsbeneming een recente medische beoordeling ten grondslag liggen. Het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens verlangt altijd een onafhankelijk psychiatrisch onderzoek bij vrijheidsbeneming als deze. De nadere uitleg gegeven door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (zie onder meer EHRM 24 september 1992, Herczegfalvy v. Austria, 10533/83, r.o. 63 en EHRM 5 oktober 2000, Varbanov v. Bulgaria, 31365/96, r.o. 47). In de praktijk betekent dit dat bij een vrijheidsbeneming van betrokkene na drie maanden vanaf heden de zorgaanbieder uitvoering dient te geven aan een onafhankelijk psychiatrisch onderzoek. Dat mag door de geneesheer-directeur plaatsvinden, mits hij niet bij de behandeling betrokken is.
De door de officier verzochte vorm van verplichte zorg, uitoefenen van toezicht op betrokkene, wordt door de rechtbank niet noodzakelijk geacht en zal worden afgewezen. Deze vorm van zorg is aangevraagd teneinde betrokkene te verplichten tot het onderhouden van contact met haar behandelaren, al dan niet door op afspraken te verschijnen. Het onderhouden van contact moet echter worden verplicht door middel van een andere vorm van verplichte zorg. De rechtbank zal de volgende vorm van verplichte zorg ambtshalve toewijzen teneinde betrokkene te verplichten tot het onderhouden van contact met haar behandelaren zoals hiervoor bedoeld:
 het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
De rechtbank bepaalt dat het zorgplan dienovereenkomstig moet worden gewijzigd.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten insluiten en het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden
2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 17 december 2020;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 17 juni 2020 mondeling gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen, rechter, in tegenwoordigheid van C.D. van der Veeke, griffier, en op 19 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.