ECLI:NL:RBROT:2020:5216

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
14 juni 2020
Zaaknummer
8274812 CV EXPL 20-2278
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en vermindering van vordering tijdens procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen de Stichting Maasdelta Groep en Credis Inkomens- en Vermogensbeheer B.V., die optreedt als bewindvoerder over de goederen van een huurder. De eiser, Maasdelta Groep, had een vordering ingesteld wegens huurachterstand van de huurder, die door de coronamaatregelen niet tijdig kon worden behandeld. Tijdens de procedure heeft Maasdelta Groep haar vordering verminderd, waarbij de ontbinding en ontruiming niet langer werden gevorderd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een huurovereenkomst bestond en dat de huurder, via de bewindvoerder, in gebreke was gebleven met de betaling van de huur. De hoogte van de huurachterstand werd door de gedaagde betwist, maar de kantonrechter heeft de vordering van Maasdelta Groep, na vermindering, toegewezen. Credis q.q. werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 767,77 aan achterstallige huur, buitengerechtelijke incassokosten en rente. Tevens werd Credis q.q. in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8274812 CV EXPL 20-2278
uitspraak: 29 mei 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Maasdelta Groep
gevestigd te Spijkenisse,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V. te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Credis Inkomens- en Vermogensbeheer B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam] (hierna: [naam]).
gevestigd te Goeree-Overflakkee,
gedaagde,
gemachtigde: drs. A. Vijfhuize te Goeree-Overflakkee.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Maasdelta Groep’ en ‘Credis q.q.’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 14 januari 2020, met één productie;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 5 maart 2020 waarbij een mondelinge behandeling is gelast.
1.2
Bij brief van 31 maart 2020 heeft de kantonrechter partijen bericht dat de geplande mondelinge behandeling geen doorgang kan vinden vanwege de door de overheid getroffen maatregelen rondom het COVID-19 virus. Maasdelta Groep heeft vervolgens bij conclusie van repliek een recente huurspecificatie van de huurachterstand overgelegd en haar eis verminderd.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis daarna bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Tussen Maasdelta Groep als verhuurder en [naam] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] (hierna: het gehuurde).
2.2
Uit hoofde van deze huurovereenkomst was [naam] en thans haar bewindvoerder Credis q.q. bij vooruitbetaling huurpenningen verschuldigd aan Maasdelta Groep, laatstelijk bedragend € 561,91 per maand.

3..De vordering

3.1
Maasdelta Groep heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Credis q.q. te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 2.239,84 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand januari 2020, € 313,38 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en € 0,28 aan vervallen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 2.239,84, met veroordeling van Credis q.q. in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft Maasdelta Groep, naast de vaststaande feiten – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
Credis q.q., is ondanks aanmaning en sommatie, in gebreke gebleven met de tijdige en volledige betaling van de verschuldigde huurpenningen en heeft berekend tot en met de maand januari 2020 een huurachterstand van € 2.239,84 laten ontstaan. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van het gehuurde.
3.2.2
Door de wanbetaling van Credis q.q. zag Maasdelta Groep zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke incassokosten te maken. Op 10 december 2019 is [naam] aangemaand. Deze kosten van € 313,38 komen op grond van artikel 6:96 lid 5 van het Burgerlijke Wetboek (hierna: BW) voor rekening van Credis q.q..
3.2.3
Verder maakt Maasdelta Groep aanspraak op wettelijke rente, waaronder een bedrag van € 0,28 aan vervallen rente berekend tot 14 januari 2020.

4..Het verweer

Credis q.q. heeft erkend dat er sprake is van een huurachterstand, maar betwist de hoogte van de huurachterstand. Op de hoofdsom moeten de betalingen van 9 januari 2020 ten bedrage van € 561,91, de betalingen van 3 maart 2020 ten bedrage van in totaal € 2.247,64 en de betaling van 4 maart 2020 van € 50,00 in mindering worden gebracht. Ook de lopende huur voor februari 2020 is betaald. Credis q.q. betwist de proceskosten niet. Credis q.q. verzoekt om de gevorderde ontbinding en ontruiming af te wijzen nu deze disproportioneel worden geacht vanwege twee redenen. Ten eerste heeft Credis q.q. een substantieel gedeelte van de huurachterstand ingelopen en ten tweede omdat in het gehuurde ook vier kinderen woonachtig zijn en voor hen een ontruiming zeer diep ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer.

5..De beoordeling van de vordering

5.1
Naar aanleiding van het verweer van heeft Maasdelta Groep haar vordering met de door Credis q.q. genoemde bedragen verminderd, in die zin dat de betalingen die door Credis q.q. zijn verricht en nog niet in mindering waren gebracht alsnog op de hoofdsom in mindering zijn gebracht. Daarnaast heeft Maasdelta Groep de betaling van 1 april 2020 ten bedrage van € 561,91 en de betaling van 6 april 2020 ten bedrage van € 50,00 op de hoofdsom in mindering gebracht. De omvang van de huurachterstand tot en met de maand april 2020 bedraagt derhalve € 454,11. De vordering van het door Maasdelta Groep gestelde resterende bedrag voor de huurachterstand berekend tot en met de maand april 2020 is aangepast naar aanleiding van het verweer van Credis q.q., zodat hetgeen dat door Maasdelta Groep gevorderd wordt conform het verweer van Credis q.q. is en van de juistheid daarvan wordt uitgegaan. De vordering tot betaling van de verminderde hoofdsom van € 454,11 wordt dan ook toegewezen, met dien verstande dat eventuele nadien door [naam] verrichte betalingen daarop nog in mindering strekken.
5.2
Maasdelta Groep heeft – gelet op de actuele omvang van de huurachterstand – haar vordering voor wat betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde ingetrokken, zodat dit gedeelte van de vordering geen verdere beoordeling behoeft.
5.3
Maasdelta Groep maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Maasdelta Groep, althans haar gemachtigde, heeft aan Credis q.q. op 10 december 2019 een aanmaning verzonden, die voldoet aan de in artikel 6:96, zesde lid van het BW gestelde eisen. Nu Credis q.q. de ontvangst van deze aanmaning niet heeft betwist en niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn tot volledige betaling van de daarin opgenomen hoofdsom is overgaan wordt het gevorderde bedrag van € 313,38 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toegewezen.
5.4
De gevorderde vervallen rente van € 0,28 wordt – als onweersproken en op de wet gegrond – toegewezen. De gevorderde wettelijke rente vanaf 14 januari 2020 wordt ook toegewezen zoals onder de beslissing vermeld.
5.5
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij wordt Credis q.q. in de proceskosten aan de zijde van Maasdelta Groep veroordeeld.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Credis q.q. om aan Maasdelta Groep tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 767,77 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand april 2020, vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en verschenen rente, vermeerderd met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW over het saldo dat vanaf de dagvaarding aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens na elke debet- en credit mutatie heeft uitgestaan, tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Credis q.q. in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Maasdelta Groep vastgesteld op € 601,96 aan verschotten en € 210,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485