ECLI:NL:RBROT:2020:4881

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
4 juni 2020
Zaaknummer
8266408
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en non-conformiteit bij levering van meubelstuk

In deze zaak heeft eiser, een consument, een grijze kast gekocht bij Rofra Meubelen Project B.V. voor € 1.595,00. Na een mislukte levering op 27 mei 2019, waarbij de kast niet door de lift paste, is op 5 juni 2019 een verkeerde kast geleverd, namelijk een zwarte kast met glazen deuren. Eiser heeft Rofra op 24 juni 2019 per e-mail geïnformeerd over de verkeerde levering en heeft daarna meerdere keren geprobeerd om de situatie op te lossen, inclusief een ingebrekestelling op 9 september 2019. Rofra heeft echter niet binnen een redelijke termijn de juiste kast geleverd, ondanks toezeggingen. Eiser heeft uiteindelijk de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden op 28 november 2019 en vordert nu terugbetaling van de koopsom en vervoerskosten. De kantonrechter oordeelt dat Rofra tekort is geschoten in haar verplichtingen en dat de ontbinding van de koopovereenkomst rechtsgeldig is. Eiser heeft recht op terugbetaling van de koopsom en wettelijke rente, maar de vordering voor vervoerskosten wordt afgewezen, omdat deze kosten voor rekening van eiser komen. Rofra wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8266408 \ CV EXPL 20-1665
uitspraak: 29 mei 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: mr. J.F. Cheung, advocaat te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Rofra Meubelen Project B.V.,
gevestigd te Vaassen,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] .
Partijen worden hierna verder aangeduid als “ [eiser] ” en “Rofra”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 30 december 2019;
  • het schriftelijke verweer van Rofra op de rolzitting van 23 januari 2020;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • het schriftelijke verweer van Rofra op de rolzitting van 30 april 2020, met één productie.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[eiser] heeft op 21 januari 2019 van Rofra gekocht een grijze kast met Franse deuren met de omschrijving “CABINET VICTOR/LOUVRE/ALL COULOURS, Verf/Beits Mahogany : PBXX000 – STAIN PTHER (Pole Grey)” voor een bedrag van € 1.595,00. Dit bedrag is door [eiser] volledig voldaan aan Rofra.
2.2.
Op 27 mei 2019 is tevergeefs getracht een kast bij [eiser] af te leveren. De kast bleek niet in de lift en door het trappenhuis te passen.
2.3.
Op 5 juni 2019 is een kast geleverd bij [eiser] . Bij deze levering is gebruik gemaakt van een verhuislift. De kosten van de verhuislift van € 284,00 zijn door [eiser] voldaan aan [bedrijf] .
2.4.
Op 24 juni 2019 heeft [eiser] een e-mail aan Rofra gezonden met daarin - voor zover thans van belang - het volgende opgenomen:
“(…) Op woensdag 5 juni 2019 is er bij mij thuis een verkeerde kast geleverd. Ik heb een kast besteld in pole grey met dichte louvre deuren. Er is bij mij een zwarte kast geleverd met glazen deuren. Ik heb meteen het serviceformulier ingevuld en foto’s bijgevoegd. Tot op heden heb ik nog geen reactie van u ontvangen. (…)”
2.5.
Bij e-mail van 7 juli 2019 heeft Rofra als volgt gereageerd:
“(…) Wij hebben geen serviceformulier ontvangen helaas, anders had ik al eerder bericht gehad natuurlijk. Ik wil u voor de volledigheid toch vragen deze nogmaals in te vullen opwww.rofrahome.nl/rma, het gaat met name om de foto’s van hoe de kast nu bij u staat.
Het lijkt mij de beste manier om de kast of eventueel de deuren om te ruilen, alleen ik wil daar eerst even de foto’s voor bekijken.(…)”
2.6.
Op 30 augustus 2019 heeft [eiser] een serviceformulier aan Rofra gezonden, waarin hij mededeelt dat er een verkeerde kast - te weten een zwarte kast met glazen deuren - is geleverd. [eiser] verzoekt Rofra om binnen een week te reageren met een oplossing.
