ECLI:NL:RBROT:2020:4021

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
1 mei 2020
Zaaknummer
C/10/580436 / HA ZA 19-760
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wanprestatie door advocatenkantoor bij juridisch advies over goederentransportverzekering

In deze zaak vorderden VIVAT SCHADEVERZEKERINGEN N.V. en LIBERTY MUTUAL INSURANCE EUROPE SE (hierna: Verzekeraars) een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst van opdracht. De zaak betreft een juridisch advies dat [gedaagde 1] heeft gegeven aan Verzekeraars over de dekking onder een goederentransportverzekering. De verzekering was gesloten met Rampal Cellular Stockmarket (RCS) en de dekking was geweigerd na een claim voor de diefstal van mobiele telefoons. Verzekeraars stelden dat [gedaagde 1] hen niet adequaat had geadviseerd, waardoor zij schade hadden geleden. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde 1] niet had voldaan aan de zorgplicht die van een goed opdrachtnemer verwacht mag worden. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde 1] niet had gewezen op alternatieve scenario's en zwakke plekken in haar adviezen, en dat zij Verzekeraars niet in staat had gesteld om goed geïnformeerd over de dekkingsvraag te beslissen. De vordering van Verzekeraars werd toegewezen, en [gedaagde 1] werd veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van € 37.771,32, alsook in de proceskosten. De rechtbank wees de vorderingen tegen de uitvoerende advocaten af, omdat de algemene voorwaarden uitsluiting van aansprakelijkheid voor hen bevatten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/580436 / HA ZA 19-760
Vonnis van 29 april 2020
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
VIVAT SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
LIBERTY MUTUAL INSURANCE EUROPE SE,
gevestigd te Leudelange, Luxemburg,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaten mr. P.J. de Jong Schouwenburg en mr. A.I. Kruidenberg te Amsterdam.
Partijen zullen Verzekeraars en [gedaagde 1] c.s. genoemd worden. Afzonderlijk zullen partijen respectievelijk genoemd worden:
- Vivat,
- Liberty Mutual,
- [gedaagde 1] ,
- [gedaagde 2] ,
- [gedaagde 3] .

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 maart 2020,
  • het schriftelijke commentaar van [gedaagde 1] c.s. op het proces-verbaal (faxbericht van 19 maart 2019).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Verzekeraars hebben op 5 januari 2018 een goederentransport-verzekeringsovereenkomst (hierna: de verzekering) gesloten met een derde, het bedrijf Rampal Cellular Stockmarket (hierna: RCS). RCS handelt onder meer in mobiele telefoons.
2.2.
In de verzekeringsovereenkomst staat dat daarop Engels recht toepasselijk is en dat geschillen zullen worden beslecht door arbitrage in Tel Aviv, Israël. De polis bevat voorts onder meer de volgende clausules:
DURATION OF INSURANCE CLAUSE
The insurance in respect of CIP or GIF or Interest Insured sold under similar terms and subject to terms of sale/purchase will commence from supplier's premises worldwide and/or from freight forwarders' warehouse worldwide and/or bonded warehouse worldwide and will terminate upon arrival of the interest insured to the Insured's Client's (hereinafter: "Client") warehouse at final destination or until title passes to the Client or his Freight Forwarders or Custom's Clearing Agents at the Freight Forwarder's warehouse, whichever shall first occur.
STORAGE EXTENSION CLAUSE
It is hereby declared and agreed:
1. The insurance under this Policy is extended to cover the Interest Insured for a period not exceeding 90 days during temporary storage at Freight Forwarders warehouses and/or bonded warehouses for receipt check and/or preparation for onward shipment.
2. The Interest Insured may be opened during storage at Freight Forwarders' warehouse from its original packing and repacked by the Insured or his Freight Forwarders.
3. The insurance under this Policy is extended to cover storage of Interest Insured that was:
i. i) Declined by Clients.
ii) Not shipped to Clients or not collected by the Clients and/or their Customs Clearing Agents.
iii) Temporary stored for shipment to potential Clients.
up to 90 days whilst at Pilot Air Logistic Center in Miami, FL., USA or at any other Freight Forwarder or other Location up to the amounts stated in LIMITS.
4. Any and all extensions in storage time beyond the 90 days included herein, shall be automatically insured up to the expiry of the policy period, at an additional premium of € 2,500 per annum.
RETURNED/NOT COLLECTED SHIPMENT CLAUSE
In the event of shipments insured under this Policy being returned for any reason or not collected by the Client or his agents such shipments are covered continuously hereunder, including whilst in warehouse or elsewhere until finally disposed of by the insured but not to exceed 90 days, or held covered, from arrival of the shipment to the final warehouse.”
2.3.
In het voorjaar van 2018 claimde RCS dekking onder de verzekering vanwege het verlies van een grote partij mobiele telefoons. Deze mobiele telefoons zijn op enig moment door RCS vanuit Nederland/Duitsland naar een loods in Bologna, Italië, getransporteerd en daar uit de loods gestolen. De waarde van de mobiele telefoons bedraagt (gesteld) € 2.766.219,-. De mobiele telefoons waren verkocht aan een klant van RCS.
Op de koopovereenkomst tussen RCS en deze klant is Israëlisch recht van toepassing.
2.4.
Verzekeraars hebben in een e-mailbericht van 24 mei 2018 aan [gedaagde 1] opdracht gegeven om een juridisch advies uit te brengen over de vraag of dekking onder de polis moest worden geboden voor de diefstalclaim van RCS.
2.5.
De opdracht is door [gedaagde 1] aanvaard bij e-mailbericht van 24 mei 2018. In dit e-mailbericht worden de algemene voorwaarden van [gedaagde 1] van toepassing verklaard. Deze algemene voorwaarden zijn als bijlage gevoegd bij dit e-mailbericht. De algemene voorwaarden bevatten een forumkeuzebeding voor de rechtbank Rotterdam.
In deze algemene voorwaarden staat onder meer dat alleen [gedaagde 1] (in de algemene voorwaarden ook wel aangeduid als
[gedaagde 1]) als contractspartij heeft te gelden:
“Uitsluitend [gedaagde 1] geldt tegenover de Cliënt als opdrachtnemer, ook indien het de uitdrukkelijke of stilzwijgende bedoeling is dat een opdracht door een bepaalde persoon zal worden uitgevoerd. De toepasselijkheid van artikel 7:404 BW, dat voor het laatstgenoemde geval een regeling geeft, en de toepasselijkheid van artikel 7:407 lid 2 BW, dat een hoofdelijke aansprakelijkheid vestigt voor de gevallen waarin aan twee of meer personen een opdracht is gegeven, wordt uitgesloten.”
