ECLI:NL:RBROT:2020:4883

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
4 juni 2020
Zaaknummer
8209023
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens contractloosheid en afsluiting van energieaansluitingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stedin Netbeheer B.V. en drie gedaagden, die gezamenlijk een pand bezitten. Stedin, als netbeheerder, vorderde schadevergoeding van € 75,00 van de gedaagden, omdat zij geen overeenkomst hadden met een energieleverancier en Stedin genoodzaakt was om de energieaansluitingen af te sluiten. De procedure volgde na meerdere aanmaningen van Stedin aan de gedaagden om een overeenkomst te sluiten met een energieleverancier. De gedaagden betwistten de vordering en stelden dat er geen energie was geleverd, waardoor er geen kosten zouden zijn. De kantonrechter oordeelde dat Stedin op grond van de Elektriciteitswet en de Gaswet verplicht was om de aansluitingen af te sluiten, omdat de gedaagden geen energieleverancier hadden. De rechter concludeerde dat de gedaagden onrechtmatig handelden door niet te reageren op de verzoeken van Stedin en dat zij gehouden waren de schade te vergoeden. De vordering van Stedin werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8209023 \ CV EXPL 19-52488
uitspraak: 29 mei 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Stedin Netbeheer B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso te Arnhem,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2],
3. [gedaagde 3],
allen wonende te [woonplaats gedaagden] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. C.F.M. van den Ekart, advocaat te Dordrecht.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “Stedin” en “ [gedaagden] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • de exploten van dagvaarding van 27 november 2019 en 3 december 2019, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[gedaagden] hebben in eigendom het pand aan het adres [adres] . In het pand bevindt zich een elektriciteitsaansluiting met meternummer [meternummer 1] en EAN-code [code 1] alsmede een gasaansluiting met meternummer [meternummer 2] en EAN-code [code 2] .
2.2.
Op grond van een op de Elektriciteitswet 1998 (“E-wet”) en de Gaswet (“G-wet”) gebaseerde gebiedsindeling heeft elke regio slechts één netbeheerder per product. In de regio, waarin het onderhavige pand zich bevindt, is Stedin als exclusieve netbeheerder belast met het beheer van de elektriciteits- en gasnetten, de aansluiting van afnemers op die netten en het transport van energie.
2.3.
Stedin heeft op 28 juli 2018 geconstateerd dat er geen overeenkomst met een energieleverancier (meer) bestaat, op grond waarvan energie kan en mag worden geleverd op het betreffende adres.
2.4.
Stedin heeft [gedaagden] diverse malen aangeschreven, waarbij aan [gedaagden] is verzocht alsnog een overeenkomst met een energieleverancier te sluiten, bij gebreke waarvan Stedin tot afsluiting van de elektriciteits- en/of gasaansluiting zal overgaan.
2.5.
Op 17 februari 2020, na dagvaarding derhalve, heeft Stedin de elektriciteits- en gasaansluiting in het pand afgesloten.

3..De vordering

3.1.
Stedin heeft, na eisvermindering, gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 75,00 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten en nakosten.
3.2.
Aan haar vordering legt Stedin - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat [gedaagden] geen overeenkomst (meer) hebben met een leverancier op grond waarvan zij elektriciteit en gas geleverd krijgen en dat Stedin op grond van de E-Wet en de G-wet verplicht is afnemers af te sluiten indien deze geen leverancier hebben. Stedin heeft [gedaagden] meerdere malen gesommeerd om een leveringsovereenkomst met een energieleverancier te sluiten dan wel Stedin in de gelegenheid te stellen de elektriciteits- en gasaansluiting af te sluiten. [gedaagden] hebben hier, voorafgaand aan de dagvaarding, geen gehoor aan gegeven. Door geen medewerking te verlenen, handelen [gedaagden] onrechtmatig jegens Stedin, nu zij Stedin belemmeren in de uitvoering van haar wettelijke taken. Stedin vordert een bedrag van € 75,00 als vergoeding van de door haar geleden en nog te lijden schade, bestaande uit de buitengerechtelijke kosten alsmede gederfde inkomsten in de vorm van netverlies en het niet kunnen incasseren van de aansluit- en transportvergoeding, welke vergoedingen zij wel zou hebben kunnen incasseren indien er sprake was van een overeenkomst met een energieleverancier.
