ECLI:NL:RBROT:2020:4402

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
C/10/523586 / HA ZA 17-296
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en erkenning van Turkse uitspraken in civiele procedure

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is een bevoegdheidsincident aan de orde waarbij de erkenning van Turkse uitspraken centraal staat. De eiseressen, Marketing Bureau voor Programma Aanbieders B.V. (MBPA) en Local Insert B.V., hebben een procedure aangespannen tegen de Turkse rechtspersoon Diva Medya Hizmetleri Ticaret ve Sanayi Ltd. Şti. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 17 april 2019 de Turkse partij opgedragen bewijs te leveren dat aan de vier vereisten voor erkenning van buitenlandse uitspraken is voldaan, zoals vastgelegd in artikel 431 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Deze vereisten omvatten onder andere de bevoegdheid van de Turkse rechter, de rechtspleging, de openbare orde en de consistentie met eerdere uitspraken.

Diva Medya heeft verschillende documenten overgelegd ter ondersteuning van haar stelling dat de Turkse uitspraak erkend moet worden. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de Turkse procedure voldeed aan de eisen van behoorlijke rechtspleging en of er geen strijdigheid was met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank concludeert dat aan de vereisten voor erkenning is voldaan, met uitzondering van de vraag of het onderwerp van de Turkse procedure hetzelfde is als dat van de Europese vorderingen van MBPA en Local Insert. De rechtbank heeft de zaak aangehouden om Diva Medya de gelegenheid te geven zich uit te laten over deze nieuwe stelling.

De rechtbank heeft ook de internationale bevoegdheid van de rechtbank ten aanzien van de Australische vorderingen beoordeeld. Het oordeel is dat Nederland niet het eerste land is waar de initiële schade is geleden, waardoor de rechtbank niet bevoegd is om van deze vorderingen kennis te nemen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 10 juni 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/523586 / HA ZA 17-296
Vonnis in incident van 13 mei 2020
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARKETING BUREAU VOOR PROGRAMMA AANBIEDERS B.V.,
gevestigd te Oude-Tonge (gemeente Goeree-Overflakkee),
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LOCAL INSERT B.V.,
gevestigd te Achthuizen (gemeente Goeree-Overflakkee),
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. R. Faasen te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
DIVA MEDYA HIZMETLERI TICARET VE SANAYI LTD. STI.,
gevestigd te Istanbul, Turkije,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R.P.J.L. Tjittes te Den Haag.
Partijen zullen hierna Local Insert en MBPA en Diva Medya genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis in incident van 17 april 2019 (hierna: het tussenvonnis);
  • de akte na tussenvonnis in het bevoegdheidsincident van Diva Medya, met producties 12-19;
  • de akte houdende uitlating bewijs tevens houdende wijziging van eis van Local Insert en MBPA, met producties 4-43;
  • de akte houdende overlegging productie 44 van Local Insert en MBPA;
  • de antwoordakte na tussenvonnis in het bevoegdheidsincident van Diva Medya;
  • de antwoordakte na bewijslevering van Local Insert en MBPA, met producties 44-48.
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald in het incident.