2.7.
Op 9 september 2019 heeft de advocaat van [eiser] een ingebrekestelling aan Rofra gezonden. Middels deze brief wordt aan Rofra medegedeeld dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt en dat Rofra verplicht is binnen een redelijke termijn van veertien dagen over te gaan tot vervanging van de kast, bij gebreke waarvan [eiser] zich genoodzaakt ziet de overeenkomst te ontbinden en Rofra in rechte te betrekken.
2.8.
Rofra heeft per e-mail van 10 september 2019 het volgende aan [eiser] medegedeeld:
“(…) Naar aanleiding van de levering van uw kast heb ik hiervoor een omruilorder aangemaakt met ordernummer: [ordernummer] .
De kast word met 4 tot 6 weken verwacht, zodra deze binnen is zal de afdeling planning contact met u opnemen. (…)”
2.9.
Rofra heeft per e-mail van 24 oktober 2019 aan [eiser] medegedeeld dat de levering van de kast zal plaatsvinden op 5 november 2019. Aan [eiser] is verzocht deze leverdatum te bevestigen. [eiser] heeft hierop per e-mails van 25 en 30 oktober 2019 gereageerd dat hij eerst foto’s wil zien van de te leveren kast.
2.10.
Op 31 oktober 2019 heeft Rofra een e-mail aan [eiser] gezonden met de volgende inhoud:
“(…) Uw kast moet omgeruild worden echter hebben we geen onbewerkte kasten meer en die hebben wij nodig om deze kleur te spuiten.
We vinden het erg vervelend om te vertellen maar we moeten wachten op een volgende levering van deze kasten om uw order uit te leveren.
Dit zal pas in eind november kunnen. (…)”
2.11.
Vervolgens heeft Rofra op 22 november 2019 per e-mail aan [eiser] het volgende medegedeeld:
“(…) Helaas halen wij de eerder gestelde levertermijn van de bestelde VICTOR CABINET niet. De nieuwe indicatieve leverweek is week: week 2 van 2020. Let op, het betreft een indicatieve leverweek, dit kan nog wijzigen. (…)”
2.12.
Per brief aan Rofra van 28 november 2019 heeft [eiser] de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Tevens verzoekt [eiser] aan Rofra om de koopsom van
€ 1.595,00 en een bedrag van € 284,00 aan vervoerskosten aan [eiser] te voldoen binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van de brief, bij gebreke waarvan [eiser] aanspraak maakt op buitengerechtelijke kosten van € 341,04 inclusief btw.
2.13.
Op 19 december 2019 deelt Rofra per e-mail aan [eiser] het volgende mede:
“(…) Hiermee willen wij u informeren dat uw bestelling met ordernummer: [ordernummer] in week: 5 overgedragen wordt aan onze externe transportpartner.
Nadat onze transportpartner uw bestelling ontvangen en gecontroleerd heeft, zullen zij contact met u opnemen voor het maken van een leverafspraak.
Binnen 5 tot uiterlijk 10 werkdagen krijgt u de order geleverd. (…)”

3..Het geschil

3.1.
[eiser] heeft - kort samengevat -, na eisvermeerdering, gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- primair:
I. voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst tussen partijen buitengerechtelijk is ontbonden;
II. voor zover de koopovereenkomst tussen partijen niet buitengerechtelijk zou zijn ontbonden, de koopovereenkomst alsnog te ontbinden;
III. Rofra te veroordelen aan [eiser] te betalen de koopsom van € 1.595,00;
IV. Rofra te veroordelen aan [eiser] te betalen een bedrag van € 284,00 aan vervoerskosten;
V. Rofra te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de in punt III. en IV. genoemde bedragen;
- subsidiair:
V. Rofra te veroordelen tot nakoming van de koopovereenkomst door de afgeleverde verkeerde kast te vervangen door de juiste kast, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 500,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;
- zowel primair als subsidiair:
VI. Rofra te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 341,04 aan buitengerechtelijke kosten;
VII. Rofra te veroordelen tot betaling van de proceskosten en nakosten.
3.2.
