ECLI:NL:RBROT:2020:4113

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
6 mei 2020
Zaaknummer
8237811 / CV EXPL 19-54409
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugstorting eigen bijdragen vanwege betalingen zonder vermelding betalingskenmerk

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen het publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan CAK en een gedaagde. CAK vorderde een bedrag van € 191,62 van de gedaagde, bestaande uit een hoofdsom van € 140,70, rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering was gebaseerd op de eigen bijdragen die de gedaagde verschuldigd was voor zorg ontvangen onder de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (WMO 2015). CAK stelde dat de gedaagde haar betalingsverplichtingen niet was nagekomen, ondanks herhaalde aanmaningen. De gedaagde verweerde zich door te stellen dat zij alle eigen bijdragen had betaald en dat CAK de betaalde bedragen aan haar terugstortte met de mededeling dat zij te veel had betaald.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde gehouden was tot betaling van de eigen bijdragen, aangezien zij zorg had ontvangen in het kader van de WMO 2015. De rechter stelde vast dat de gedaagde betalingen had verricht zonder een betalingskenmerk te vermelden, waardoor CAK deze betalingen niet kon koppelen aan een factuur. Dit leidde tot de conclusie dat de gedaagde in gebreke was met de betaling van de verschuldigde bedragen. De kantonrechter heeft de vordering van CAK toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief rente en incassokosten. Tevens werd de gedaagde in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8237811 / CV EXPL 19-54409
uitspraak: 3 april 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
het publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid CAK,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 12 december 2019,
gemachtigde: Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna worden aangeduid met “CAK” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 12 december 2019, met producties;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord en de daarbij overgelegde betalingsbewijzen;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de aantekeningen van de mondelinge reactie.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
CAK is krachtens artikel 2.1.4 lid 6 Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (hierna: WMO 2015) belast met de vaststelling en inning van de eigen bijdragen welke de zorgontvanger op grond van artikel 3.1 Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2015 is verschuldigd voor het ontvangen van een maatwerkvoorziening en/of een persoonsgebonden budget welke is/zijn verstrekt in het kader van de uitvoering van de WMO 2015.
2.2.
Bij factuur van respectievelijk 24 augustus 2018, 20 september 2018, 18 oktober 2018, 16 november 2018, 14 december 2018, 11 januari 2019 en 8 februari 2019 heeft CAK een bedrag van € 17,60 bij [gedaagde] in rekening gebracht.
2.3.
Bij factuur van 3 mei 2019 heeft CAK een bedrag van € 17,50 bij [gedaagde] in rekening gebracht.

3..Het geschil

3.1.
CAK heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 191,62, waarvan € 140,70 aan hoofdsom, € 2,52 aan verschenen rente tot 28 november 2019 en
€ 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 191,62 vanaf 28 november 2019 tot en met de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt CAK - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft zorg ontvangen welke is verstrekt in het kader van de uitvoering van de WMO 2015. De hiermee samenhangende betalingsverplichting vloeit voort uit een betalingsbeschikking. [gedaagde] heeft alle termijnen voor bezwaar en beroep tegen deze beschikking ongebruikt gelaten. Dit betekent dat de beschikking formele rechtskracht heeft verkregen, zodat de vordering tussen partijen vast staat. Ondanks herhaalde aanmaning is [gedaagde] in gebreke gebleven met betaling van de verschuldigde eigen bijdragen. Zij is derhalve ook wettelijke rente verschuldigd. CAK heeft haar vordering ter incasso uit handen gegeven en zij heeft daarom buitengerechtelijke incassokosten moeten maken die op grond van de wet voor rekening van [gedaagde] komen.
3.3.
[gedaagde] heeft zich tegen de vordering verweerd en heeft daartoe – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd. [gedaagde] heeft alle eigen bijdragen betaald. Echter CAK stort de betaalde bedragen aan haar terug. Bij deze terugstortingen vermeldt CAK dat [gedaagde] te veel heeft betaald.

4..De beoordeling

4.1.
Als onweersproken is vast komen te staan dat indien en zolang zorg wordt genoten in het kader van de uitvoering van de WMO 2015, de zorgontvanger gehouden is daarvoor aan CAK een eigen bijdrage te betalen.
4.2.
In reactie op het verweer van [gedaagde] heeft CAK aangevoerd dat de door [gedaagde] betaalde bedragen automatisch aan haar zijn teruggestort omdat [gedaagde] deze betalingen heeft verricht zonder daarbij een betalingskenmerk te vermelden en de betalingen daardoor niet kunnen worden gekoppeld aan een factuur of dossier. CAK heeft de betalingen daarom als niet verricht aangemerkt.
4.3.
Anders dan [gedaagde] veronderstelt blijkt uit de door [gedaagde] zelf overgelegde afschriften van haar bankrekening dat zij in de periode van 2 januari 2018 tot en met 30 november 2019 iedere maand een bedrag van € 17,50 aan CAK heeft overgemaakt zonder daarbij een betalingskenmerk te vermelden. Uit de bankafschriften blijkt ook dat CAK in diezelfde periode dertien keer een bedrag van € 17,50 heeft teruggestort waarbij zij eenmaal vermeld heeft dat [gedaagde] te veel heeft betaald. Dat [gedaagde] de betalingen zonder betalingskenmerk heeft verricht komt voor haar eigen rekening en risico.
4.4.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat [gedaagde] gehouden is tot betaling van het gevorderde bedag van € 140,70 aan eigen bijdragen. Dit bedrag zal worden toegewezen.
4.5.
Nu [gedaagde] met betaling daarvan in gebreke is gebleven, is zij in verzuim geraakt. Dit heeft tot gevolg dat zij op grond van artikel 6:119 BW wettelijke rente aan CAK verschuldigd is. De verschenen rente zal daarom worden toegewezen. De wettelijke rente vanaf 28 november 2019 zal worden toegewezen als hierna vermeld.
4.6.
CAK heeft voorts aanspraak gemaakt op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voor de hoogte van de toewijsbare buitengerechtelijke incassokosten zoekt de kantonrechter aansluiting bij het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. Derhalve is [gedaagde] , gelet op de hoogte van de hoofdsom, een bedrag van € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw verschuldigd.
4.7.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan CAK te betalen een bedrag van € 191,62, waarvan € 140,70 aan hoofdsom, € 2,52 aan verschenen rente tot 28 november 2019 en € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over een bedrag van € 140,70 vanaf 29 november 2019 tot en met de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van CAK vastgesteld op € 224,06 aan verschotten (waarvan € 121,00 aan griffierecht en € 103,06 aan dagvaardingskosten) en € 72,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
32109