2..De verdere beoordeling in het incident

2.1.
In de eerste plaats geldt dat Local Insert en MBPA hun eis in de hoofdzaak onder alinea 2.3 van het petitum hebben verminderd tot AUS$ 2.350.000.
Internationale bevoegdheid van deze rechtbank ten aanzien van de Europese Vorderingen
2.2.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank partij Diva Medya het bewijs opgedragen van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat het (onder 3.2 in het tussenvonnis bedoelde) vonnis van de
Bakirköy 5th Commercial Courtvoldoet aan de vier in r.o. 4.9 van dat tussenvonnis genoemde vereisten voor erkenning in de zin van artikel 431 lid 2 Rv met als gevolg dat deze rechtbank onbevoegd is. Deze vereisten zijn:
  • i) de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is;
  • ii) de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging;
  • iii) de erkenning van de buitenlandse beslissing levert geen strijdigheid op met de Nederlandse openbare orde, en
  • iv) de buitenlandse beslissing is niet onverenigbaar met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is. Zie Hoge Raad 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2838.
2.3.
Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft Diva Medya de volgende stukken in het geding gebracht:
a. het gewaarmerkte vonnis van de
Bakirköy 5th Commercial Court van 10 mei 2017
en een beëdigde Engelse vertaling daarvan;
een Engelse vertaling van het proces-verbaal van de op 1 april 2015 in die zaak
gehouden zitting;
een gewaarmerkt arrest van het
Istanbul Regional Court of Appealvan 10 mei
2018 en een beëdigde Engelse vertaling daarvan;
een
legal opinionvan de Duitse hoogleraar/advocaat Turks recht prof. dr. Christian
Rumpf van 31 augustus 2019;
e-mailcorrespondentie en een deskundigenrapport van 17 maart 2017, afkomstig
uit de in Turkije gevoerde procedures.
2.4.
.Hiertegen hebben Local Insert en MBPA zich verweerd met de (nieuwe) stelling dat het onderwerp van de procedure voor de
Bakirköy 5th Commercial Courteen ander is dan dat van de Europese Vorderingen die door hen bij deze rechtbank aanhangig zijn gemaakt. Voorts beroepen zij zich op een door hen overgelegde
legal opinionvan prof. dr. Cemal Şanli, hoogleraar aan de juridische faculteit van de Universiteit van Istanbul.
2.5.
De rechtbank overweegt als volgt. De Europese vorderingen bestaan – kort gezegd – uit verklaringen voor recht dat Diva Medya de samenwerking(sovereenkomst) met Local Insert en MBPA in verband met de brief van 8 november 2013 niet rechtsgeldig heeft beëindigd en/of dat de opzegging, althans de termijn van opzegging, in strijd is met de redelijkheid en billijkheid alsmede uit daarmee samenhangende schadevergoedings-vorderingen.
In haar incidentele conclusie tot onbevoegdheid stelde Diva Medya onder 77 dat zij een civiele procedure is gestart tegen MBPA voor de
Bakirköy 5th Commercial Courtwaarin zij vraagt om (i) een verklaring voor recht dat de overeenkomst met MBPA rechtsgeldig is opgezegd en om (ii) betaling van het openstaande bedrag van 3.470.885,15 Turkse lira. De rechtbank leest in de door Diva Medya overgelegde stukken vooralsnog echter niets over deze beweerdelijk gevorderde verklaring voor recht en de toegewezen betalingen lijken niet onverenigbaar met hetgeen Local Insert en MBPA in Nederland van Diva Medya vorderen. Daarmee rijst bij de rechtbank alsnog twijfel of het onderwerp van de procedure voor de
Bakirköy 5th Commercial Courten van het daarop gevolgde hoger beroep bij de
Istanbul Regional Court of Appeal(en mogelijk ook van de daarop gevolgde cassatieprocedure) hetzelfde is als het onderwerp van de Europese Vorderingen van Local Insert en MBPA in de zin van artikel 12 Rv
.Diva Medya heeft zich over deze nieuwe stelling echter nog niet kunnen uitlaten, waartoe de rechtbank haar alsnog de gelegenheid zal geven. Zoals hierna zal blijken, is deze kwestie onverminderd relevant voor de bevoegdheid van deze rechtbank ten aanzien van de Europese Vorderingen, omdat zij Diva Medya voor het overige in haar bewijsopdracht geslaagd acht.
2.6.
Aan het eerste, hiervoor in r.o. 2.2 onder (i) genoemde, vereiste voor erkenning, namelijk dat de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is, is voldaan. Het is niet onbegrijpelijk dat de Turkse rechters het door MBPA gedane beroep op een exclusieve forumkeuze voor de Brusselse rechter hebben verworpen. Anders dan Local Insert en MBPA menen, is dit beroep niet alleen verworpen met de vaststelling dat er tussen partijen geen ondertekende overeenkomst was, maar is (in hoger beroep) ook geoordeeld dat er (overigens) geen schriftelijk bewijs was waaruit consensus ten aanzien van de forumkeuze kon worden afgeleid. Gesteld noch gebleken is dat in de Turkse procedure van de zijde van MBPA behalve het tevergeefse beroep op de forumclausule een andere grond voor onbevoegdheid was aangevoerd. Dat prof. Şanli thans spreekt over het
forum reials hoofdregel naar Turks recht is dan ook niet relevant voor de beoordeling van de beslissing van de Turkse rechters die destijds over hun bevoegdheid moesten oordelen. Het honoreren van een stilzwijgende forumkeuze is naar internationale maatstaven immers algemeen aanvaardbaar. Zie bijvoorbeeld art. 26 Brussel Ibis-Vo.
2.7.
