ECLI:NL:RBROT:2020:4289

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
ROT 19/5770
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot verlening van een vergunning aan PostNL voor concentratie met Sandd en de ontvankelijkheid van de franchisenemers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 mei 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep tegen het besluit van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) tot verlening van een vergunning aan PostNL voor de concentratie met Sandd. Eiseres 1, die de belangen van franchisenemers van Sandd behartigt, stelde dat zij en de andere eiseressen belanghebbenden zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde echter dat de eiseressen niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij een zelfstandig eigen belang hebben bij het bestreden besluit, aangezien hun belang afgeleid is van de contractuele relatie met Sandd. De rechtbank concludeerde dat eiseres 1, die de belangen van de franchisenemers vertegenwoordigt, ook niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Het beroep werd derhalve niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft daarbij de relevante bepalingen van de Awb in overweging genomen, evenals eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en het College van Beroep voor het bedrijfsleven. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/5770

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 mei 2020 in de zaak tussen

[eiseres 1] , te [vestigingsplaats 1] , eiseres 1,

[eiseres 2], te [vestigingsplaats 2] , eiseres 2,
[eiseres 3], te [vestigingsplaats 3] , eiseres 3,
[eiseres 4], te [vestigingsplaats 4] , eiseres 4,
[eiseres 5], te [vestigingsplaats 5] , eiseres 5,
[eiseres 6], te [vestigingsplaats 6] , eiseres 6,
[eiseres 7], te [vestigingsplaats 7] , eiseres 7,
[eiseres 8], te [vestigingsplaats 8] , eiseres 8,
[eiseres 9], te [verstigingsplaats 9] , eiseres 9,
[eiseres 10], te [vestigingsplaats 10] , eiseres 10,
[eiseres 11], te [vestigingsplaats 11] , eiseres 11,
[eiseres 12], te [vestigingsplaats 12] alsmede haar acht vennoten, eiseres 12,
[eiseres 13], te [vestigingsplaats 13] , eiseres 13,
[eiseres 14], te [vestigingsplaats 14] , eiseres 15,
tezamen eiseressen,
gemachtigden: mr. A.W. Dolphijn, mr. T. Meijer en mr. M.C. Franken - Schoemaker,
en
de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (staatssecretaris EZK), verweerder,
gemachtigden: mr. S.R. Kingma en mr. E.H. Pijnacker Hordijk.
Met als derde partijen

PostNL N.V. (PostNL), te Den Haag,

gemachtigden: mr. C.E. Schillemans, mr. T.D.O. van der Vijver en mr. J.E.W.A. Smit
en

Autoriteit Consument en Markt (ACM), te Den Haag,

gemachtigden: mr. drs. T. Heideman en mr. drs. G.J. la Bastide.

