ECLI:NL:RBROT:2020:5234

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
15 juni 2020
Zaaknummer
8367443 CV EXPL 20-7384
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vereniging Bouwvereniging Onze Woning en een gedaagde huurder. De eiseres, Bouwvereniging Onze Woning, heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd, alsook betaling van een huurachterstand van € 1.697,77. De gedaagde, die in persoon procedeerde, heeft de hoogte van de vordering betwist en verwezen naar zijn aanmelding bij Actief Schuldhulp voor een betalingsregeling.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde sinds de dag van dagvaarding de huurtermijnen over maart en april 2020 heeft voldaan, waardoor de huurachterstand niet verder is opgelopen. Desondanks oordeelde de rechter dat de hoogte van de betalingsachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde, en dat de gedaagde veroordeeld moest worden tot ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na de uitspraak. Tevens werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en proceskosten aan de eiseres.

De rechter heeft in zijn beslissing ook opgemerkt dat, indien de gedaagde inderdaad onder begeleiding staat van een schuldhulpverlener, het aan hem is om contact op te nemen met de eiseres om een betalingsregeling te bespreken. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het méér of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8367443 CV EXPL 20-7384
uitspraak: 29 mei 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de vereniging
Bouwvereniging Onze Woning,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 2 maart 2020,
gemachtigde: Rijnland Gerechtsdeurwaarders & Incasso te Spijkenisse,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Onze Woning” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop volgt uit de volgende processtukken:
 de dagvaarding, met producties;
 de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde] ;
 de conclusie van repliek, met productie;
 de schriftelijke reactie van 20 april 2020 van [gedaagde] , met producties.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Tussen Onze Woning als verhuurster en [gedaagde] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de zelfstandige woning gelegen aan de [adres] (hierna: het gehuurde).
2.2
Uit hoofde van deze huurovereenkomst is [gedaagde] huurpenningen aan Onze Woning verschuldigd, laatstelijk bedragend € 502,14 per maand.

3..Het geschil

3.1
Onze Woning heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde te ontbinden, [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling aan Onze Woning van € 1.697,77, zijnde de huurachterstand berekend tot en met februari 2020, buitengerechtelijke kosten ad € 182,27 en € 4,80 aan verschenen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.510,70 vanaf de dag van dagvaarding tot aan die van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2
Aan haar vordering heeft Onze Woning - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] is ondanks aanmaning in ernstige mate in gebreke gebleven met betaling van de huurpenningen. Verder vordert Onze Woning een bedrag van € 502,14 met ingang van maart 2020 voor iedere maand dat [gedaagde] het gehuurde nog blijft gebruiken.
Onze Woning heeft op de na aanmaning gedane betalingen eerst de kosten van de aanmaning conform artikel 6:44 BW in mindering gebracht.
3.3
[gedaagde] heeft aanvankelijk de hoogte van de vordering betwist en gewezen op door hem na dagvaarding gedane betalingen. [gedaagde] heeft voorts aangegeven dat hij zich op 17 maart 2020 heeft aangemeld bij Actief Schuldhulp. De schuldhulpverlener zal ervoor zorgen dat de vaste lasten op tijd worden betaald en voor de schulden wordt een betaalplan opgesteld.
3.4
Op hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, wordt hierna, voor zover voor de uitkomst van de procedure van belang, teruggekomen.

4..De beoordeling

4.1
Doordat [gedaagde] sedert de dag der dagvaarding de huurtermijnen over maart en april 2020 heeft voldaan, is de huurachterstand niet verder opgelopen.
4.2
Nu [gedaagde] de bestaande huurachterstand sinds maart 2020 niet verder heeft laten oplopen en [gedaagde] voor het overige de vordering van Onze Woning ook niet heeft betwist, ligt het gevorderde bedrag voor toewijzing gereed.
4.3
De hoogte van de betalingsachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde. De vordering wordt dan ook toegewezen. De ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen. De gevorderde gebruikersvergoeding van € 502,14 vanaf de maand mei 2020 wordt eveneens toegewezen.
4.4
Ten overvloede overweegt dat de kantonrechter dat, indien en voor zover [gedaagde] op dit moment inderdaad onder begeleiding staat van Actief Schuldhulp en zijn schuldhulpverlener inmiddels een betaalplan heeft opgesteld, het op de weg van [gedaagde] ligt om contact op te nemen met Onze Woning om te onderzoeken of partijen een betalingsregeling kunnen afspreken.
4.5
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Onze Woning zijn vastgesteld op € 603,94 aan verschotten (€ 104,94 aan dagvaardingskosten en € 499,- aan griffierecht) en € 360,- aan salaris voor de gemachtigde (twee punten à € 180,- per punt).

5..De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de uitspraak van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van Onze Woning te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om aan Onze Woning te betalen € 1.697,77 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand maart 2020, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 1.510,70 vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] om met ingang van de maand mei 2020 aan Onze Woning te betalen € 502,14, of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, zo lang [gedaagde] het gehuurde in gebruik houdt;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Onze Woning vastgesteld op € 603,94 aan verschotten en € 360,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44478