Voorts staat in artikel 7 van de algemene voorwaarden – voor zover relevant – het volgende vermeld:
“Bij de uitvoering van een opdracht mag [gedaagde 1] mede één of meer personen betrekken die niet direct of indirect aan [gedaagde 1] zijn verbonden. Indien [gedaagde 1] een niet aan haar verbonden persoon bij de uitvoering van de opdracht inschakelt, dan is [gedaagde 1] tegenover de Cliënt niet aansprakelijk voor enige fout of tekortkoming die door deze persoon mocht worden gemaakt (…)”
2.6.
In een (eerste) advies van 28 mei 2018 heeft [gedaagde 1] – samenvattend – geconcludeerd dat RCS geen verzekerd belang had en dat er geen dekking onder de polis behoefde te worden gegeven.
2.7.
Op basis van het advies van [gedaagde 1] hebben Verzekeraars geweigerd dekking RCS onder de polis te geven.
2.8.
RCS legde zich niet neer bij de dekkingsweigering.
2.9.
[gedaagde 1] heeft in een tweede advies van 1 juni 2018 aan Vivat haar standpunt herhaald dat geen dekking behoefde te worden geboden onder de polis.
2.10.
[gedaagde 1] heeft in een e-mailbericht van 12 juli 2018 aan NDI Insurance te Norwich, Verenigd Koninkrijk (de verzekeringsmakelaar via wie de verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen) medegedeeld:
“As appears from the legal opinion, RCS did not bear the risk of the loss of the mobile phones at the time of the theft. Hence, the insurers maintain their position and reject coverage.”
2.11.
Een Israëlisch advocatenkantoor (mrs. J. Srinzak en R. Simon) heeft in opdracht van RCS op 12 augustus 2018 een legal opinion uitgebracht. Dit Engelstalige advies beslaat 20 bladzijden. In het rapport staat onder meer:
“CONCLUSION
(…)
6.4
Based on all the above, we conclude that the lnsured's trade practice was such that goods were sold from the logistical warehouse in Bologna on an EXW basis (irrespective of the wording of the PI); title continued to be held by the Insured at the time of the theft, as did the risk of loss. Further, the broad language of the "insurable interest" clause, and the extensive cover provided by the "termination of transit" clause, "storage extension" clause and "return/cancellation" clause suffice to cover the loss of the merchandise in circumstances where neither risk nor title had passed to potential buyers.”
2.12.
[gedaagde 1] heeft bij e-mailbericht van 6 september 2018 een legal opinion opgevraagd bij een Engels advocaat, mr. (J.) Duval. Duval heeft dit advies schriftelijk uitgebracht op 14 september 2018. Op basis van dit advies heeft [gedaagde 1] een advies de dato 17 september 2018 gemaild naar Verzekeraars. In dit advies persisteert [gedaagde 1] in haar standpunt dat geen dekking onder de polis hoefde te worden gegeven.
2.13.
In een begeleidend schrijven bij het advies van 17 september 2018 heeft [gedaagde 1] medegedeeld:
“(…)
Overigens zijn wij het wel erover eens dat de bewoordingen van de extension clause mogelijk multi-interpretabel zijn. Zo verleent de extension clause ook dekking indien de lading is opgeslagen in afwachting van "potential clients". Vooralsnog zouden wij evenwel nog willen vasthouden aan het uitgangspunt dat hoewel het vervoer naar Bologna geen onderdeel uitmaakt van een koopcontract, dit transport wel geschiedt om RCS het mogelijk te maken vanuit Bologna uitvoering te geven aan reeds gesloten Ex Works transacties. In dat geval is er geen sprake van "potential clients". (…)”
2.14.
Verzekeraars hebben nader advies ingewonnen bij een Engels advocatenkantoor. Het Londense advocatenkantoor Clyde & Co LLP (C. Pratts) heeft bij advies van 31 januari 2019 geschreven:
“Insurable Interest
(…) the customers only acquired a right to possession to the mobile phones upon payment in full, which implies that the Insured had a right to possession to the mobile phones (…). This alone would be sufficient to find that the Insured had an insurable interest in the goods. (…)
STORAGE EXTENSION CLAUSE
(…)
So, to conclude, we consider that the Storage Extension Clause does provide cover for the Insured’s claim for the alleged loss of the mobile phones whilst stored at the Bologna warehouse. (…)
RETURNED/NOT COLLECTED SHIPMENT CLAUSE
(…) In any event (…) we consider that the above Clause would also be of assistance to the Insured in relation to its claim. (…)
Conclusion
(…) At this preliminary stage, we do not feel that there are any concrete defences available to you/ Reaal, only potential defences which unfortunately require evidence to support them and/or further investigation.”
2.15.
Verzekeraars hebben eveneens advies ingewonnen bij de Engelse advocaten P.M. Eggers, QC en C. Holroyd. Zij hebben in hun advies van 12 februari 2019 onder meer het volgende geschreven:

Insurable interest
(…) It seems to us clear that the Insured had an insurable interest in the mobile phones, since (i) it had nog been paid for the phones by its buyers (…) and (ii) it retained constructive possession of the mobile phones at the time of the loss. Those facts alone are sufficient to give the Insured an insurable interest, irrespective of whether the Insured retained title or risk to the phones (…)
Storage Extension Clause
(…)
19. In our opinion, the mobile phones in this case fell within paragraph 3II, since they had been ‘not collected’ by Clients (…)
Returned/Not Collected Shipment Clause
21. In our view, this clause also provide cover in respect of the phones the subject of the theft (…)
Conclusion
39. In our opinion (…) the Policy provided cover in respect of the loss of the mobile phones which occurred.”
2.16.
Verzekeraars hebben op 25 april 2019 [gedaagde 1] (als contractuele wederpartij), alsmede mrs. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] (als de advocaten die het advieswerk feitelijk hebben verricht) aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van de tekortkomingen van [gedaagde 1] , althans voor beroepsfouten van de uitvoerend advocaten. Daarbij is de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst van opdracht ingeroepen.