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder besloten tot verlening van een vergunning aan PostNL voor het tot stand brengen van de concentratie tussen PostNL en SHM Beheer II B.V.
Tegen dit besluit hebben - onder meer - eiseressen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft bij brief van 12 december 2019 partijen meegedeeld dat zij besloten heeft tot voeging van de behandeling van deze zaak met de behandeling van de zaken bekend onder de registratienummers ROT 19/5687 en ROT 19/5708. Bij brief van 10 januari 2020 heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat zij heeft besloten tot versnelde behandeling van deze zaken en dat zij ACM vooralsnog aanmerkt als partij van rechtswege.
Bij brieven van 3 januari 2020 en 22 januari 2020 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. Ten aanzien van (een gedeelte van) stukken heeft verweerder op grond van artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtbank medegedeeld dat uitsluitend zij daarvan kennis zal mogen nemen en verzocht om met toepassing van artikel 8:29, derde lid, van de Awb te beslissen dat de beperkte kennisneming gerechtvaardigd is.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 30 januari 2020 heeft verweerder vanwege een kennelijke verschrijving in de vergunningaanvraag het bestreden besluit gerectificeerd in die zin dat in plaats van SHM Beheer II B.V. gelezen moet worden Sandd Beheer B.V. Deze rectificatie is gepubliceerd in
Stcrt. 2020, 54519.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
PostNL heeft bij brief van 31 januari 2020 een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Bij beslissing van 4 februari 2020 heeft de rechter-commissaris beperking van de kennisneming van de stukken waarvoor het verzoek is gedaan gerechtvaardigd geacht.
Eiseressen hebben - in tegenstelling tot de eiseressen in zaken ROT 19/5687 en ROT 19/5708 en de derde partijen - geen toestemming ex artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb verleend.
Het onderzoek ter zitting in de zaken heeft plaatsgevonden op 12 februari 2020. In deze zaak is voor eiseressen verschenen hun gemachtigde mr. T. Meijer en [naam persoon 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, bijgestaan door [naam persoon 2] , werkzaam bij verweerders ministerie. Voor PostNL zijn verschenen haar gemachtigden, bijgestaan door [naam persoon 3] (directeur public affairs), [naam persoon 4] (projectmanager) en [naam persoon 5] . ACM heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden en door [naam persoon 6] en [naam persoon 7] .
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank deze zaak heropend, omdat het onderzoek niet volledig was geweest. Nadat eiseressen 2 t/m 14 stukken hebben overgelegd om een ter zitting ingenomen stelling te onderbouwen, heeft alleen PostNL gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid daarop te reageren.
De rechtbank heeft de behandeling van deze zaak gesplitst van de behandeling van de andere zaken. Nadat partijen toestemming hebben gegeven voor afdoening van het beroep zonder nadere zitting, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank dient ambtshalve allereerst te bezien of eiseressen belanghebbenden zijn als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb, omdat alleen een belanghebbende beroep kan instellen tegen het bestreden besluit.
2. In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Artikel 1:2, derde lid, van de Awb bepaalt dat ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede worden beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen
3. Eiseres 1 stelt belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb te zijn, omdat zij volgens haar statutaire doelstelling de belangen behartigt van haar leden, de franchisenemers van Sandd. Bovendien gedraagt eiseres 1 zich ook daadwerkelijk als spreekbuis voor de franchisenemers en voert zij - op grond van artikel 9, eerste lid, van de franchiseovereenkomst – voor haar leden overleg met Sandd. Eiseressen 2 tot en met 14 zijn franchisenemers van Sandd en leden van eiseres 1. Zij stellen direct belanghebbenden te zijn, nu zij voor de exploitatie van hun ondernemingen, en daarmee voor hun inkomen dan wel levensonderhoud en continuïteit, geheel afhankelijk zijn van de ongewijzigde voortzetting van de met hen gesloten franchiseovereenkomsten.
4. Verweerder stelt vragen bij de ontvankelijkheid van het beroep van eiseressen. Het bestreden besluit als zodanig ziet immers niet op de door de individuele leden gesloten franchiseovereenkomsten, nu de franchiseovereenkomsten niet door de enkele implementatie van de concentratie eindigen. Ook PostNL stelt dat het bestreden besluit in ieder geval niet direct tot wijziging van de franchiseovereenkomsten leidt en zelfs indirect hoeft de concentratie volgens PostNL dat gevolg niet te hebben. Zij wil juist in gesprek met individuele franchisenemers om te beoordelen waar samenwerking mogelijk is, bijvoorbeeld door het uitbesteden van werkzaamheden.
