ECLI:NL:RBROT:2020:4119

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2020
Publicatiedatum
6 mei 2020
Zaaknummer
C/10/595364 / FA RK 20-2845
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wvggz

Op 23 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene met een Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH). De officier van justitie had op 22 april 2020 verzocht om deze voortzetting, na een eerdere crisismaatregel die op 21 april 2020 was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, die niet in staat was om voor zichzelf te zorgen en die bovendien mogelijk werd mishandeld en financieel uitgebuit door haar vriend. De rechtbank concludeerde dat de zorgbehoefte van de betrokkene niet kon worden voorzien in een reguliere zorgsetting en dat de situatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. De rechtbank verleende daarom een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, met daarbij de noodzaak van verplichte zorg, waaronder het beperken van de bewegingsvrijheid en toezicht op de betrokkene. De rechtbank achtte deze maatregelen noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden, ondanks het verzet van de betrokkene tegen de zorg. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter H.J. Wieman-Bart en schriftelijk uitgewerkt op 1 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/595364 / FA RK 20-2845
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 23 april 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te Curaçao, Nederlandse Antillen,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene], [woonplaats betrokkene],
thans verblijvende in Antes, locatie Maasstadweg 96, 3079 DZ Rotterdam,
advocaat mr. R.M.G. Sussenbach te Amsterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 22 april 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 21 april 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 21 april 2020;
  • de medische verklaring opgesteld door G.M. Manschot, psychiater, van 21 april 2020;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens;
  • het bericht dat er geen relevante strafvorderlijke- en justitiële gegevens voor betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 april 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
  • N. Kaymaz, psychiater, verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige materiële schade, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat zij onder invloed van een ander raakt. Tevens bestaat het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade voor de dochter van betrokkene.
Betrokkene is opgenomen vanuit de thuissituatie omdat zij wegliep uit het revalidatiecentrum Reade in Amsterdam waar zij aanvankelijk verbleef. Betrokkene heeft ernstige cognitieve problemen en is niet in staat om voor zichzelf te zorgen. Zij heeft hulp en sturing nodig bij het uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen. Betrokkene werd in de thuissituatie door haar dochter verzorgd. De dochter van betrokkene raakt echter overbelast en kan daarom niet langer de zorg voor betrokkene dragen. Daarnaast zijn er sterke aanwijzingen dat betrokkene wordt mishandeld en financieel uitgebuit door haar vriend. De bewindvoerder van betrokkene heeft aangegeven dat er nieuwe rekeningen op naam van betrokkene zijn geopend en dat er grote geldbedragen van haar bankrekening zijn afgeschreven. De vriend van betrokkene is opgepakt door de politie nadat hij heeft ingebroken in de woning van betrokkene. Ook is er schade toegebracht aan het huisraad van betrokkene en is haar woning is verwaarloosde toestand aangetroffen.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van ernstige cognitieve stoornissen na meerdere cerebrale bloedingen.
De rechtbank constateert dat bij betrokkene sprake is van een Niet Aangeboren
Hersenletsel (hierna: NAH). Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 20 september 2019 het voornemen kenbaar gemaakt dat een aantal beschreven (uitingen van) aandoeningen, waaronder NAH, met een AMvB zal worden aangewezen als “gelijkgestelde aandoeningen” zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijke gehandicapte cliënten (hierna: Wzd).
De psychiater verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat betrokkene op de afdeling neuropsychiatrie verblijft. Tijdens de opname zal nadere diagnostiek worden gedaan en zal er neurocognitief onderzoek plaatvinden. Ook er zal er therapie en revalidatie aan betrokkene worden geboden die gericht is op het herwinnen van haar autonomie. Het is niet mogelijk dat betrokkene met een machtiging op grond van de Wzd op deze afdeling verblijft. Tevens verklaart de psychiater dat er een beperkt aantal van dit soort instellingen in Nederland zijn en dat dit de enige instelling is met een gesloten afdeling waar deze zorg kan worden aangeboden. Daarnaast kan de zorgbehoefte van betrokkene niet worden voorzien met een machtiging op grond van de Wzd in een Wzd accommodatie.
Gelet op de zorgbehoefte van betrokkene beschouwt de rechtbank voornoemde stoornis als een stoornis in de zin van de Wvggz.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
  • het opnemen in een accommodatie.
De officier heeft niet expliciet verzocht om het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek als vorm van verplichte zorg in de voortzetting van de crisismaatregel op te nemen. De psychiater verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat deze vorm van verplichte zorg wel noodzakelijk is omdat de vriend van betrokkene naar verwachting binnenkort wordt vrijgelaten. Doordat betrokkene steeds vergeet wat voor schade haar vriend haar aanbrengt, is het van belang dat er, zo nodig, restricties kunnen worden getroffen om te voorkomen dat zij door hem wordt bezocht.
De rechtbank overweegt dat de psychiater de noodzaak van het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek voldoende heeft onderbouwd. De rechtbank zal analoog aan artikel 6:4 lid 2 Wvggz, in aanvulling op het verzoek van de officier, bepalen dat bij wijze van verplichte zorg de maatregel het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek voor de duur van maximaal drie weken kan worden getroffen.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de psychiater ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.2.
Betrokkene verzet zich tegen de noodzakelijke zorg. Hoewel betrokkene tijdens de mondelinge behandeling verklaart dat zij in de accommodatie wil verblijven, geeft de psychiater aan dat betrokkene een wisselende bereidheid heeft. Ook vergeet betrokkene heel snel wat zij heeft gezegd en wat met haar is afgesproken. De psychiater vindt de vrijwilligheid van betrokkene onvoldoende betrouwbaar. Daarnaast is betrokkene meermaals weggelopen vanuit het revalidatiecentrum waar zij hiervoor verbleef. De rechtbank vindt de bereidheid van betrokkene daarom onvoldoende betrouwbaar.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.3.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 14 mei 2020.
Deze beschikking is op 23 april 2020 mondeling gegeven door mr. H.J. Wieman-Bart, rechter, in tegenwoordigheid van S.S. Rigters, griffier, en op 1 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.