2.17.
Tussen Verzekeraars en RCS is een arbitrale procedure gevoerd in Tel Aviv over de vraag of Verzekeraars terecht dekking onder de polis hebben geweigerd. Deze procedure is geëindigd in een schikking, die tot stand is gekomen op 10 februari 2020.
2.18.
Verzekeraars hebben conservatoir verhaalsbeslag gelegd op (het saldo op) een bankrekening van [gedaagde 1] De beslagvoorzieningenrechter heeft het verlof daartoe verleend op 24 juli 2019, met begroting van de vordering op ruim € 117.000,- inclusief rente en kosten.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
Verzekeraars vorderen in conventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Te verklaren voor recht dat [gedaagde 1] jegens Verzekeraars is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht;
2. Te verklaren voor recht dat de uitvoerend advocaten, de heren [gedaagde 2] en [gedaagde 3] onrechtmatig hebben gehandeld jegens Verzekeraars;
3. Te verklaren voor recht dat [gedaagde 1] c.s. aansprakelijk zijn jegens Verzekeraars en de schade bij staat moet worden opgemaakt;
4. Te verklaren voor recht dat de overeenkomst van opdracht tussen Verzekeraars en [gedaagde 1] rechtsgeldig is ontbonden, althans dat de rechtbank de overeenkomst van opdracht alsnog (partieel) ontbindt, en Verzekeraars bevrijd zijn van de verplichting tot betaling van de nog openstaande declaraties van [gedaagde 1] ;
5. Te bepalen dat [gedaagde 1] gehouden is tot (terug)betaling aan Verzekeraars van een bedrag van - na akte eisvermindering ter comparitie - € 37.771,32, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
6. [gedaagde 1] te veroordelen tot het betalen van de kosten van het (betekenen van het) beslag ad € 291,37;
7. Al het voorgaande te voldoen binnen 14 dagen na de uitspraak;
8. Met veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de kosten van deze procedure en de nakosten ad € 157,- dan wel, indien betekening van het vonnis plaatsvindt, ten bedrage van € 239,-, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het te dezen te wijzen vonnis.
3.2.
[gedaagde 1] c.s. voeren verweer in conventie.
3.3.
Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
In reconventie vorderen [eiser] c.s.:
(i) op te heffen het op 24 juni 2019 gelegde beslag op de bankrekening die [eiser] c.s. bij ING Bank N.V. aanhoudt, of enige andere bank in Nederland waarvoor Verzekeraars verlof tot het leggen van beslag is verleend;
(ii) Verzekeraars te veroordelen om aan [eiser] c.s. tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag van € 90.803,52 (zegge: negentigduizend achthonderddrie en tweeënvijftig cent) ter zake van de openstaande facturen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 25 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening; en
(iii) Verzekeraars hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten in reconventie.
3.5.
Verzekeraars voeren verweer in reconventie.
3.6.
Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie

4.1.
Partijen zijn deels gevestigd in verschillende landen. De Nederlandse rechter is ambtshalve gehouden om te beoordelen waarom hem/haar rechtsmacht toekomt. De Nederlandse rechter komt in dit geval rechtsmacht toe omdat tussen partijen een forumkeuzebeding is overeengekomen voor de rechtbank Rotterdam (in de algemene voorwaarden van [gedaagde 1] c.s., waarvan de toepasselijkheid niet in geding is).
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat op hun geschil Nederlands recht toepasselijk is. De rechtbank ziet geen reden daar anders over te oordelen.
4.3.
Het standpunt van Verzekeraars laat zich als volgt samenvatten: [gedaagde 1] heeft, als contractuele wederpartij, de opdracht niet goed uitgevoerd. Er is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, zodat ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd is. Vanwege de ontbinding rust op partijen een ongedaanmakingsverplichting van de verrichte prestaties. Verzekeraars hebben daarom recht op terugbetaling van het betaalde deel van de facturen van [gedaagde 1] en Verzekeraars hoeven het openstaande deel van de facturen niet meer te betalen. [gedaagde 1] is als contractuele wederpartij gehouden tot schadevergoeding wegens wanprestatie. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn, als degenen die het advieswerk feitelijk hebben uitgevoerd, mede aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad.
4.4.
De verweren van [gedaagde 1] c.s. laten zich als volgt samenvatten:
- betwist wordt dat sprake is van een (toerekenbare) tekortkoming dan wel onrechtmatige daad aan de zijde van [gedaagde 1] c.s.,
- op grond van de algemene voorwaarden is [gedaagde 1] opdrachtnemer en is aansprakelijkheid van de uitvoerenden uitgesloten,
- er is geen causaal verband tussen de vermeende fout van [gedaagde 1] c.s. en de gestelde schade van Verzekeraars,
- [gedaagde 1] c.s. beroepen zich op eigen schuld aan de zijde van Verzekeraars,
- verwijzing naar de schadestaatprocedure dient te worden afgewezen.
verklaring voor recht tekortkoming [gedaagde 1]
4.5.
Het gaat hier om een overeenkomst tot het verstrekken van juridisch advies door een vennootschap die een advocatenkantoor exploiteert. Dat is een overeenkomst van opdracht. Een opdrachtnemer moet bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen (artikel 7:401 BW). Volgens bestendige jurisprudentie dient daartoe beoordeeld te worden of een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot het zelfde gedaan zou hebben. Wanneer een (vennootschap van een) advocaat een cliënt adviseert in het kader van een door een cliënt te nemen beslissing over een bepaalde kwestie, brengt de zorgvuldigheidsplicht mee dat de advocaat de cliënt in staat stelt goed geïnformeerd te beslissen (HR 2 februari 2007 ECLI:NL:HR:2007:AZ4564). Het antwoord op de vraag of en in welke mate een advocaat de cliënt daarbij behoort te informeren over en te waarschuwen voor een bepaald risico, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In dat kader kan onder meer betekenis toekomen aan de ernst en omvang van het desbetreffende risico, de mate van waarschijnlijkheid dat dit zich zal realiseren en de mate waarin de cliënt ervan heeft blijk gegeven zich reeds van dat risico bewust te zijn.
4.6.
