ECLI:NL:RBROT:2020:4103

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
6 mei 2020
Zaaknummer
8216619 / CV EXPL 19-53037
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en betaling verloren parkeertarief na treintje rijden

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens het onrechtmatig verlaten van een parkeeraccommodatie zonder betaling van het verschuldigde parkeergeld. De gedaagde heeft op 20 juni 2019 de parkeeraccommodatie verlaten door bumper-klevend achter een voorganger langs de slagboom te rijden, wat in strijd is met de algemene voorwaarden van Q-Park. Q-Park vorderde een schadevergoeding van € 300,00 en een tarief van € 18,00 voor een verloren parkeerkaart, alsook buitengerechtelijke kosten van € 47,70. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een parkeerovereenkomst tot stand is gekomen en dat de gedaagde zich schuldig heeft gemaakt aan treintje rijden. De kantonrechter oordeelde dat de bedingen in de algemene voorwaarden van Q-Park niet onredelijk bezwarend zijn en dat de gedaagde zowel het tarief voor de verloren kaart als de schadevergoeding verschuldigd is. De gedaagde had onvoldoende alternatieven overwogen om de betaling te voldoen en heeft geen hulp van Q-Park gevraagd. De kantonrechter heeft de vordering van Q-Park toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8216619 / CV EXPL 19-53037
uitspraak: 3 april 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Q-Park’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 11 november 2019, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 7 januari 2020 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de op 29 januari 2020 ingekomen brief van Q-Park met daarbij een DVD met beeldmateriaal;
  • de aantekeningen van de griffier van de op 24 februari 2020 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties, waaronder de parkeeraccommodatie Rotterdam Hart van Zuid (hierna: de parkeeraccommodatie).
2.2.
Door middel van het verzoeken om en ontvangen/accepteren van het parkeerticket of het binnenrijden met een betaalpas of met abonnement kunnen bezoekers zich de toegang tot de parkeeraccommodatie verschaffen.
2.3.
Op het informatiebord bij de ingang van de parkeeraccommodatie worden voorafgaand aan het naar binnenrijden de geldende tarieven vermeld en wordt verwezen naar de (toepasselijkheid van de) algemene voorwaarden en de plaats waar deze kunnen worden opgevraagd.
2.4.
Artikel 5.9 van de algemene voorwaarden luidt als volgt: “
De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- (…)”.
2.5.
Artikel 6.4 van de algemene voorwaarden luidt als volgt: “
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden”, waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (…), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- (…)”.
2.6.
Artikel 6.6 van de algemene voorwaarden luidt als volgt:
“In geval van verlies of het ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (…). De parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”. Indien de parkeerder achteraf door middel van de klachtenprocedure van artikel 10 lid 5 aan kan tonen wat de daadwerkelijke parkeertijd was, zal restitutie op basis daarvan plaats vinden. De bewijslast met betrekking tot de exacte parkeertijd berust bij de parkeerder.”
2.7.
Door de in de parkeeraccommodatie aanwezige camera’s is geconstateerd dat het voertuig met kenteken [kentekennummer] op 20 juni 2019 om 14:27 uur de parkeeraccommodatie heeft verlaten door bumper-klevend achter een voorganger langs de slagboom te rijden.
2.8.
Het kenteken staat op naam van Special Lease Systems (SLS) B.V.
2.9.
[gedaagde] was op voornoemde datum en tijdstip bestuurder van het voertuig.
2.10.
Bij aangetekende brief van 16 september 2019 heeft Q-Park [gedaagde] gesommeerd een bedrag van € 300,00 aan schadevergoeding en € 18,00 inzake het tarief verloren kaart te betalen op de grond dat het voertuig de parkeeraccommodatie op 20 juni 2019 om 14:27 uur op onrechtmatige wijze en in strijd met de algemene voorwaarden van Q-Park is uitgereden door bumper-klevend achter een voorganger langs c.q. onder de slagboom bij de uitritterminal te rijden.