5. Om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt, dient sprake te zijn van een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang dat de betrokkene in voldoende mate onderscheidt van anderen. Dat belang moet rechtstreeks bij het desbetreffende besluit zijn betrokken. Bij een uitsluitend van een andere betrokkene afgeleid belang is niet aan deze eis voldaan. Het enkele feit dat sprake is van een contractuele relatie tussen degene tot wie een besluit is gericht en een derde, betekent niet dat het belang van die derde bij dat besluit reeds daarom als een afgeleid belang aangemerkt moet worden. Onderzocht moet worden of die derde los van die contractuele relatie ook een zelfstandig eigen belang heeft bij dat besluit.
6. Voor de vaststelling of eiseressen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit, is bepalend of het belang binnen de beroepstermijn bestond (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1844 en de uitspraak van 12 september 2014 van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, ECLI:NL:CBB:2014:348).
7. Wat betreft eiseressen 2 tot en met 14 overweegt de rechtbank dat het beroepschrift is geschreven vanuit het oogpunt van de franchisenemers en daaruit - zoals verweerder ook opmerkt - kan worden opgemaakt dat het hen vooral lijkt te doen om hun uit de franchiseovereenkomsten voortvloeiende rechtspositie ten opzichte van Sandd, respectievelijk PostNL te beschermen of te verstevigen. Het gaat hier dus niet om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang, maar om een belang dat is afgeleid van de contractuele relatie met Sandd (de franchiseovereenkomst) die door het bestreden besluit niet wordt geraakt. Eerst ter zitting is door deze eiseressen gesteld dat zij zelfstandig postvervoerder zijn die ook los van de franchiseovereenkomst daadwerkelijk post hebben vervoerd. Gelet hierop heeft de rechtbank de behandeling van de zaak heropend en eiseressen 2 tot en met 14 verzocht deze stelling met stukken te onderbouwen.
8. Bij brief van 13 maart 2020 hebben deze eiseressen stukken overgelegd waarmee zij willen illustreren dat de franchisenemers ook na 1 februari 2020, de datum waarop het Sandd netwerk is opgeheven, nog post blijven vervoeren. Het gaat dan om een print van een door PostNL op 22 januari 2020 gegeven presentatie bij een bijeenkomst voor de franchisenemers met daarin een voorstel over de zelfstandig door de franchisenemers te bezorgen post buiten de ‘franchisepost’ (bijlage 1), ter uitvoering van dit voorstel een tweetal - alleen van de zijde van PostNL ondertekende - exemplaren “Overeenkomst Overgangsregeling” van 1 februari 2020 van PostNL gericht aan eiseres 4 en eiseres 2 (bijlage 2), registraties van de franchisenemers in het register van ACM van eiseres 2, eiseres 3, eiseres 4, eiseres 9, eiseres 12 en eiseres 13 (bijlage 3) en een tweetal overzichten op grootboek niveau van eiseres 10 en eiseres 2 en een tweetal facturen van eiseres 5.
9. De rechtbank is van oordeel dat eiseressen 2 tot en met 14 niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij los van de contractuele relatie ook een zelfstandig eigen belang hebben bij het bestreden besluit. Daarvoor hadden zij allereerst aannemelijk moeten maken dat zij ten tijde van de beroepstermijn (1 oktober 2019 tot en met 11 november 2019) ook als zelfstandig postververvoerder buiten de franchiserelatie om postvolume hadden. Dat hebben zij niet gedaan. De registraties in het register van ACM zeggen in dat verband niets, nu registratie in het register van ACM ook al nodig is om als franchisenemer post te kunnen vervoeren. De overige bij brief van 13 maart 2020 overgelegde stukken - wat daar verder ook van zij - zien op de periode na het verstrijken van de beroepstermijn. Het beroep voor zover ingesteld door eiseressen 2 t/m 14 is dan ook niet-ontvankelijk.
10. Eiseres 1 heeft geen zelfstandig belang aangevoerd. Nu eiseres 1 de belangen van de franchisenemers behartigt en hiervoor is vastgesteld dat de franchisenemers geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit, is ook eiseres 1 niet als belanghebbende aan te merken. Het beroep is dus ook voor het overige niet-ontvankelijk.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, voorzitter, en mr. T. Boesman en
mr. Y.E. de Muynck, leden, in aanwezigheid van mr. M. Traousis - van Wingaarden, griffier. De uitspraak is gedaan op 14 mei 2020 en openbaar gemaakt door middel van publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier en de voorzitter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.