Verzekeraars stellen in de kern dat [gedaagde 1] ten onrechte Verzekeraars niet heeft voorzien van een gedegen analyse van de polis en de relevante clausules, naar Engels recht. [gedaagde 1] had bij haar advies van 28 mei 2018, 1 juni 2018 en uiterlijk op 17 september 2018 (nadrukkelijker) aandacht moeten besteden aan de
storage extension clauseen de
returned/not collected shipment clause. Zij verwijzen hierbij onder meer naar de legal opinions van Eggers en Holroyd en Clyde & Co.
4.7.
[gedaagde 1] betwist dat zij Verzekeraars niet goed zouden hebben geadviseerd en voeren aan dat zij feitelijk en juridisch een juist advies hebben gegeven, namelijk dat dekking kon worden afgewezen omdat RCS geen verzekerd belang had.
4.8.
Om te kunnen beoordelen of [gedaagde 1] Verzekeraars in staat heeft gesteld goed geïnformeerd te beslissen (zie r.o. 4.5.) wordt hieronder ingegaan op de adviezen van [gedaagde 1] en de inhoud daarvan. Voor de vraag of dekking onder de polis aan de orde is, is niet alleen uitleg van de polis relevant maar kan ook van belang zijn hoe de koopovereenkomst tussen RCS en haar klant moet worden uitgelegd en wie het risico op verlies dan wel schade draagt. Op de verzekeringsovereenkomst is Engels recht van toepassing, op de koopovereenkomst Israëlisch recht.
4.9.
Het advies van 28 mei 2018 is opgedeeld in een viertal onderdelen, te weten de
storage extension clause; de
sellers’ interest clause; de
duration of insurance clauseen tot slot een onderdeel dat ingaat op de slechte conditie van het pakhuis in Bologna. Ter zake de genoemde clausules, die onderdeel uitmaken van de polis, wordt geconcludeerd dat een beroep van RCS hierop niet opgaat. Zo staat vermeld:
“Het enkel feit evenwel dat RCS het recht heeft bedongen om de mobiele telefoons niet eerder vrij te geven dan nadat de koopprijs is betaald (…) impliceert nog niet een eigendomsvoorbehoud en zegt evenmin iets over de vraag wie het risico van het verlies van de mobiele telefoons draagt”.Geconcludeerd wordt dat omdat de betalingstermijn was verlopen de telefoons voor risico van de koper waren opgeslagen en dat RCS geen verzekerd belang [had] … onder de storage extension clause” en “…Evenmin kan worden toegekomen aan de seller’s interest clause”. Waar het gaat om de
duration of insurance clausewordt in het advies ‘enig voorbehoud’ gemaakt, in de zin dat er dekking zou kunnen zijn als RCS uitdrukkelijk een eigendomsvoorbehoud zou hebben bedongen. Voor het overige wordt in het advies geen voorbehoud gemaakt.
4.10.
Op 1 juni 2018 heeft [gedaagde 1] opnieuw een advies uitgebracht. [gedaagde 1] gaat in dit advies in op de documenten die zien op de koopovereenkomst van de mobiele telefoons, waarvan het verlies onder de verzekering wordt geclaimd. In dit advies wordt de koopovereenkomst geduid, meer specifiek wordt besproken wie het risico van verlies en schade tijdens de opslag van de mobiele telefoons draagt (RCS of de koper van de mobiele telefoons). In het advies staat vermeld dat
“beslissend voor de dekking blijft … of RCS daadwerkelijk het risico van het verlies/de schade draagt en om die reden de koper ontslagen is van zijn verplichting de koopprijs te betalen. Het lijkt er evenwel op dat de koper niet is ontslagen van zijn verplichting de koopprijs te betalen…”. De strekking van het advies is dat er geen dekking is onder de polis omdat RCS niet het risico van verlies of schade van de telefoons draagt. Hierbij wordt opgemerkt dat het zo kan zijn
“dat het op enig moment dienstig kan zijn om de koopovereenkomst aan een Israëlisch rechtskundige voor te leggen”. Het in het eerdere advies genoemde voorbehoud ter zake de vraag of sprake is van een eigendomsvoorbehoud wordt niet herhaald. De polis en de eventueel relevante clausules worden in dit advies niet genoemd of besproken.
4.11.
Het advies van 17 september 2018 gaat, net als het advies van 1 juni 2018, in op de koopovereenkomst. Vastgesteld wordt dat sprake is van een levering ex works vanuit Bologna. Gesteld word dat het pakhuis in Bologna moet worden aangemerkt als ‘final warehouse’ en dat daarmee de dekking is geëindigd. De
storage extension clauseis niet van toepassing, nu deze uitsluitend bedoeld is om een lopende (transport)dekking uit te breiden. Nu het transport van de mobiele telefoons niet plaatsvond ter uitvoering van een koopcontract biedt de
storage extension clausegeen dekking, aldus het advies. Bij het advies is een advies gevoegd van J.A. Duval, partner bij Duval Vassiliades Solicitors te Gloucestershire, UK. In dit advies staat onder meer vermeld:
“By definition al sale Ex Works is a sale without transit. … It follows from the incontrovertible fact that the Policy is a transit insurance with warehouse to warehouse extensions that the goods sold Ex Works are logically not covered under the Policy.”Enig voorbehoud wordt niet gemaakt, noch in het advies van [gedaagde 1] , noch in het advies van J.A. Duval. Ook wordt niet gewezen op een mogelijk andere uitleg of interpretatie van de
storage extension clause.
4.12.
Het advies van 17 september 2018 is per e-mail aan Verzekeraars verzonden. In de e-mail is het advies nog toegelicht. Ter zake de dekking wordt in de e-mail nog het volgende opgemerkt
: “Overigens zijn wij het wel erover eens dat de bewoordingen van de extension clause mogelijk multi-interpretabel zijn. Zo verleent de extension clause ook dekking indien de lading is opgeslagen in afwachting van “potential clients”. Vooralsnog zouden wij evenwel nog willen vasthouden aan het uitgangspunt dat hoewel het vervoer naar Bologna geen onderdeel uitmaakt van een koopcontract, dit transport wel geschiedt om RCS het mogelijk te maken vanuit Bologna uitvoering te geven aan reeds gesloten Ex Works transacties. In dat geval is er geen sprake van “potential clients”. Aldus wordt in de e-mail gewezen op een mogelijk andere uitleg van de extension clause. Deze nuancering valt in het advies zelf, noch in de eerder afgegeven adviezen, terug te vinden.
