2.15De getuige [naam getuige 2] heeft verklaard:
“Ik ben niet in dienst van een van de partijen en ook geen familie van een van de partijen.
Op uw vraag wat ik weet over de werkzaamheden van meneer [eiser] verklaar ik dat ik zelf
geen weet heb welke werkzaamheden meneer [eiser] verricht. Ik weet wel dat meneer [eiser]
in Moerdijk werkt, namelijk in het pand gevestigd aan [adres] .
Op uw vraag hoe ik weet dat [eiser] in Moerdijk werkt verklaar ik dat ik dat concludeer uit
mijn observaties: ik heb [eiser] met de auto het bedrijfspand van [naam bedrijf 1] in Moerdijk
binnen zien gaan, daar waar de rest van de medewerkers van de [naam bedrijf 1] hun auto’s
buiten op het parkeerterrein stalt. Ik heb gezien dat [eiser] met een eigen sleutel toegang
heeft tot het bedrijfspand in Moerdijk en soms toeterde [eiser] waarna een collega de
rolpoort voor hem opende.
Alle observaties zijn door mij en mijn vrouw tezamen gedaan. Zij is ook vergund
privédetective.
Op uw vraag verklaar ik dat de datum van 24 juli 2018 in het rapport waarvan ik u hoor
zeggen dat dat als productie 5 door [gedaagde] in het geding is gebracht, de datum is waarop ik het eerste gesprek met meneer [naam getuige 1] in Dordrecht heb gevoerd. Een dag of drie
daarvoor ben ik telefonisch door de heer [naam getuige 1] benaderd.
De scoop van het onderzoek was om aan te tonen dat de heer [eiser] werkzaam was voor
[naam bedrijf 1] in Moerdijk en dat de heer [eiser] werkzaam was binnen 30 kilometer van de
vestiging van [gedaagde] .
De opdracht is op 24 juli 2018 getekend en meteen erna zijn wij met het onderzoek gestart
naar informatie op de sociale media. Onze eerste observatie is gestart op maandag
19 november 2018, zo lees ik in mijn rapport.
Op 24 juli 2018 was [eiser] al vertrokken bij [gedaagde] . Dat werd mij verteld door de
opdrachtgever.
Ik kan mij niet herinneren wat de reden is dat we later zijn gestart met de observaties. Ik
denk dat dat in overleg met de opdrachtgever is gebeurd, normaal gesproken beginnen we
meteen na de opdracht. Dat is digitaal dus ook gebeurd.
Ik hoor u citeren uit mijn onderzoeksrapport, namelijk dat ik heb vastgesteld dat de heer [eiser] niet in Antwerpen werkzaam is.
Ik heb vastgesteld dat [naam bedrijf 1] geen vestiging heeft in Antwerpen. In het handelsregister in België heb ik gezien dat de directeur van [naam bedrijf 1] daar wel een vennootschap heeft en een bedrijf heeft opgestart. Ik weet niet wat het adres daarvan is.
Mijn conclusie dat [eiser] niet werkzaam is in Antwerpen baseer ik op mijn observaties,
verspreid over meerdere tijdstippen dat [eiser] aanwezig was in Moerdijk in combinatie met
het feit dat een persoon niet op twee plaatsen tegelijk kan zijn.
Ik heb geen ander onderzoek omtrent werkzaamheden van [eiser] in Antwerpen gedaan dan
inzage in het handelsregister. Ik ben niet in Antwerpen geweest in het kader van dit
onderzoek. Ik ben vergund voor heel Europa, dus ik had het wel mogen doen.
Op uw vraag verklaar ik dat ik op enig moment ben aangesproken door een medewerker van [naam bedrijf 1] tijdens een observatie. Dat is gebeurd tijdens de laatste observatie in april 2019.
Het rapport is gemaakt door mijn vrouw.
Op uw vraag bij welke observaties ik [eiser] in levenden lijve heb gezien verklaar ik dat dat bij alle observaties zo is geweest, behalve de eerste, namelijk 19 november 2018. Het kan
zijn dat ik bij de observaties geen foto heb van de observatie van [eiser] , maar we hebben
hem toen wel gezien.
