ECLI:NL:RBROT:2020:4038

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
1 mei 2020
Zaaknummer
C/10/595515 / FA RK 20-2916
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 28 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier had op 24 april 2020 een verzoekschrift ingediend om de op 23 april 2020 opgelegde crisismaatregel te verlengen. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag, waarbij de betrokkene, die in een GGZ-instelling verbleef, telefonisch werd gehoord. De rechtbank beoordeelde of aan de criteria voor een crisismachtiging was voldaan, zoals vastgelegd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank concludeerde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, en dat de situatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, met specifieke maatregelen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De betrokkene verzet zich tegen deze zorg, maar de rechtbank oordeelde dat de voorgestelde maatregelen noodzakelijk en evenredig waren. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter B.E. Dijkers en is op 30 april 2020 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/595515 / FA RK 20-2916
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 28 april 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in GGZ Delfland, locatie Stadhouderslaan, te Schiedam,
advocaat mr. J.P. Vandervoodt te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 24 april 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 23 april 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 23 april 2020;
 de medische verklaring opgesteld door drs. P.R.M. Tewarie, psychiater, van 23 april 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de relevante politiegegevens en de strafvorderlijke- en justitiële gegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene in het bijzijn van dr. [naam a.i.o.] , arts in opleiding tot specialist, en dr. [naam psychiater] , psychiater, beiden verbonden aan GGZ Delfland, locatie Stadhouderslaan, te Schiedam;
 de hiervoor genoemde advocaat van betrokkene.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade, ernstig lichamelijk letsel, alsmede de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Voorafgaand aan de opname was er sprake van hoogoplopende spanningen tussen betrokkene en zijn gezinsleden, met over en weer dreigende verbale agressie tot gevolg. Aanvankelijk werd betrokkene vrijwillig opgenomen, maar vanwege zijn beperkte ziektebesef en het ontbreken van een ziekte-inzicht wilde hij met ontslag. Betrokkene toonde zich toenemend onrustig en achterdochtig, weigerde zijn medicatie in te nemen en dreigde dermate agressief te worden dat hij naar een extra beveiligde kamer gebracht is, waar hij tot op heden verblijft. Met zijn houding op de afdeling kan hij agressie van medepatiënten over zichzelf afroepen. De arts verklaart dat het beeld momenteel aanzienlijk rustiger is, maar dat een langere opname noodzakelijk wordt geacht om te observeren of de verbeterde situatie aanhoudt. Betrokkene verklaart eveneens dat het beter met hem gaat, dat hij sinds een aantal dagen zijn medicatie inneemt en zich rustiger voelt. Indien betrokkene terug zal keren naar huis wordt echter gevreesd dat de bestaande spanningen tussen de gezinsleden opnieuw toenemen, met verbale en fysieke agressie tot gevolg. Het wordt noodzakelijk geacht dat betrokkene nader wordt gediagnostiseerd, wordt ingesteld op medicatie en verder wordt gestabiliseerd.
2.1.4.
Vermoed wordt dat voornoemd nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een waanstoornis dan wel schizofrenie.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van medicatie;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het insluiten, zo beperkt en kort mogelijk;
 het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
 het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen. Dit betreft de inname van de telefoons van betrokkene en daarmee het beperken van het contact met zijn gezin;
 het opnemen in een accommodatie.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en/of de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.2.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Hij verklaart meermaals terug naar huis te willen om voor zijn gezin te zorgen en is blijkens de stukken wisselvallig in zijn wens om te blijven. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.3.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 19 mei 2020;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 28 april 2020 mondeling gegeven door mr. B.E. Dijkers, rechter, in tegenwoordigheid van K.J. Gielen, griffier en op 30 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.