4.13.
De drie afzonderlijke adviezen van Sprinzak, Eggers en Holroy en Clyde & Co menen dat er wel sprake is van een verzekerd belang en dat er dekking is onder de polis. Sprinzak gaat in zijn advies van 12 augustus 2018 uit van een levering Ex Works vanuit Bologna en meent dat de polis dekking biedt gelet op de
“broad language of ‘the insurable interest’ clause, and the extensive cover provided bij the ‘termination of transit’ clause, ‘storage extension’ clause and ‘return/cancellation’ clause”.
Eggers en Holroy enerzijds en Clyde & Co anderzijds menen dat sprake is van een ‘insurable interest’, onder meer omdat de koper (nog) niet voor de mobiele telefoons had betaald. Uit het advies van Eggers en Holroy blijkt verder dat sprake is van dekking op grond van de
storage extension clause “since [the mobile phones] had been “not collected””en de
returned/not collected shipment clause, aangezien de telefoons
“were held covered”. Clyde & Co tenslotte menen dat, ongeacht of sprake is van een levering Ex Works of CIP, de polis dekking biedt onder dezelfde clausules als die Eggers en Holroy noemen.
4.14.
Nu in de drie adviezen als genoemd onder 4.13. – in tegenstelling tot de adviezen van [gedaagde 1] – geconcludeerd wordt dat sprake is van een verzekerd belang en dekking onder de polis, stelt de rechtbank vast dat over deze punten discussie mogelijk is en dat de polis, en in het verlengde daarvan het koopcontract tussen RCS en haar klant, voor meerdere uitleg vatbaar is. Die discussie en varianten in de uitleg zijn niet, althans onvoldoende, terug te zien in de adviezen van [gedaagde 1]
In de adviezen wordt steeds gesteld dat RCS geen verzekerd belang had en dat er geen dekking is onder de polis. Hierbij wordt slechts twee keer een voorbehoud gemaakt, dat beide keren slechts summier is uitgewerkt: één keer een voorbehoud ten aanzien van de vraag of sprake is van een eigendomsvoorbehoud en één keer wordt vermeld dat het wellicht dienstig kan zijn een Israëlisch rechtskundige in te schakelen in verband met de uitleg van de koopovereenkomst. Er wordt op geen enkel moment een voorbehoud gemaakt ten aanzien van de uitleg van de polis en de relevante clausules. Steeds wordt gesteld dat er geen verzekerd belang en geen dekking is, waarbij argumenten voor dat standpunt worden aangedragen. Argumenten tegen dat standpunt – die er wel degelijk zijn zoals blijkt uit de onder 4.13. genoemde adviezen – komen niet aan bod. Ook is er geen sprake van een analyse van de betekenis en strekking van de relevante clausules in het licht van de polis, geduid naar Engels recht. Daarbij komt nog dat de
returned/not collected shipment clause– op grond waarvan er volgens alle drie de onder 4.13. genoemde adviezen sprake is van dekking – in geen van de adviezen is genoemd, laat staan dat deze is geduid.
Pas in de begeleidende e-mail van het laatste advies wordt vermeld dat de
storage extension clausemogelijk
multi-interpretabelis. Kennelijk was het risico hiervan echter niet dusdanig dat [gedaagde 1] het nodig achtte daar in het bijgevoegde advies of in de eerdere adviezen op te wijzen, noch was dit reden voor [gedaagde 1] een verdere analyse of duiding te maken van deze clausule – waarbij argumenten voor en tegen dekking op grond van deze clausule worden gewogen. Ook was een eventueel risico op een andere uitleg van deze clausule geen reden voor [gedaagde 1] om op enig moment een voorbehoud ter zake de dekkingsvraag te maken. Dit terwijl in alle onder 4.13. genoemde adviezen wordt geconcludeerd dat er dekking is op basis van (onder meer) deze clausule.
4.15.
Indien en voor zover [gedaagde 1] meent dat in de andere adviezen wordt uitgegaan van een verkeerde uitleg van de koopovereenkomst (CIP in plaats van Ex works vanuit Bologna), geldt in de eerste plaats dat dit feitelijk niet juist is, gelet op de inhoud van – in ieder geval – het advies van Clyde & Co. Echter, wat hier ook van zij geldt dat in een zorgvuldig advies ook gewezen diende te worden op de mogelijkheid van een andere uitleg van de koopovereenkomst en de gevolgen daarvan voor de dekking onder de polis. Dat heeft [gedaagde 1] nagelaten.
4.16.
Ter zitting is namens [gedaagde 1] aangevoerd dat er nooit ruimte is gezien voor een andere conclusie dan als ingenomen in de adviezen. Dit standpunt is illustratief voor de inhoud van de adviezen en, gelet op de andersluidende adviezen die in geding zijn gebracht door Verzekeraars, zonder nadere onderbouwing onbegrijpelijk. Het had op de weg van [gedaagde 1] gelegen haar standpunt te staven. Dit heeft [gedaagde 1] nagelaten.
4.17.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [gedaagde 1] in haar adviezen niet heeft gewezen op een mogelijk andere uitleg van de polis en de eventuele consequenties daarvan. Ook ontbreekt een gedegen analyse van de polis en de relevante clausules.
4.18.
Het verweer van [gedaagde 1] dat zij niet meteen alle benodigde informatie had faalt. Dit verweer is door Verzekeraars gemotiveerd weersproken. [gedaagde 1] beschikte (reeds) vanaf haar eerste advies over de tekst van de polis. In het eerste advies staat immers dat een beroep op een aantal clausules uit de polis niet opgaat. Dat verdere informatie nodig was, dat hiernaar is gevraagd of dat in dit kader een voorbehoud is gemaakt door [gedaagde 1] is voorts niet gesteld.
4.19.
