In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 16 juni 2020, wordt een verzoek behandeld tot verklaring van beëindiging van de vervolging van de verdachte, die momenteel in een vluchtelingenkamp in Noord-Oost Syrië verblijft. De rechtbank had eerder, op 17 februari 2020, overwogen dat de vervolging onredelijk was gezien de lange duur en het ontbreken van concrete stappen om de verdachte naar Nederland over te brengen. De minister van Justitie en Veiligheid had echter zijn standpunt herzien en verklaard dat hij hecht aan berechting in Nederland, wat de rechtbank noopte tot heroverweging van haar eerdere beslissing.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog steeds geen concrete stappen zijn ondernomen om de verdachte naar Nederland te brengen, maar dat de minister de nationale veiligheid niet langer als beletsel ziet voor de berechting in Nederland. De rechtbank heeft besloten het onderzoek voor onbepaalde tijd te schorsen, met een maximum van zes maanden, om de voortgang van de zaak te monitoren en te zien of er concrete stappen worden gezet. De beslissing is genomen in het belang van zowel de verdachte als de nationale veiligheid, waarbij de rechtbank de veranderende omstandigheden in de regio en de betrokkenheid van de minister in overweging heeft genomen.