ECLI:NL:RBROT:2020:4299

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 mei 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
8360735 CV EXPL 20-7079
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in vrijwaringszaak met betrekking tot aansprakelijkheid van bewindvoerder

In deze vrijwaringszaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 1 mei 2020 uitspraak gedaan in de procedure tussen [eiser] en de Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V. (Obin). De zaak betreft een vordering van [eiser] tot veroordeling van Obin, die als bewindvoerder over zijn goederen fungeerde, om te betalen aan zbo CAK, waartoe [eiser] in de hoofdzaak mogelijk veroordeeld zou worden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Obin tot en met 30 september 2018 bewindvoerder was en dat er geen postblokkade was ingesteld, wat betekent dat Obin niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de betalingen die [eiser] verschuldigd was aan zbo CAK. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] afgewezen, omdat hij niet heeft aangetoond dat er een postblokkade was en omdat hij niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht ten aanzien van zijn financiële verplichtingen. De kosten van de procedure zijn voor rekening van [eiser], die als grotendeels in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8360735 CV EXPL 20-7079
uitspraak: 1 mei 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de vrijwaringszaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: mr. G. Grijs, advocaat te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V.,
in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [eiser] ,
gevestigd te Culemborg,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: [vertegenwoordiger] , bewindvoerder te Culemborg.
Partijen blijven hierna aangeduid als “ [eiser] ” en “Obin”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure in de vrijwaringszaak volgt grotendeels uit het vonnis in het incident van 7 februari 2020 onder zaaknummer 8202640 CV EXPL 19-52048 in de hoofdzaak tussen zelfstandig bestuursorgaan (zbo) CAK (hierna: zbo CAK) en [eiser] en de aan dat vonnis ten grondslag liggende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen. Daarnaast heeft de kantonrechter kennisgenomen van:
  • het exploot van dagvaarding in vrijwaring d.d. 24 februari 2020;
  • de schriftelijke reactie van Obin d.d. 27 februari 2020.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis in de vrijwaringszaak nader bepaald op heden.

2..Het geschil

2.1
[eiser] heeft bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd zo mogelijk gelijktijdig met het te wijzen vonnis in de hoofdzaak met zaaknummer
8202640 CV EXPL 19-52048 Obin q.q. te veroordelen om aan zbo CAK te betalen datgene waartoe [eiser] in de hoofdzaak jegens zbo CAK mocht worden veroordeeld met inbegrip van de kostenveroordeling, tevens de proces- en nakosten in zowel de hoofdzaak als de vrijwaringszaak.
Aan zijn vordering heeft [eiser] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat hij ten tijde van de vordering door zbo CAK onder bewind stond bij Obin. Hierdoor heeft Obin de verantwoordelijkheid gedragen voor de betalingen die verricht moesten worden door [eiser] . Derhalve dient niet [eiser] , maar Obin q.q. aansprakelijk te worden gesteld met betrekking tot de vordering van zbo CAK.
2.2
Obin q.q. is van mening dat zij niet verantwoordelijk is voor de vordering van zbo CAK jegens [eiser] en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
Het is niet juist dat er ten tijde van het bewind een postblokkade was ingesteld. Obin is beschermingsbewindvoerder over de goederen van [eiser] geweest en heeft in deze hoedanigheid geen bevoegdheid om een postblokkade in te stellen. De facturen van zbo CAK zijn alle naar het huisadres van [eiser] verzonden en [eiser] heeft Obin daar vervolgens niet van op de hoogte gebracht. Obin heeft pas na de beëindiging van het bewind poststukken van de gemachtigde van zbo CAK ontvangen, maar deze toen doorgezonden naar [eiser] , omdat Obin geen bewindvoerder meer was.

3..De beoordeling

3.1
De kantonrechter verwijst in de eerste plaats naar het vonnis van 7 februari 2020, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Aangezien heden eindvonnis is gewezen in de bovengenoemde hoofdzaak, zal thans ook een eindbeslissing worden genomen in de onderhavige procedure.
3.2
zbo CAK heeft in de conclusie van antwoord in verzet, tevens conclusie van antwoord in het incident kopieën overlegd van de aan de vordering van zbo CAK ten grondslag liggende facturen. Het adres dat op de factuurbrieven vermeld staat, met uitzondering van de incassobrieven van 22 november 2018 en 18 december 2018, is telkens het woonadres van [eiser] .
3.3
Vaststaat dat Obin tot en met 30 september 2018 beschermingsbewindvoerder was over de goederen die aan [eiser] toebehoren. Wettelijk gezien geldt bij beschermingsbewind in beginsel geen postblokkade, anders dan in het kader van de wettelijke schuldsaneringsregeling WSNP. Nu [eiser] niet nader, al dan niet met specificaties, heeft onderbouwd dat op zijn woonadres een postblokkade was ingesteld ten tijde van het bewind, hetgeen wel op zijn weg had gelegen, wordt de stelling dat Obin om die reden verantwoordelijk was voor de betaling van de facturen, verworpen.
3.4
Obin heeft weliswaar twee aanmaningen ontvangen van de gemachtigde van zbo CAK, maar deze aanmaningen zijn verstuurd in de periode dat Obin geen bewindvoerder meer was over de goederen van [eiser] .
3.5
Daarbij komt dat [eiser] niet heeft weersproken dat hij de beschikking van
20 juni 2018 van zbo CAK omtrent de vaststelling van de eigen bijdrage voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: Wmo) heeft ontvangen. Als sprake is van beschermingsbewind, rust een inlichtingenplicht op de onder bewind gestelde persoon ten aanzien van
allefinanciële verplichtingen. [eiser] heeft niet gesteld dan wel onderbouwd dat hij de verplichting tot betaling van de eigen Wmo-bijdrage op zichzelf heeft gecommuniceerd met Obin. Hierdoor heeft Obin ook niet kunnen anticiperen op de komst van de facturen van zbo CAK. Gelet op het vorenstaande zal de vordering in vrijwaring dan ook worden afgewezen.
3.6
[eiser] zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, gemaakt aan de zijde van Obin. Deze kosten worden dezerzijds begroot op nihil nu van dergelijke kosten niet is gebleken.

4..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure aan de zijde van Obin, zijnde nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk en in het openbaar ter terechtzitting uitgesproken.
44240