Ook het verweer van [gedaagde 1] dat Verzekeraars zelf voldoende professionele kennis in huis hadden om tot een beoordeling van de dekkingsvraag te komen en dat niet hoeft te worden gewezen op risico’s waarvan in redelijkheid mag worden verwacht dat deze bij de cliënt bekend zijn, gaat niet op. Verzekeraars hebben onweersproken gesteld dat zij [gedaagde 1] juist hadden ingeschakeld omdat zij zelf onvoldoende kennis in huis hadden. Concrete feiten en/of omstandigheden op grond waarvan bij Verzekeraars redelijkerwijs bekendheid mocht worden verwacht met de risico’s zijn door [gedaagde 1] niet gesteld. Daarbij duidt de stelling van [gedaagde 1] dat er nooit ruimte is gezien voor een ander standpunt dan het standpunt dat is ingenomen in de adviezen, er veeleer op dat [gedaagde 1] zelf ook de risico’s niet heeft onderkend. Niet valt in te zien dat dan wél in redelijkheid mocht worden verwacht dat Verzekeraars met die risico’s bekend zouden zijn geweest. [gedaagde 1] heeft nog aangevoerd dat de adviezen ook mondeling met Verzekeraars zijn doorgenomen, echter dat toen wel op eventuele risico’s is gewezen is door [gedaagde 1] niet aangevoerd.
4.20.
[gedaagde 1] voert nog aan dat zij, op grond van artikel 7 van haar algemene voorwaarden, niet aansprakelijk is voor enige fout of tekortkoming die door een ingeschakelde derde (in dit geval Duval) zou zijn gemaakt. Dat het standpunt van [gedaagde 1] gebaseerd was op het advies van Duval blijkt uit de e-mail van 28 september 2018, waarin [gedaagde 1] namens Verzekeraars de dekking afwijst, en daarbij het advies van Duval woord voor woord heeft overgenomen, aldus [gedaagde 1]
Verzekeraars hebben één en ander gemotiveerd betwist. Het advies van Duval is pas in het laatste advies van [gedaagde 1] betrokken, de eerdere adviezen van [gedaagde 1] stoelen derhalve niet op het advies van Duval. Ter zake het laatste advies geldt dat [gedaagde 1] in de bijgevoegde e-mail schrijft dat Duval tot de conclusie is gekomen dat het door [gedaagde 1] c.s. ingenomen advies juist was. Hieruit volgt niet dat het advies van [gedaagde 1] tot stand is gekomen op grond van het advies van Duval maar slechts dat Duval het standpunt van [gedaagde 1] bevestigt. Kortom, dat de adviezen van [gedaagde 1] zijn gebaseerd op een fout of tekortkoming van Duval is onvoldoende onderbouwd. Dat [gedaagde 1] vervolgens in de e-mail namens Verzekeraars de tekst van Duval overneemt, maakt nog niet dat het (tevoren reeds) ingenomen standpunt op diens advies was gebaseerd. Ook dit verweer faalt.
4.21.
De rechtbank komt tot de volgende conclusie. Verzekeraars hebben hun stelling dat [gedaagde 1] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst gemotiveerd en onderbouwd. [gedaagde 1] heeft hiertegen onvoldoende (gemotiveerd) verweer gevoerd. Derhalve staat vast dat [gedaagde 1] heeft nagelaten een gedegen analyse te maken van de polis en de relevante clausules, naar Engels recht. [gedaagde 1] heeft Verzekeraars ten onrechte niet gewezen op alternatieve scenario’s en zwakke plekken in haar adviezen. Aldus heeft [gedaagde 1] Verzekeraars niet in staat gesteld goed geïnformeerd over de dekkingsvraag te beslissen. De gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde 1] jegens Verzekeraars is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht, zal worden toegewezen.
verklaring voor recht onrechtmatig handelen door mr. [gedaagde 2] en [gedaagde 3]
4.22.
Verzekeraars vorderen – naast de verklaring voor recht dat [gedaagde 1] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht – eveneens een verklaring voor recht dat beide mrs. [gedaagde 1] onrechtmatig hebben gehandeld. [gedaagde 1] c.s. voeren aan dat op grond van de algemene voorwaarden slechts [gedaagde 1] opdrachtnemer is en dat aansprakelijkheid van de uitvoerenden is uitgesloten.
4.23.
De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat de algemene voorwaarden van [gedaagde 1] op de overeenkomst van opdracht van toepassing is. Op grond van artikel 3 van de algemene voorwaarden – zie r.o. 2.5. – heeft alleen [gedaagde 1] als opdrachtnemer te gelden, met uitsluiting van de uitvoerenden. Verzekeraars hebben dit ook niet weersproken. Bovendien brengt een redelijke uitleg van deze bepaling dat ook met zich. Hiervoor geldt volgens vaste rechtspraak de Haviltex-maatstaf: de rechtsgevolgen van een overeenkomst worden in de eerste plaats bepaald door hetgeen partijen zijn overeenkomen. De vraag wat partijen zijn overeengekomen kan niet worden beantwoord enkel op grond van een (zuiver) taalkundige uitleg van de bewoordingen van die overeenkomst. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (vgl. de artikelen 3:33 en 3:35 BW). Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Ook kan van belang zijn dat het gaat om voorwaarden waarover partijen niet hebben onderhandeld.
4.24.
In dit geval gaat het aan beide zijden om professionele, commerciële partijen. De uitsluiting van artikel 7:404 BW in artikel 3 van de algemene voorwaarden heeft als gevolg dat Verzekeraars niet hebben kunnen afdwingen dat een of meer bepaalde personen de werkzaamheden in persoon zouden uitvoeren. Verzekeraars hebben er voorts mee ingestemd dat uitsluitend de vennootschap als opdrachtnemer moet worden beschouwd. Dat heeft als gevolg dat Verzekeraars er mee hebben ingestemd dat uitsluitend de vennootschap kan worden aangesproken op grond van de overeenkomst (voor nakoming of wegens een tekortkoming in de nakoming). Een redelijke uitleg van de uitsluiting van de artikelen 7:404 BW en 7:407 lid 2 BW in de algemene voorwaarden bezien in onderling verband en samenhang met de bepaling in de algemene voorwaarden dat [gedaagde 1] als opdrachtnemer moet worden beschouwd, brengt met zich dat het ervoor moet worden gehouden dat Verzekeraars ermee hebben ingestemd dat de uitvoerenden in persoon niet kunnen worden aangesproken, ook niet uit hoofde van onrechtmatige daad voor zover die erin bestaat dat zij als beroepsbeoefenaren niet de zorgvuldigheid hebben betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht, en dat de uitvoerenden zich op (de derdenwerking van) de algemene voorwaarden mogen beroepen indien zij uit dien hoofde worden aangesproken. Verzekeraars hebben dit ook niet (gemotiveerd) bestreden.
