Over de vordering tot vergoeding van de verfkosten van US$ 1.184,52 overweegt de rechtbank voorts het volgende.
Tussen partijen is niet in geschil dat (onder meer) de watertank en de romp van de ‘ [naam schip 1] ’ waren beschadigd bij de aanvaring en dat verf nodig was voor het herstel van die aanvaringsschade. Evenmin is tussen partijen in geschil dat de bemanning van de ‘ [naam schip 1] ’ (onder meer) de watertank en de romp, nadat deze door Rotterdam Ship Repair waren hersteld, heeft gecoat, respectievelijk geschilderd. De kosten van aanschaf van verf vormen daarom onderdeel van de kosten van herstel van de aanvaringsschade.
Eiseressen verwijzen ter onderbouwing van de vordering ter zake van de kosten van aanschaf verf naar de factuur van Jotun van 10 september 2018 (bijlage bij het rapport va SCUA) ten bedrage van US$ 1.184,52 en naar bladzijde 14 van het rapport van SCUA.
OBRG heeft niet uiteengezet dat en waarom in plaats van het aldus onderbouwde bedrag van herstelkosten van US$ 1.184,52, slechts US$ 1.000,00 vergoed hoeft te worden.
Over de inhoud van bladzijde 14 van het rapport van SCUA zijn partijen het eens. Aldaar wordt het bedrag van US$ 1.184,52 genoemd onder het kopje “cost of repairs” als “supply of tank coating and paint”.
Voor zover OBRG betoogt dat een geringer bedrag vergoed dient te worden omdat de watertank en de huid van het schip niet goed in de coating zaten, verwerpt de rechtbank dat betoog om de volgende redenen. Door de aanvaring waren (onder meer) de huid van het schip en de watertank beschadigd. Rotterdam Ship Repair heeft de watertank en de romp hersteld waarbij staal is vervangen en laswerk is verricht. Om weer bruikbaar te zijn moest de watertank opnieuw worden gecoat. Na het herstel van de rompschade moest de huid van het schip weer worden geschilderd. Een en ander levert geen verbetering of waardevermeerdering van het schip op.
De conclusie is dan ook dat Antibes aanspraak had en heeft op het volledige bedrag van US$ 1.184,52, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de aanvaring.
OBRG heeft op die vordering op 18 maart 2019 US$ 1.000,00 betaald. Per die datum beliep de vordering aan hoofdsom en wettelijke rente (1.184,51 + 14,60 =) US$ 1.199,12. Door die betaling heeft Antibes per saldo te vorderen US$ 199,12 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2019.