Aan zijn vorderingen legt [eiser] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat Rofra tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst door in plaats van een grijze kast met Franse deuren een zwarte kast met glazen deuren te leveren. De geleverde kast beantwoordt niet aan hetgeen tussen partijen is overeengekomen. [eiser] heeft Rofra, conform artikel 7:21 lid 1 BW, verzocht tot vervanging van de afgeleverde kast over te gaan. Rofra heeft vervolgens verzuimd, na ingebrekestelling, binnen een redelijke termijn daartoe over te gaan. [eiser] heeft de koopovereenkomst om die reden buitengerechtelijk ontbonden. Daardoor rust op partijen de verplichting tot ongedaanmaking van de reeds over en weer ontvangen prestaties, zodat [eiser] aanspraak maakt op een bedrag van € 1.879,00, bestaande uit de koopsom en vervoerskosten. Voor zover ontbinding in rechte geen stand houdt, vordert [eiser] nakoming van de koopovereenkomst door vervanging van de geleverde kast.
3.3.
Rofra heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. [eiser] had de klacht direct bij aflevering moeten melden of in elk geval binnen bekwame tijd daarna. [eiser] heeft op 5 juni 2019 voor goede ontvangst van de kast getekend. Rofra heeft niet eerder dan 24 juni 2019 van [eiser] bericht ontvangen dat er iets mis was met de levering. Het was Rofra echter niet eerder dan 9 september 2019 duidelijk wat exact het probleem was. Daarop is direct actie ondernomen. Dat de vervanging van de kast niet spoedig heeft kunnen plaatsvinden, is geen ernstige tekortkoming, nu [eiser] nog altijd over de geleverde kast kan beschikken en geen hinder van de situatie ondervindt. De transportkosten bedragen voorts € 65,70 en niet het gevorderde bedrag van € 284,00. De kosten van de verhuislift komen voor rekening van [eiser] .
3.4.
Op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd, zal - voor zover relevant - hierna nader worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat de overeenkomst tussen partijen een consumentenkoop betreft. [eiser] heeft de kast immers gekocht als privépersoon en voor privégebruik, van Rofra handelend in het kader van haar bedrijf. Omdat er sprake is van consumentenkoop zijn de bepalingen uit titel 1 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) op de onderhavige overeenkomst van toepassing, waarbij van de afdelingen 1-7 van de titel niet ten nadele van de koper kan worden afgeweken (artikel 7:6 lid 1 BW).
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de kast, die door Rofra aan [eiser] is geleverd, niet beantwoordt aan hetgeen partijen zijn overeengekomen. Een koper kan er geen beroep meer op doen dat hetgeen is afgeleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien hij de verkoper daarvan niet binnen bekwame tijd nadat hij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, kennis heeft gegeven. Bij een consumentenkoop moet de kennisgeving binnen bekwame tijd na de ontdekking geschieden, waarbij een kennisgeving binnen een termijn van twee maanden na de ontdekking tijdig is (artikel 7:23 lid 1 BW). [eiser] heeft gesteld op 5 juni 2019 te hebben geconstateerd dat er een verkeerde kast is geleverd. Vast staat dat [eiser] vervolgens per e-mail van 24 juni 2019 aan Rofra heeft medegedeeld dat er een verkeerde kast is geleverd, te weten een zwarte kast met glazen deuren in plaats van een grijze kast met Franse deuren. Dit betekent dat [eiser] het gebrek tijdig aan Rofra heeft gemeld.
4.3.
Dat [eiser] de afleverbon voor akkoord heeft getekend, kan Rofra niet aan [eiser] tegenwerpen. [eiser] heeft met het tekenen van de afleverbon slechts akkoord gegeven voor het feit dat er levering heeft plaatsgevonden. [eiser] heeft in dit kader verklaard, eerst nadat de vervoerder is vertrokken het verpakkingsmateriaal te hebben verwijderd, waarna hij constateerde dat de verkeerde kast is geleverd.
