ECLI:NL:RBROT:2020:4126

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2020
Publicatiedatum
6 mei 2020
Zaaknummer
C/10/595001 / FA RK 20-2685
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 23 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De cliënt, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer, verzet zich tegen opname en verblijf in een zorginstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt ernstig nadeel ondervindt door haar psychogeriatrische aandoening, wat leidt tot levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel en verwaarlozing. De rechtbank heeft geconstateerd dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De advocaat van de cliënt heeft zich gerapporteerd aan het oordeel van de rechtbank over het verzet van de cliënt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de cliënt zich verzet tegen opname en verblijf, maar dat de opname noodzakelijk is voor haar welzijn. De machtiging tot opname en verblijf is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 23 oktober 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter H.J. Wieman-Bart en schriftelijk uitgewerkt op 1 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/595001 / FA RK 20-2685
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 23 april 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende te [adres cliënt] , [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in Rivas Zorggroep, verpleeghuis Waerthove te Sliedrecht
advocaat mr. R.L.I. Jansen te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 16 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door J.P. Scholten, arts, van
  • de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 10 april 2020;
  • de verklaring van de zorgaanbieder Rivas Zorggroep van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 3 april 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 april 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
  • cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
  • E. Pfaff, specialist ouderengeneeskunde, en
  • A. van Wijk, verzorgende, beiden verbonden aan Rivas Zorggroep, verpleeghuis Waerthove;
  • [naam dochter] , dochter van cliënt.

2..Beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft geconstateerd dat er geen zorgplan als bedoeld in artikel 26 lid 6 sub b Wzd is overlegd. De specialist ouderengeneeskunde verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat de informatie die in het zorgplan staat ook in de stukken staat die zijn overlegd. Hiermee is alle relevante informatie aanwezig. De advocaat geeft aan dat er voldoende informatie aanwezig is om de mondelinge behandeling te laten plaatsvinden. Alle aanwezigen achten het in het belang van cliënt dat er direct een beslissing wordt genomen op het verzoek. De rechter gaat daarom over tot de inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
2.2.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer.
2.4.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang.
Cliënt is gedesorganiseerd in tijd- en plaats. Zij behoeft veel hulp en sturing op de afdeling. Zij is niet in staat om voor zichzelf te zorgen en moet gestimuleerd worden om te eten en te drinken. Daarnaast bestaat het risico op dwaalgedrag en valgevaar bij cliënt. In de thuissituatie kreeg cliënt hulp van haar echtgenoot, haar dochter en de thuiszorg. Deze hulp is echter niet meer toereikend. Het is noodzakelijk dat cliënt vierentwintig uur zorg- en toezicht krijgt om het ernstig nadeel te verminderen.
2.5.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.7.
De advocaat van cliënt vraagt zich af of sprake is van verzet als bedoeld in de Wzd, maar refereert zich op dit punt aan het oordeel van de rechtbank. Gelet op de toelichting van de specialist ouderengeneeskunde tijdens de mondelinge behandeling, waaruit blijkt dat cliënt een wisselende bereidheid heeft met betrekking tot opname en verblijf in de accommodatie en dat cliënt met name ’s avonds bij herhaling aangeeft dat zij naar huis wil, is de rechtbank van oordeel dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf.
2.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 23 oktober 2020.
Deze beschikking is op 23 april 2020 mondeling gegeven door mr. H.J. Wieman-Bart, rechter, in tegenwoordigheid van S.S. Rigters, griffier, en op 1 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.