Voor de vraag of aan het tweede vereiste voor erkenning wordt voldaan, moet eigenlijk worden getoetst of de beslissing van de Turkse rechter tot stand is gekomen in een procedure die voldoet aan de vereisten van artikel 6 EVRM. Local Insert en MBPA hebben niet betwist (i) dat de advocaat van MBPA van de Turkse rechter meermalen uitstel heeft gekregen voor het indienen van schriftelijke stukken, (ii) dat ruimschoots voldoende gelegenheid is gegeven voor hoor en wederhoor, (iii) dat het bezwaar van MBPA tegen het eerste deskundigenrapport werd gehonoreerd en er naar aanleiding daarvan nieuwe deskundigen zijn benoemd en, ten slotte, (iv) dat de duur van de procedure niet excessief is geweest en er sprake was van effectieve rechtsbedeling. Dat de rechter vervolgens niets met de verweren van MBPA zou hebben gedaan, doet op zichzelf niet af aan het oordeel van deze rechtbank dat de Turkse beslissing tot stand is gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging.
2.8.
Onder verwijzing naar een rapport van de Europese Commissie wijzen Local Insert en MBPA erop dat de rechterlijke macht in Turkije niet onpartijdig is. Zo is sedert 2016 30% van de rechters en aanklagers ontslagen en heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in 142 van 146 zaken schendingen van het EVRM geconstateerd, die voornamelijk te maken hadden met schending van het recht op een eerlijk proces.
Ook prof. Rumpf merkt in algemene zin op dat de constitutionele hervorming van 2017 ertoe heeft geleid dat een aanzienlijke groep rechters is ontslagen en vervangen door minder ervaren collega’s. Prof. Rumpf stelt echter ook dat dit geen enkel gevolg heeft gehad voor de bezetting van de civiele en handelsrechtbanken in Turkije, die naar hun aard geen politiek karakter hebben. Naar het oordeel van de rechtbank hebben MBPA en Local Insert dit onvoldoende gemotiveerd betwist. Nu voorts gesteld noch gebleken is dat sprake is geweest van evident verkeerde rechtstoepassing, van (stuitend) onjuiste waardering van feiten of van een schromelijk gebrek aan logica in de beslissingen van de Turkse rechters, is de slotsom dat zowel aan het hierboven in r.o. 2.2 onder (ii) als aan het aldaar onder (iii) genoemde vereiste voor erkenning wordt voldaan.
2.9.
Partijen zijn het er ten slotte zelf over eens dat aan het hierboven in r.o. 2.2 onder (iv) genoemde vereiste voor erkenning wordt voldaan omdat er geen andere beslissingen zijn. Dat betekent dat de bevoegdheid van deze rechtbank ten aanzien van de Europese Vorderingen volledig afhangt van de beantwoording van de vraag of het onderwerp van de procedure in Turkije een ander is dan dat van deze Europese Vorderingen.
Internationale bevoegdheid van deze rechtbank ten aanzien van de Australische Vorderingen
2.10.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis partij MBPA en Local Insert het bewijs opgedragen van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat Nederland het eerste land is waar het in r.o. 4.15 van het tussenvonnis bedoelde omzetverlies is geleden door MBPA en/of Local Insert. In het tussenvonnis overwoog de rechtbank dat relevante vragen in dit verband lijken te zijn (i) waaruit de inkomsten bestonden die het (beoogde) resultaat waren van de door Local Insert en MBPA gemaakte kosten, (ii) van welke partijen deze inkomsten afkomstig waren en (iii) hoe de betalingen van deze inkomsten verliepen, meer concreet: op welke rekening(en) van Local Insert en/of MBPA deze inkomsten moesten worden betaald.
2.11.
Ter voldoening aan de bewijsopdracht hebben MBPA en Local Insert schriftelijke verklaringen overgelegd van: [naam 1] ( [functie 1] ),
[naam 2] ( [functie 2] ), [naam 3] ( [functie 3] ) en [naam 4] ( [functie 4] ).
2.12
Uit deze verklaringen, maar ook uit hetgeen MBPA en Local Insert in hun akte houdende uitlaten bewijs stellen, maakt de rechtbank op dat het de bedoeling was dat alle inkomsten van de TV-kanalen en distributeurs zouden binnenkomen op de bankrekening van MBPA Pty, de in Australië gevestigde 100%-dochter van MBPA. Na aftrek/betaling van lokale kosten zouden van de omzet de TV-kanalen worden voldaan en zou de netto omzet daarvan aan MPBA en Diva Medya toekomen. Beide vennootschappen zouden elk een aandeel in de omzet van 50% uit de Australische activiteiten incasseren. MBPA Pty zou dus als doorgeefluik (in de woorden van MBPA en Local Insert: “als transparant lichaam”) functioneren. Op den duur was het de bedoeling dat MPBA de zaken op de Australische markt zou overnemen. Volgens de verklaring van Vroegindewij zouden de Australische exploitanten gedurende naar schatting drie jaar vanuit de Australische vennootschap gefactureerd worden.
2.13.
Zoals Diva Medya terecht stelt, wordt door deze stellingen en verklaringen bevestigd dat Australië en niet Nederland het eerste land is waar de initiële schade is ingetreden. Daaraan doet niet af dat MBPA Pty mogelijk een tijdelijke tussenschakel was, zoals door Local Insert en MPBA is gesteld en door Diva Medya is betwist. Dat betekent dat Nederland geen
Erfolgsortwas en dat de rechtbank dus – in lijn met hetgeen in het tussenvonnis reeds is overwogen – niet bevoegd is om van de Australische vorderingen kennis te nemen.
2.14.
In afwachting van de beslissing over de Europese Vorderingen van Local Insert en MPBA zal de rechtbank iedere beslissing aanhouden.

3..De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 10 juni 2020 om Diva Medya gelegenheid te geven zich bij akte uit te laten over de (nieuwe) stelling van Local Insert en MBPA dat het onderwerp van de procedure voor de
Bakirköy 5th Commercial Courten van het daarop gevolgde hoger beroep bij de
Istanbul Regional Court of Appeal(en mogelijk ook van de daarop gevolgde cassatieprocedure) niet hetzelfde is als het onderwerp van de Europese Vorderingen van Local Insert en MBPA in de zin van artikel 12 Rv;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.F. Koekebakker, rolrechter, op 13 mei 2020.
32/901