3..Het geschil

3.1.
Q-Park heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen een bedrag van € 365,70, waarvan
€ 18,00 inzake het tarief verloren kaart, € 300,00 aan schadevergoeding en € 47,70 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van pleging, althans van verzuim, tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft Q-Park - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd. Op grond van de algemene voorwaarden van Q-Park is [gedaagde] het tarief verloren kaart van in dit geval € 18,00 en een schadevergoeding van € 300,00 verschuldigd. Q-Park vordert de schadevergoeding wegens onder andere geleden omzetderving, gemaakte kosten, uitgevoerde werkzaamheden, reeds gedane en toekomstige investeringen, ingeschakelde derden en ter preventie. Subsidiair heeft Q-Park zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde] onrechtmatig jegens Q-Park heeft gehandeld. Q-Park heeft buitengerechtelijke incassokosten moeten maken die, evenals de wettelijke rente, op grond van de wet voor rekening van [gedaagde] komen.
3.3.
[gedaagde] heeft tegen de vordering – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd. [gedaagde] heeft de parkeeraccommodatie bewust treintje rijdend en zonder te betalen verlaten omdat hij zijn parkeerkaartje was kwijtgeraakt, slechts € 11,00 en dus niet voldoende geld bij zich had om het tarief verloren kaart te betalen en de medewerker van Q-Park hem daarmee via de intercom niet wilde helpen. Hij heeft de medewerker tevergeefs gevraagd of hij naar aanleiding van het kenteken van het voertuig, dat bij het inrijden van de parkeeraccommodatie wordt gescand, wilde berekenen wat zijn daadwerkelijke parkeerkosten waren voor de 30 minuten dat hij gebruik heeft gemaakt van de parkeeraccommodatie en die kosten dan op afstand in te voeren. Ook heeft [gedaagde] tevergeefs voorgesteld zijn rijbewijs of autosleutels achter te laten als borg voor betaling van het tarief verloren kaart. Diezelfde dag nog heeft [gedaagde] contact opgenomen met de klantenservice van Q-Park. Zij vertelde hem dat zij de mogelijkheid heeft om kentekens uit te lezen en dat zij niet weet waarom de desbetreffende medewerker dit niet gedaan heeft. Q-Park heeft [gedaagde] niet gevraagd of hij alsnog wilde betalen en [gedaagde] heeft dit ook niet aangeboden. Q-Park heeft via de werkgever van [gedaagde] een betalingsregeling getroffen, maar [gedaagde] wilde niet dat de werkgever in deze zaak betrokken zou worden. Hij heeft Q-Park daarom gevraagd de zaak over te schrijven op naam van [gedaagde] persoonlijk. Overigens is de gevorderde schadevergoeding exorbitant hoog.