4.4.
De stelling van Rofra, dat haar eerst op 9 september 2019 duidelijk was wat exact het probleem was, wordt verworpen. De melding van [eiser] van 24 juni 2019 is voldoende duidelijk en concreet. Rofra heeft er in haar reactie per e-mail van 7 juli 2019 ook blijk van gegeven dat het haar duidelijk is wat er mis is met de levering, nu zij in haar e-mail reeds aangeeft dat omruilen van de kast (of eventueel de deuren) haar de beste optie lijkt.
4.5.
Indien het afgeleverde niet beantwoordt aan de overeenkomst, kan de koper ingevolge artikel 7:21 lid 1 BW aflevering van het ontbrekende, herstel van de afgeleverde zaak of vervanging van de afgeleverde zaak eisen. Vast staat dat [eiser] Rofra per brief van 9 september 2019 heeft medegedeeld dat hij vervanging van de geleverde kast wenst. Op grond van artikel 7:21 lid 3 BW was Rofra verplicht binnen redelijke termijn haar verplichtingen - dat wil zeggen vervanging van de geleverde kast - na te komen.
4.6.
Artikel 7:22 lid 1 BW bepaalt, kort gezegd, dat indien het afgeleverde niet aan de overeenkomst beantwoordt de koper bij een consumentenkoop de bevoegdheid heeft de overeenkomst te ontbinden. Deze bevoegdheid ontstaat echter pas wanneer herstel en vervanging onmogelijk zijn of van de verkoper niet gevergd kunnen worden, dan wel de verkoper tekort is geschoten in een verplichting als bedoeld in artikel 21 lid 3 BW (artikel 7:22 lid 2 BW).
4.7.
Beoordeeld dient te worden of Rofra binnen een redelijke termijn tot vervanging van de geleverde kast is overgegaan. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is. Weliswaar heeft Rofra op 10 september 2019, direct na de ingebrekestelling van 9 september 2019, aan [eiser] medegedeeld dat er een ‘omruilorder’ is aangemaakt en dat de kast binnen vier tot zes weken wordt verwacht, doch daadwerkelijke levering is uitgebleven. Hoewel Rofra in eerste instantie de toezegging deed dat de kast op 5 november 2019 geleverd kon worden, heeft zij op 31 oktober 2019 aan [eiser] gemeld dat levering niet vóór eind november 2019 kon plaatsvinden omdat zij niet meer de beschikking had over onbewerkte kasten, welke nodig waren om in de juiste kleur te kunnen spuiten. Ook eind november 2019 is Rofra niet tot vervanging van de kast overgegaan. In plaats daarvan heeft zij op 22 november 2019 aan [eiser] medegedeeld dat de nieuwe indicatieve leverweek week 2 van 2020 is. Vast staat zodoende dat Rofra vanaf 9 september 2019 in de gelegenheid is gesteld tot vervanging van de kast over te gaan, doch dat zij hier tot aan de dag der dagvaarding niet toe is overgegaan. In dit kader weegt bovendien zwaar dat Rofra vanaf 10 september 2019 meerdere malen aan [eiser] heeft toegezegd binnen een door haar genoemde termijn alsnog tot levering over te kunnen gaan, maar deze toezeggingen telkens niet is nagekomen. Zelfs nadat [eiser] de koopovereenkomst buitengerechtelijk had ontbonden, heeft Rofra per e-mail van 19 december 2019 wederom aan [eiser] medegedeeld dat de levertijd is gewijzigd, ditmaal naar week 5 van 2020. Al met al moet geconcludeerd worden dat Rofra niet binnen redelijke termijn tot vervanging van de kast is overgegaan.
4.8.
