ECLI:NL:RBROT:2020:4286

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
7908318 CV EXPL 19-30144
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van vordering en proceskostenveroordeling in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, heeft eiseres op 20 april 2020 tijdens de mondelinge behandeling aangegeven de procedure te willen intrekken. Dit verzoek werd per e-mail bevestigd. Gedaagde was echter niet akkoord met de intrekking en verzocht om eiseres te veroordelen in de proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat op grond van artikel 246 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering doorhaling van de procedure alleen kan plaatsvinden op verzoek van beide partijen. Aangezien eiseres haar vordering niet langer handhaaft, werd de vordering afgewezen. Eiseres werd als de in het ongelijk gestelde partij beschouwd en werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die tot aan deze uitspraak zijn vastgesteld op € 480,00 aan salaris voor de gemachtigde van gedaagde. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten werd ook toegewezen. De kantonrechter heeft de beslissing genomen dat de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat gedaagde de kosten kan vorderen, ook al is er nog geen definitieve uitspraak over de zaak zelf gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7908318 CV EXPL 19-30144
uitspraak: 1 mei 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. S. Aksu-Ari, advocaat te Rotterdam,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Vane, advocaat te Waddinxveen.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 9 juli 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek;
  • het tussenvonnis van 28 februari 2020 waarbij een mondelinge behandeling tussen partijen is gelast;
  • de brief van 13 maart 2020 aan de zijde van [eiseres] , met producties.
1.2
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 april 2020 heeft [eiseres] aangegeven dat zij de procedure wenst in te trekken. Dit is op 20 april 2020 ook door [eiseres] per e-mail bevestigd. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling en bij e-mail van 20 april 2020 aangegeven dat hij niet akkoord is met doorhaling van de procedure en verzocht om [eiseres] te veroordelen in de proceskosten.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis vervolgens bepaald op heden.

2..De vordering

2.1
Aanvankelijk heeft [eiseres] gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van het geweldsincident dat [eiseres] op 31 augustus 2015 is overkomen, [gedaagde] te veroordelen de schade die nader opgemaakt moet worden bij staat, te vergoeden binnen twee weken na deze uitspraak, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 10.000,00 bij wijze van voorschot op de totale schadevergoeding, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over het totale schadebedrag vanaf 31 augustus 2015 en [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.

3..Het verweer

3.1
[gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd betwist en concludeert tot niet-ontvankelijkheid, dan wel afwijzing van de vordering van [eiseres] . Tevens met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.

4..De beoordeling

4.1
Op grond van artikel 246 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan doorhaling van de procedure alleen plaatsvinden op verzoek van beide partijen. Doorhaling op eenzijdig verzoek is niet mogelijk. Het afzien van [eiseres] om verder te procederen wordt zo begrepen dat zij haar vordering tegen [gedaagde] niet langer handhaaft. De vordering zal daarom worden afgewezen.
4.2
[eiseres] heeft gelet op het voorgaande te gelden als de in het ongelijk gestelde partij en wordt daarom veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde] , die tot aan deze uitspraak worden vastgesteld op € 480,00 aan salaris voor de gemachtigde van [gedaagde] (bestaande uit 1 punt à € 480,00). De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt ook toegewezen. Aan de door [gedaagde] genomen conclusie van dupliek en de gehouden mondelinge behandeling worden geen salarispunten toegekend, omdat [eiseres] al in haar conclusie van repliek heeft aangegeven haar vordering te willen intrekken. De daarna door [gedaagde] gemaakte kosten zijn dan ook nodeloos gemaakt, zodat deze op grond van artikel 237 lid 1 Rv voor zijn rekening blijven.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 480,00 aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart dit vonnis voor zover het de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485