3.3.
[gedaagden] hebben de vordering betwist en hebben daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd dat zij geen overeenkomst met Stedin hebben gesloten inzake de aansluiting en het transport van elektriciteit en gas. Er is geen energie geleverd, zodat er ook geen transportkosten zijn en Stedin ook niet verplicht is tot afsluiting over te gaan. [gedaagden] betwisten de stelling dat de energieaansluitingen op het adres actief zijn. Er is niet onrechtmatig gehandeld jegens Stedin. [gedaagden] betwisten het bestaan van schade aan de zijde van Stedin. Voorts ontkennen [gedaagden] dat zij in 2018 of 2019 brieven van Stedin hebben ontvangen.
3.4.
Op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd, zal - voor zover relevant - hierna nader worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat Stedin de exclusieve netbeheerder in de regio Rotterdam is en op grond van de E-wet en de G-wet verplicht is om afnemers zonder energieleverancier (vergunninghouder) af te sluiten. De vraag rijst wie kwalificeert als afnemer. Krachtens artikel 1 aanhef en onder c van de E-wet en artikel 1 lid 1 onder o van de G-wet is een afnemer een ieder die beschikt over een aansluiting op het net. [gedaagden] hebben niet weersproken dat zij de eigenaren zijn van het pand aan de [adres] en aldaar de beschikking hadden over de aansluitingen op het openbare gas en elektriciteitsnet, zodat daar in rechte van uit wordt gegaan. [gedaagden] kwalificeren daarom als afnemers in de zin van de E-wet en de G-wet.
4.2.
[gedaagden] hebben, blijkens de inhoud van hun verweer, niet weersproken dat er - tot aan het moment van daadwerkelijke afsluiting van de meters op 17 februari 2020 - geen energie werd geleverd aan het adres [adres] . In deze procedure wordt er dan ook vanuit gegaan dat er dus ook geen energieleverancier op dat verbruiksadres bekend was. In dat geval is Stedin als netbeheerder genoodzaakt om de aansluitingen op dat verbruiksadres af te sluiten. Zou zij dat niet doen, dan handelt zij in strijd met de E-wet en de G-wet, omdat zij in dat geval feitelijk als energieleverancier (vergunninghouder) optreedt.
4.3.
Stedin ontleent haar bevoegdheid om de energieaansluitingen op het verbruiksadres af te sluiten derhalve aan de E-wet en de G-wet. Reeds op grond van deze wettelijke basis waren [gedaagden] gehouden gehoor te geven aan de dringende verzoeken van Stedin. De stelling van [gedaagden] , dat er geen sprake is van een overeenkomst tussen hen en Stedin, is in dit kader dan ook niet relevant en behoeft geen verdere bespreking.
4.4.
De door [gedaagden] aangedragen omstandigheid dat er geen energie zou zijn geleverd op het betreffende adres maakt het voorgaande niet anders. Van belang is dat op voornoemd adres geen energieleverancier bekend was en dat op het moment van dagvaarden [gedaagden] eigenaren waren van het betreffende pand op het verbruiksadres en derhalve (zonder energieleveringsovereenkomst) gebruik hadden kunnen maken van de door Stedin geleverde gas en elektriciteit. Of er ook daadwerkelijk energie is afgenomen, is in dat kader niet relevant.
4.5.
Aangezien het Stedin op grond van de E-wet en de G-wet niet is toegestaan om zelf als leverancier van elektriciteit en gas op te treden, was zij gehouden tot afsluiting over te gaan. Daarom handelden [gedaagden] onrechtmatig jegens haar door niet, in reactie op de sommatiebrieven, ofwel een leveringsovereenkomst af te sluiten ofwel medewerking te verlenen aan het afsluiten van elektriciteit en gas. Door het niets doen van [gedaagden] , terwijl als eigenaren van het pand handelen op hun weg had gelegen, heeft de onrechtmatige situatie voortgeduurd en is schade ontstaan. Onder deze omstandigheden heeft Stedin terecht elk van de gedaagden gedagvaard, als eigenaren van het pand en dus potentiële, maar door Stedin daarin niet te onderscheiden, afnemers van energie via de in geding zijnde aansluitingen. [gedaagden] zijn derhalve gehouden de door Stedin geleden schade te vergoeden.