4.25.
Gelet op het voorgaande kunnen Verzekeraars alleen [gedaagde 1] aanspreken. De gevorderde verklaring voor recht dat mr. [gedaagde 2] en mr. [gedaagde 3] onrechtmatig hebben gehandeld wordt afgewezen.
verwijzing naar de schadestaatprocedure
4.26.
Zoals reeds overwogen zal de vordering worden toegewezen voor zover gericht tegen [gedaagde 1] , als de partij die tekort schoot in de nakoming van een contractuele verbintenis. Een tekortschietende partij is schadeplichtig, tenzij deze partij stelt en zo nodig bewijst dat de tekortkoming haar niet toerekenbaar is. [gedaagde 1] stelt geen feiten of omstandigheden die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat van niet-toerekenbaarheid sprake is.
4.27.
Ook de gevorderde verwijzing naar de schadestaat zal worden toegewezen. In de onderhavige procedure valt de schade niet te begroten. Het debat van partijen heeft zich geconcentreerd op de vraag naar de aansprakelijkheid, niet op de omvang van de schade. Dat Verzekeraars schade hebben geleden is aannemelijk en [gedaagde 1] c.s. hebben dit ook niet (gemotiveerd) betwist.
4.28.
Aan dit oordeel doet niet af dat Verzekeraars ter comparitie hebben bepleit om verwijzing naar de schadestaat achterwege te laten en de schade in deze procedure te begroten. Immers Verzekeraars hebben ter zitting eveneens gesteld dat zij nog niet beschikken over een overzicht van de kosten ter zake de arbitrage in Israël, kosten die volgens Verzekeraars in de schadebegroting dienen te worden meegenomen. Nu een overzicht van de schade nog niet beschikbaar is valt niet in te zien dat de schade zich in deze procedure laat begroten.
causaal verband
4.29.
[gedaagde 1] voert aan dat het causale verband ontbreekt tussen haar handelen en de gestelde schade. Voor zover [gedaagde 1] daartoe aanvoert dat dit ontbreken blijkt uit “
haar voorgaande paragrafen” in haar conclusie van antwoord, is het de rechtbank niet duidelijk waar [gedaagde 1] op doelt. Het is niet aan de rechtbank om het verweer van [gedaagde 1] te trachten te construeren maar aan [gedaagde 1] om dit duidelijk naar voren te brengen. Dit doet zij hier niet.
Ook stelt [gedaagde 1] in dit verband dat een grondiger analyse van Engels recht nog steeds tot de uitkomst zou hebben geleid dat geen dekking onder de polis behoeft te worden geboden. Echter, nu op grond van de door Verzekeraars overgelegde adviezen vast staat dat er een reëel risico was dat er wel dekking onder de polis was, is aannemelijk dat Verzekeraars – zoals zij hebben aangevoerd – bij bekendheid met dit risico zich anders zouden hebben opgesteld jegens RCS. Bijvoorbeeld dat Verzekeraars in dat geval zouden zijn overgegaan tot betaling van de claim.
eigen schuld
4.30.
[gedaagde 1] voert een eigen schuldverweer, op meerdere gronden. Een debat over eigen schuld kan in de hoofdprocedure worden gevoerd, ook als schadevergoeding op te maken bij staat is gevorderd (HR 27 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2774).
4.31.
[gedaagde 1] voert daartoe allereerst aan dat zij in de begeleidende e-mail bij haar advies van 12 september 2018 erop heeft gewezen dat de
storage extension clausemulti-interpretabel is. Verzekeraars hadden dus de sindsdien door hen gemaakte kosten, aldus [gedaagde 1] kunnen voorkomen. Verzekeraars betwisten gemotiveerd dat sprake is van eigen schuld.
4.32.
Het verweer faalt, hierbij wordt verwezen naar hetgeen is overwogen onder r.o. 4.14. Voorts geldt nog het volgende. Verzekeraars hebben de verklaring in het advies van 12 september 2018 redelijkerwijs aldus mogen begrijpen, dat [gedaagde 1] persisteerde in haar standpunt. In dit advies heeft [gedaagde 1] geen voorbehoud gemaakt en medegedeeld te persisteren in haar standpunt dat geen dekking onder de polis behoefde te worden geboden. Verzekeraars hebben niet hoeven begrijpen dat [gedaagde 1] met de tekst in de begeleidende e-mail een van haar advies afwijkend standpunt wilde geven. Overigens staat in de e-mail niet dat de clausule multi-interpretabel is. In het advies staat dat de clausule
mogelijkmulti-interpretabel is. Dat is minder stellig dan wordt betoogd en in ieder geval onvoldoende om af te kunnen doen aan het oordeel dat Verzekeraars mochten begrijpen dat [gedaagde 1] persisteerde in haar standpunt.
4.33.
[gedaagde 1] grondt haar eigen schuldverweer mede op de stelling dat de gebrekkige administratie van Verzekeraars de voortvarendheid van de advisering niet ten goede is gekomen. Dit verweer faalt omdat [gedaagde 1] al bij haar eerste advies de beschikking had over de polis, en de geconstateerde tekortkoming nu juist ziet op het onvoldoende duiden en analyseren van de polis en de relevante clausules.
4.34.
[gedaagde 1] grondt haar eigen schuldverweer voorts op de stelling dat de Verzekeraars in elk geval vanaf 31 januari 2019 (de datum van het advies van Clyde & Co) in redelijkheid niet langer hadden mogen weigeren om dekking te verlenen, zodat Verzekeraars in ieder geval de kosten vanaf februari 2019 hadden kunnen vermijden.
4.35.
De rechtbank acht het partijdebat onvoldoende uitgekristalliseerd om thans inhoudelijk te kunnen oordelen op dit verweer. Op basis van de beschikbare gegevens valt niet goed te vast te stellen op welk moment Verzekeraars zelf hadden kunnen, en moeten onderkennen dat dekking moest worden geboden onder de polis en, daarmee, welke kosten zij zich wellicht had kunnen besparen. Het is met name onduidelijk op welk moment de arbitrale procedure in Tel Aviv aanhangig is gemaakt, en of deze procedure nog voorkomen of eerder stopgezet had kunnen worden. Dit debat zal desgewenst voortgezet moeten worden in de schadestaatprocedure.