We hebben naar aanleiding van een brief van [eiser] aan ons waarin hij stelde dat foto’s in
het rapport zouden zijn bewerkt de originele foto’s van ons onderzoek aan de advocaat van
[gedaagde] toegezonden. Dat zijn de foto’s die u mij voorhoudt, die u productie l0 van
[gedaagde] noemt. Al deze foto's zijn ook in het rapport opgenomen, maar in het rapport zijn
de foto's in een kleiner formaat afgedrukt en daardoor minder duidelijk zichtbaar.
Het klopt dat de foto's in het rapport en de aanvullende foto’s uit productie 10 niet zijn gedateerd. Dat heeft ermee te maken dat de door ons gebruikte camera (D800 van Nikon) niet de mogelijkheid biedt om de datum op de foto te laten uitprinten. In het digitale bestand staan datum en tijd wel vermeld. Wij beschikken nog over dat bestand en het bestand is ook beschikbaar voor het geval de kantonrechter of partijen daar inzage zouden moeten krijgen.
Op uw vraag of ik bij de observaties heb kunnen vaststellen hoe lang [eiser] op de locatie
aanwezig is geweest verklaar ik als volgt:
Maandag 19 november 2018: op deze dag heb ik niet kunnen vaststellen hoe lang meneer
[eiser] in het bedrijfspand aanwezig is geweest.
Dinsdag 20 november 2018: op deze dag heb ik de auto van [eiser] waargenomen in het
bedrijfspand en later op de dag ook gezien dat de auto het pand heeft verlaten, maar ik heb
meneer [eiser] niet in levenden lijve kunnen waarnemen.
Woensdag 21 november 2018: ik heb de duur van de aanwezigheid niet vastgesteld.
Woensdag 28 november 2018 gedurende de periode van de observatie op deze dag was
[eiser] aanwezig. Ik leid dat af uit mijn observatie dat hij bij de start al aanwezig was en ik
hem niet heb zien wegrijden.
Donderdag 29 november 2018: gedurende de periode van de observatie op deze dag was
[eiser] aanwezig. Ik leid dat af uit mijn observatie dat hij bij de start al aanwezig was en ik
hem niet heb zien wegrijden.
Donderdag 6 december 2018: gedurende de tijden van observatie is de heer [eiser] aanwezig geweest in het bedrijfspand. Ik heb hem binnen zien rijden om 08:30u en zien vertrekken om 16:30u. Tussen 10:30u en 14:00u heb ik niet geobserveerd.
Vrijdag 7 december 2018: gedurende de tijden van observatie is de heer [eiser] aanwezig
geweest in het bedrijfspand. Ook deze dag is de observatie onderbroken geweest. Hij is
herstart om 15:45u, maar ik kan mij niet herinneren en heb ook niet gerapporteerd wanneer
de ochtendsessie is geëindigd.
Maandag 1 april 2019: heb ik de heer [eiser] niet aangetroffen
Woensdag 3 april 2019: heb ik de hele dag geobserveerd. [eiser] is om 07:57u aangekomen
en om 16:28u vertrokken. Daaruit trek ik de conclusie dat [eiser] de hele dag aanwezig is
geweest.
Donderdag 4 april 2019: gedurende de tijden van observatie is de heer [eiser] aanwezig geweest in het bedrijfspand.
Op vragen van mr. Oud antwoord ik als volgt.
Als ik in het rapport spreek over het naar het bedrijfspand toe komen rijden van een zwarte
Golf, dan heb ik de heer [eiser] daar telkens in levenden lijve in gezien.
Op donderdag 4 april 2019 schrijf ik in het rapport over een zwarte Volkswagen T-Roc. Ik
heb de heer [eiser] daar in levenden lijve in aanwezig gezien. Ik heb dat niet in mijn rapport
opgeschreven en had dat wel moeten doen. Mijn rapport bevat in zoverre een omissie, maar
ik weet zeker dat ik de heer [eiser] toen heb gezien. Ik heb daar geen foto van.
Op maandag 1 april 2019 heb ik, zoals ik ook al in het rapport heb omschreven, contact
gehad met een medewerkster van de [naam bedrijf 1] te Rotterdam. In aanvulling op wat ik in
mijn rapport heb geschreven verklaar ik dat ik naast het mobiele nummer van [eiser] ook het telefoonnummer van de vestiging Moerdijk heb ontvangen. Op een vraag van de
kantonrechter verklaar ik dat ik dat laatste nummer overigens niet meer heb gebeld.
