In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen de Stichting Maasdelta Groep en Credis Inkomens- en Vermogensbeheer B.V., die optreedt als bewindvoerder over de goederen van een huurder. De eiser, Maasdelta Groep, had een vordering ingesteld wegens huurachterstand van de huurder, die door de coronamaatregelen niet tijdig kon worden behandeld. Tijdens de procedure heeft Maasdelta Groep haar vordering verminderd, waarbij de ontbinding en ontruiming niet langer werden gevorderd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een huurovereenkomst bestond en dat de huurder, via de bewindvoerder, in gebreke was gebleven met de betaling van de huur. De hoogte van de huurachterstand werd door de gedaagde betwist, maar de kantonrechter heeft de vordering van Maasdelta Groep, na vermindering, toegewezen. Credis q.q. werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 767,77 aan achterstallige huur, buitengerechtelijke incassokosten en rente. Tevens werd Credis q.q. in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.