4.36.
[gedaagde 1] heeft ter comparitie aangevoerd dat zij in staat had moeten worden gesteld om namens Verzekeraars de arbitrale procedure in Tel Aviv te voeren. Dit verweer faalt. Gelet op de onjuistheid van het advies van [gedaagde 1] mag redelijkerwijs niet van Verzekeraars gevergd worden dat zij deze belangen door [gedaagde 1] had laten behartigen, daargelaten of [gedaagde 1] goedkoper zou zijn geweest.
verklaring voor recht dat de overeenkomst is ontbonden/ (partiële) ontbinding door de
rechtbank
4.37.
Een tekortkoming rechtvaardigt in beginsel de ontbinding van de overeenkomst.
Een reden om de overeenkomst slechts deels te ontbinden is er niet. De vordering dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden, zal worden toegewezen.
terugbetaling € 37.771,32
4.38.
Vanwege de ontbinding van de overeenkomst ontstaat een ongedaanmakings- verplichting. Ter comparitie bleek dat partijen het erover eens zijn dat van de facturen [gedaagde 1] € 37.771,32 daadwerkelijk is betaald. [gedaagde 1] zal worden veroordeeld tot terugbetaling van dit bedrag.
Wettelijke rente over dit bedrag is niet toewijsbaar. Verzekeraars stellen in de dagvaarding dit bedrag te willen vorderen maar dit doen zij feitelijk niet. De rechtbank mag niet meer toewijzen dan is gevorderd.
beslagkosten
4.39.
Deze kosten maken onderdeel uit van de proceskosten. De rechtbank zal de
vordering tot vergoeding van de beslagkosten toewijzen als onderdeel van de proceskosten.
alles te voldoen binnen 14 dagen na de uitspraak
4.40.
Een verklaring voor recht kan niet voldaan worden binnen 14 dagen. De rechtbank
zal deze deelvordering slechts toewijzen bij de veroordeling tot terugbetaling van
hetgeen op de facturen is betaald.
proceskosten, inclusief nakosten en wettelijke rente
4.41.
Jegens [gedaagde 1] wordt het gevorderde grotendeels toegewezen. [gedaagde 1] zal worden veroordeeld in de proceskosten van Verzekeraars. Deze kosten worden begroot op € 4.472,79, zijnde:
- € 2.085 aan salaris advocaat (aan de hand van de Liquidatietarieven, drie punten voor de dagvaarding, de comparitie en het beslagverzoek, tarief III ad € 695 per punt voor zaken van € 20.000 tot € 40.000, op basis van het toegewezen geldbedrag);
- € 1.992 aan griffierecht (inclusief € 639 griffierecht voor het beslagverzoek, welk bedrag van rechtswege in mindering strekt op het in de hoofdzaak verschuldigde griffierecht);
- € 104,42 aan explootkosten dagvaarding;
- € 291,37 aan explootkosten beslaglegging.
De gevorderde nakosten zijn toewijsbaar op de gebruikelijke wijze. Over de proceskosten inclusief nakosten zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen.
4.42.
Het vonnis zal, zoals gevorderd door Verzekeraars, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De rechtbank acht het daarmee gediende belang van Verzekeraars wezenlijk zwaarder dan het tegenovergestelde belang van [gedaagde 1]
4.43.
Jegens [gedaagde 2] en [gedaagde 3] wordt het gevorderde afgewezen. Verzekeraars zullen jegens hen in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 1.390 aan salaris advocaat (zelfde tarief, een punt voor de conclusie van antwoord en een punt voor de comparitie). Dit bedrag zal nog worden vermeerderd met de gevorderde nakosten en wettelijke rente. Deze proceskostenveroordeling zal, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
in reconventie
4.44.
De rechtbank neemt haar oordelen in conventie hier over. In deze oordelen ligt
besloten dat het door Verzekeraars gelegde beslag (dat alleen ten laste van [eiser]
is gelegd) niet zal worden opgeheven en dat Verzekeraars het openstaande deel van de
facturen van [eiser] niet verschuldigd zijn. Het gevorderde in reconventie zal
worden afgewezen.
4.45.
[eiser] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in
de proceskosten van Verzekeraars. Deze kosten worden begroot op € 1.074 (conform de
Liquidatietarieven, 2 punten, tarief IV ad € 1.074 per punt voor zaken van € 40.000 tot
€ 98.000, met toepassing van de factor 1/2 nu de vordering in reconventie voortvloeit uit
het verweer in conventie).

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde 1] jegens Verzekeraars is tekortgeschoten in
de nakoming van de overeenkomst van opdracht;
5.2.
verklaart voor recht dat [gedaagde 1] aansprakelijk is jegens Verzekeraars en
dat de schade bij staat moet worden opgemaakt;
5.3.
verklaart voor recht dat de overeenkomst van opdracht tussen Verzekeraars en [gedaagde 1]
rechtsgeldig is ontbonden en dat Verzekeraars bevrijd zijn van de verplichting
tot betaling van de nog openstaande declaraties van [gedaagde 1] ;
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] tot (terug)betaling aan Verzekeraars van een bedrag
van € 37.771,32 binnen 14 dagen na de uitspraak;
5.5.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van Verzekeraars, tot op heden
begroot op € 4.472,79, vermeerderd met € 157,- voor nasalaris zonder betekening, en, in
geval betekening van het vonnis plaatsvindt, met € 82,- en de explootkosten van betekening
van het vonnis, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen
na het te dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.6.
verklaart het vonnis tot zover zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders tegen [gedaagde 1] gevorderde af;
5.8.
wijst het tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] gevorderde af;
5.9.
veroordeelt Verzekeraars in de proceskosten van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , tot op heden begroot op € 1.278, vermeerderd met € 157,- voor nasalaris zonder betekening, en, in geval betekening van het vonnis plaatsvindt, met € 82,- en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na dagtekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, en verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.10.
wijst het gevorderde af;
5.11.
veroordeelt [eiser] c.s. in de proceskosten van Verzekeraars, tot op heden begroot op € 1.078.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. den Hollander en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.F. Koekebakker, rolrechter, op 29 april 2020.
[2517/2872]