Gelet op het niet nakomen van toezeggingen en het grote tijdsverloop sinds 24 juni 2019 - het moment waarop Rofra bekend was met de verkeerde levering - kon in alle redelijkheid niet van [eiser] gevergd worden dat hij bleef afwachten totdat Rofra haar verplichtingen zou nakomen. De stelling van Rofra dat er geen sprake is van een ernstige tekortkoming, nu Rofra nog altijd over de geleverde kast kan beschikken en geen hinder ondervindt, wordt verworpen. Niet in geschil is dat [eiser] een geheel andere kast had besteld dan welke door Rofra is geleverd. Niet gesteld kan worden dat dit slechts een geringe tekortkoming betreft. Bovendien heeft [eiser] met foto’s onderbouwd dat de kast nog immer onaangetast en grotendeels voorzien van verpakkingsmateriaal op de galerij in het appartementencomplex staat, zodat de stelling van Rofra, dat [eiser] de kast in gebruik heeft en geen hinder van de situatie ondervindt, geen stand houdt.
4.9.
Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat Rofra tekort is geschoten in haar verplichting tot vervanging van de geleverde kast ex artikel 7:21 lid 3 BW, zodat [eiser] het recht toekwam om de koopovereenkomst te ontbinden. [eiser] had dan ook de bevoegdheid om de koopovereenkomst te ontbinden. De gevorderde verklaring voor recht dat de koopovereenkomst tussen partijen is ontbonden, zal worden toegewezen.
4.10.
De toewijzing van de primair gevorderde verklaring voor recht leidt ertoe dat aan het subsidiair gevorderde – nakoming van de overeenkomst door vervanging van de kast – niet meer wordt toegekomen.
4.11.
Als gevolg van de buitengerechtelijke ontbinding is voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties ontstaan. Dit heeft tot gevolg dat [eiser] de geleverde kast aan Rofra dient te retourneren en dat Rofra het aankoopbedrag aan [eiser] dient te restitueren. De vordering tot betaling van het bedrag van € 1.595,00 wordt dan ook toegewezen.
4.12.
Ten aanzien van de gevorderde ‘vervoerskosten’ ad € 284,00 wordt als volgt overwogen. Deze kosten betreffen feitelijk geen vervoerskosten - waarvoor blijkens de orderbevestiging van 21 januari 2019 reeds een bedrag van € 95,70 in de verkoopprijs is verdisconteerd -, doch zien op de inschakeling van een verhuislift, die noodzakelijk bleek om de kast in het appartementencomplex te kunnen plaatsen. In dat kader is in de orderbevestiging het volgende opgenomen:
“Indien het gekochte artikel bij aflevering niet naar binnen past, is dit volledig voor rekening en risico van de klant.”
De kosten om de kast na aflevering in de woning van [eiser] te plaatsen, komen voor rekening en risico van [eiser] zelf. Dit deel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
4.13.
De gevorderde wettelijke rente zal, als op de wet gegrond en niet weersproken, worden toegewezen over een bedrag van € 1.595,00 vanaf de datum waarop Rofra in verzuim is geraakt, te weten 14 december 2019.
4.14.
[eiser] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De door [eiser] aan Rofra verzonden brief van 28 november 2019 voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. De vergoeding waarop aanspraak kan worden gemaakt, zal worden berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen tot een bedrag van € 289,49 inclusief btw.
4.15.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij dient Rofra verwezen te worden in de kosten van het geding. Nu [eiser] procedeert op basis van een toevoeging, blijven de verschotten beperkt tot het verschuldigde griffierecht. De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

5..De beslissing

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen partijen is ontbonden op 28 november 2019;
veroordeelt Rofra om aan [eiser] tegen kwijting te betalen € 1.595,00, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 14 december 2019 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Rofra in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op:
  • € 83,00 aan verschotten en
  • € 360,00 aan salaris voor de gemachtigde,
  • voornoemde bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de uitspraak van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening, van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan;
en indien Rofra niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op een bedrag van € 90,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is Rofra de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over al deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487