4.6.
Stedin vordert in dat verband een schadevergoeding van € 75,00, bestaande uit de kosten van het energieverbruik en het netbeheer, welke kosten zij niet bij [gedaagden] in rekening kan brengen omdat er geen energieleveringscontract is, en buitengerechtelijke kosten. [gedaagden] hebben weliswaar gesteld dat zij geen gebruik hebben gemaakt van elektriciteit en gas, maar hebben dit niet onderbouwd, zodat dit niet kan worden vastgesteld. Bovendien moeten [gedaagden] krachtens de E-wet en G-wet als afnemers worden aangemerkt, vanwege het enkele feit dat hun pand een elektriciteits- en gasaansluiting heeft. Stedin heeft gesteld en onderbouwd dat de kosten die zij niet in rekening kan brengen € 19,75 per maand (voor elektriciteit) en € 15,08 per maand (voor gas) bedragen.
4.7.
Ten aanzien van de buitengerechtelijke werkzaamheden hebben [gedaagden] betwist in 2018 en 2019 brieven van of namens Stedin te hebben ontvangen. Uit de door Stedin overgelegde brieven volgt dat zowel Stedin als haar gemachtigde [gedaagden] veelvuldig hebben aangeschreven, waarbij diverse brieven zowel naar het verbruiksadres als naar de woonadressen van [gedaagden] zijn gezonden. De heer [gedaagde 1] heeft op 16 januari 2019 telefonisch contact met Stedin opgenomen over de kwestie, zodat daaruit volgt dat in elk geval één van de brieven van Stedin door [gedaagden] ontvangen moet zijn. Uit de e-mail van de heer [gedaagden] van 8 mei 2019 aan de gemachtigde van Stedin volgt voorts dat [gedaagden] in elk geval ook één van de aanmaningen van de gemachtigde van Stedin heeft ontvangen, nu in die e-mail bezwaar wordt gemaakt tegen de door de gemachtigde gevorderde kosten. Dat het bij de e-mail van 8 mei 2019 gebruikte e-mailadres niet aan [gedaagden] zou toebehoren, acht de kantonrechter niet geloofwaardig, temeer daar in de bevestiging van de aanvraag door Independer expliciet wordt opgemerkt dat de e-mail bestemd is voor [gedaagde 1] . Nog afgezien van het feit dat uit de bovengenoemde contactmomenten blijkt dat [gedaagden] wel degelijk brieven hebben ontvangen, is het - gelet op de grote hoeveelheid aan door Stedin en haar gemachtigde verstuurde brieven - bovendien onaannemelijk dat [gedaagden] geen enkele van deze betalingsherinneringen hebben ontvangen, zodat [gedaagden] niet kunnen volstaan met de blote betwisting van de ontvangst van de brieven. Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook vast komen te staan dat Stedin buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht, die voor vergoeding in aanmerking komen.
4.8.
Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat het gevorderde (gefixeerde) bedrag van
€ 75,00 aan schadevergoeding onder de gegeven omstandigheden redelijk is, zodat dit bedrag zal worden toegewezen. Ook de daarover gevorderde wettelijke rente zal, als op de wet gegrond en door [gedaagden] niet weersproken, worden toegewezen.
4.9.
Hetgeen partijen voor het overige nog naar voren hebben gebracht, kan niet tot een ander oordeel leiden.
4.10.
[gedaagden] zullen, als de in het ongelijk gestelde partijen, in de proceskosten worden veroordeeld. De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan Stedin tegen kwijting te betalen € 75,00 aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagden] , eveneens hoofdelijk, in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Stedin vastgesteld op:
  • € 204,50 aan verschotten (waarvan € 121,00 aan griffierecht en € 83,50 aan dagvaardingskosten) en
  • € 72,00 aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [gedaagden] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis hebben voldaan, begroot op € 36,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487