4..De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft erkend dat hij zich op 20 juni 2019 schuldig heeft gemaakt aan treintje rijden en dat hij de parkeeraccommodatie zonder te betalen heeft verlaten, zodat dit in rechte is komen vast te staan. Door het binnenrijden van de parkeeraccommodatie is tussen Q-Park en [gedaagde] als bestuurder van het voertuig een parkeerovereenkomst tot stand gekomen. Onderdeel van deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Q-Park. Q-Park baseert haar vordering primair op deze algemene voorwaarden.
4.2.
De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08) en de Hoge Raad (13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691) ambtshalve te beoordelen of de bedingen in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat, in het geval wordt vastgesteld dat een beding ‘oneerlijk’ is in de zin van artikel 3 lid 1 en punt e uit de bijlage van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn), deze het beding niet mag matigen, maar zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten (HvJ 30 mei 2013, C 488/11), tenzij de consument zich hiertegen verzet (HvJ 4 juni 2009, C 243/08. Daartoe dient artikel 6:233 BW conform de Richtlijn te worden uitgelegd en – indien de kantonrechter vaststelt dat het beding ‘oneerlijk’ is – het beding ambtshalve te worden vernietigd.
4.3.
Q-Park heeft gemotiveerd bepleit dat de bedingen niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn. De bedongen schadevergoeding beoogt volgens Q-Park primair treintje rijden te voorkomen. Voor een voldoende preventieve werking is vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. Er is geen ander middel om treintje rijden tegen te gaan dat even effectief is als deze bedongen schadevergoeding. Het treintje rijden leidt volgens Q-Park tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeergarage. Voorts leidt Q-Park door deze gedraging schade. Q-Park heeft kosten moeten maken door investeringen in dure camerasystemen voor scherpe detectie van het treintje rijden. Zij heeft derhalve groot belang bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude. De inkomsten van de bedongen schadevergoeding worden gebruikt om maatregelen te nemen ter voorkoming en vervolging van “treintje rijden”. De bedongen schadevergoeding is volgens Q-Park redelijk ten opzichte van de in het verleden gedane en in de toekomst nog noodzakelijke investeringen.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de door Q-Park bedongen schadevergoeding, gelet op hetgeen door Q-Park is gesteld over de beoogde preventieve werking daarvan, de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers in en buiten de parkeergarage, het feit dat [gedaagde] ervoor heeft gekozen de parkeergarage op deze ongebruikelijke en ongewenste wijze te verlaten, en op de gemotiveerde onderbouwing van Q-Park van de hoogte van de hierdoor door haar geleden schade, niet oneerlijk is in de zin van de Richtlijn.
4.5.
[gedaagde] is daarom in beginsel zowel het tarief verloren kaart als een schadevergoeding van
€ 300,00 verschuldigd. De vraag die voorligt is of het treintje rijden aan het handelen dan wel nalaten van Q-Park te wijten is, omdat [gedaagde] zijn parkeerkaartje was kwijtgeraakt en niet voldoende geld bij zich had om het tarief verloren kaart te betalen en Q-Park geen assistentie wilde verlenen. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is. Voornoemde omstandigheden komen geheel voor rekening en risico van [gedaagde] , temeer daar hem valt te verwijten dat hij andere alternatieven niet heeft gebruikt Zo had hij collega’s of familie kunnen vragen naar de parkeergarage te komen met geld, om de parkeerkosten te betalen of had hij collega’s kunnen vragen de cliënt die met spoed naar een afspraak moest en die op hem wachtte, waardoor [gedaagde] zich gedwongen voelde snel te handelen, in zijn plaats naar die afspraak te brengen. Bovendien heeft [gedaagde] de volgende dag contact opgenomen met Q-Park zonder aan te bieden het tarief verloren kaart alsnog te betalen, terwijl dit, gezien het beroep van [gedaagde] op zijn bereidheid te willen betalen voor het kwijtraken van het parkeerkaartje, juist op zijn weg had gelegen.
4.6.
Het tarief verloren kaart van € 18,00 en de schadevergoeding van € 300,00 zullen daarom worden toegewezen. Nu [gedaagde] met betaling van deze bedragen in gebreke is gebleven, is hij op grond van artikel 6:119 BW de wettelijke rente verschuldigd. De wettelijke rente zal dan ook worden toegewezen, zoals hierna vermeld.
4.7.
Q-Park vordert een vergoeding ten bedrage van € 47,70 voor door haar gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient te worden beoordeeld aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding zal worden toegewezen, nu de door Q-Park aan [gedaagde] verstuurde aanmaning van 16 september 2019 voldoet aan de eisen die artikel 6:96 lid 6 BW daaraan stelt.
4.8.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] aan Q-Park tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van
€ 365,70, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over een bedrag van € 318,00 vanaf de datum dat [gedaagde] met betaling van dat bedrag in verzuim is geraakt;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Q-Park vastgesteld op € 83,52 aan dagvaardingskosten, € 121,00 aan griffierecht en € 144,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
32109