Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding;
- de conclusie van antwoord, met één productie;
- het vonnis van 4 september 2019, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de akte overleggen producties zijdens Evides, ter griffie ontvangen op 20 december 2019, met tien producties;
- het proces-verbaal van de op 6 januari 2020 gehouden comparitie van partijen, alsmede de bij die gelegenheid overgelegde pleitaantekeningen van de gemachtigde van Evides;
- de brief van 17 januari 2020, waarin de gemachtigde van V&SH heeft verzocht om aanpassing van het proces-verbaal;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek, met één productie.
2..De vaststaande feiten
(…)
- De oorzaak van de lekkage was dat een verbinding van de 160mm PVC leiding niet stabiel genoeg was om de bocht te kunnen ontgraven, ondanks de onder toezicht aangebrachte voorzieningen.
- Er is handmatig gegraven. Er is geen graafmachine bij betrokken geweest.
- Door het handmatig graven is de lekkage niet ontstaan. De lekkage onstond in de grond waar niet gegraven werd. Het betreft geen graafschade.
- De mofverbindingen van de waterleidingen waren niet trekvast waardoor deze onder bedrijfsdruk uit de verbinding konden schieten.
- De waterleiding liep door een (onbekende) mantelbuis waardoor er speling kon ontstaan, ondanks extra aangebrachte fixatie.
- Aangebrachte fixerende maatregelen zijn, door aanwezigheid van de onbekende mantelbuis, niet afdoende gebleken om de lekkage te voorkomen.
- De lekkage had voorkomen kunnen worden als vooraf de druk was verlaagd. De toezichthouder van Evides heeft aangegeven dat dit niet mogelijk was.
- In overleg met de toezichthouder zijn voorzieningen aangebracht. Deze zijn door de toezichthouder geaccepteerd voordat verder werd gegaan.
3..De vordering
4..Het verweer
5..De beoordeling
“het mechanisch verrichten van werkzaamheden in de ondergrond”en onder grondroerder
“degene onder wiens verantwoordelijkheid of leiding graafwerkzaamheden worden verricht”. De grondroerder dient volgens artikel 2 lid 2 WIBON zijn werkzaamheden op zorgvuldige wijze te verrichten. Daartoe dient hij volgens artikel 2 lid 3 WIBON ten minste ervoor te zorgen dat voor aanvang van de werkzaamheden een graafmelding is gedaan, onderzoek is verricht naar de precieze ligging van onderdelen van netten op de graaflocatie en dat op de graaflocatie de van de Dienst ontvangen gebiedsinformatie aanwezig is. De rechter dient – bij gebreke van concrete wettelijke normering – bij het invullen van de op de grondroerder rustende zorgvuldigheid in beginsel aan te sluiten bij de Richtlijn CROW 250 (thans: CROW 500, hierna: de Richtlijn) (Hoge Raad 25 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:772, ro. 3.7.2).
“De bocht moest aanvullend in alle richtingen gefixeerd worden middels spanbanden en afschoring met een houten paal tegen het bovenliggende draglineschot.”De kantonrechter stelt vast dat uit de onbetwiste foto op pagina 6 van het incidentenrapport blijkt dat V&SH de waterleiding zowel in horizontale als verticale én opwaartse richting met spanbanden heeft gefixeerd. Hoewel Evides in het algemeen heeft gesteld dat de door V&SH gebruikte wijze van fixeren niet overeenstemt met de instructie van de toezichthouder en de schetsen, heeft zij niet toegelicht op welke concrete manier die wijze van fixeren daarvan afwijkt. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan het een en ander tot geen andere conclusie leiden dan dat V&SH de waterleiding conform de instructies van de toezichthouder en de schetsen heeft gefixeerd en aldus na voorafgaand contact met Evides extra maatregelen heeft getroffen zoals bedoeld op pagina 35 van de Richtlijn. Gesteld noch gebleken is dat V&SH in de gegeven omstandigheden meer of andere voorzorgsmaatregelen had moeten treffen of zich geheel had moeten onthouden van het ontgraven van de waterleiding. De slotsom is dan ook dat V&SH in de gegeven omstandigheden zorgvuldig heeft gehandeld.