In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen het publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan CAK en een gedaagde. CAK vorderde een bedrag van € 191,62 van de gedaagde, bestaande uit een hoofdsom van € 140,70, rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering was gebaseerd op de eigen bijdragen die de gedaagde verschuldigd was voor zorg ontvangen onder de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (WMO 2015). CAK stelde dat de gedaagde haar betalingsverplichtingen niet was nagekomen, ondanks herhaalde aanmaningen. De gedaagde verweerde zich door te stellen dat zij alle eigen bijdragen had betaald en dat CAK de betaalde bedragen aan haar terugstortte met de mededeling dat zij te veel had betaald.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde gehouden was tot betaling van de eigen bijdragen, aangezien zij zorg had ontvangen in het kader van de WMO 2015. De rechter stelde vast dat de gedaagde betalingen had verricht zonder een betalingskenmerk te vermelden, waardoor CAK deze betalingen niet kon koppelen aan een factuur. Dit leidde tot de conclusie dat de gedaagde in gebreke was met de betaling van de verschuldigde bedragen. De kantonrechter heeft de vordering van CAK toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief rente en incassokosten. Tevens werd de gedaagde in de proceskosten veroordeeld.