Op de foto op bladzijde 5 van mijn rapport bevestig ik dat de persoon die daarop zichtbaar is de heer [eiser] is. Het hoofd op de foto op bladzijde 6 van mijn rapport is dat van [eiser] .
Ik bevestig ook dat de persoon op de foto's op bladzijde 14, 15 en 16 de heer [eiser] is.
Op de vraag naar de extra dagen die wij hebben geobserveerd (bladzijde 3 van het rapport)
verklaar ik dat wij op die dagen geen feiten hebben kunnen vaststellen omtrent de
onderzoeksopdracht. In mijn herinnering zijn dat 3 à 4 dagen geweest. Ik kan mij niet
herinneren welke dagen dat exact waren.
Op vragen van mr. Jansse antwoord ik als volgt.
Op bladzijde 19 van het rapport, zesde regel, staat de zin 'helaas heb ik hier het
onderzoeksubject niet waargenomen' opgeschreven. Op uw vraag naar het waarom het
woord 'helaas' zeg ik u dat dat fout is, het klinkt niet goed. Mijn vrouw heeft het rapport
opgesteld en heeft dat geschreven, maar dat had niet gemoeten.
Dat kan voor de tegenpartij niet goed overkomen.
U houdt mij voor dat tussen de eerste observaties in november en december 2018 en die in
april 2019 een aantal maanden ligt. Dat heeft ermee te maken dat wij toeval willen uitsluiten, daarmee bedoel ik dat de bevindingen in de eerste serie observaties veroorzaakt zouden kunnen worden door toeval (bijvoorbeeld tijdelijke verplaatsing wegens vervanging bij ziekte of iets dergelijks). Om dat uit te sluiten hebben wij later nog een tweede serie
observaties gedaan.
Op uw vraag of ik de foto's uit het rapport heb genomen vanaf één of meerder locaties
verklaar ik dat ik dat heb gedaan vanuit twee verschillende locaties. De meeste foto’s heb ik gemaakt vanaf het parkeerterrein van het pand twee adressen verder. Sommige vanaf het
naastgelegen parkeerterrein van [naam bedrijf 2] . In afstand zijn de meeste observaties en foto's dus vanaf 25 tot 30 meter genomen.
Op uw vraag naar de foto's van de observatie van 6 december begrijp ik dat u vraagt naar het belichtingsverschil en u vraagt mij hoe het kan dat als je een foto om 08:30u maakt en het dus buiten nog donker is de foto’s toch licht overkomen. De ISO-waarde van mijn camera kan ik zo groot instellen dat het beeld bij het geringste licht helderder wordt. U vraagt mij naar de belichtingsverschillen in de foto's van 6 en die van 7 december. Dat heeft onder meer te maken met de mate van tegenlicht en de omstandigheden. Ik heb het met dezelfde camera opgenomen en aan de hand van de digitale data van de foto’s kunt u controleren dat de foto’s daadwerkelijk op de gerapporteerde data en tijdstippen zijn genomen.
Op de vraag of ik weet met welke medewerker van [naam bedrijf 1] ik op 1 april 2019 heb gebeld verklaar ik dat ik dat niet weet. Ik vermoed dat dat de receptioniste was. Toen ik het
nummer van de vestiging in Moerdijk heb gekregen heb ik, zoals ik heb verklaard, daar niet
meer naartoe gebeld en wel omdat dat voor mij geen toegevoegde waarde had.
Op uw vraag waarom in het rapport is opgenomen de eerste persoon enkelvoud, terwijl ik
eerder heb verklaard dat ik alle observaties tezamen met mijn echtgenote heb gedaan, zeg ik
u dat we dat standaard zo in het rapport opnemen, maar ik herhaal dat we alle observaties
met zijn tweeën hebben gedaan.
Op uw vraag of ik ermee bekend ben dat er meer auto’s van het merk Golf met een zwarte
kleur van de [naam bedrijf 1] bestaan bevestig ik dat er drie van zulke auto’s van dezelfde kleur
door mij zijn gezien. Twee daarvan werden altijd buiten geparkeerd.
Op uw vraag hoe ik wist dat de medewerkers van [naam bedrijf 1] waaronder [eiser] een T-Roc
zouden krijgen verklaar ik dat ik dat vernam van mijn opdrachtgever. Uit de brief van
mr. Jansse die aan mij werd gestuurd werd gemeld dat [eiser] en witte T-Roc zou krijgen of had gekregen.