Op 28 april 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige] en het ongeboren kind. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering beoordeeld. De ouders van [voornaam minderjarige] en het ongeboren kind zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder en vader bijgestaan worden door hun advocaten. Vanwege de coronamaatregelen heeft de zitting telefonisch plaatsgevonden.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] en het ongeboren kind bij de ouders ligt. [voornaam minderjarige] verblijft momenteel in een pleeggezin. De ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] was eerder verlengd tot 14 mei 2020. De kinderrechter heeft de zorgen over de opvoedvaardigheden van de ouders en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] in aanmerking genomen. De ouders hebben eerder een kans gehad om zich te bewijzen, maar dit is mislukt, wat heeft geleid tot de huidige situatie.
De Raad heeft primair verzocht om het gezag van de ouders over het ongeboren kind te beëindigen en de GI tot voogd te benoemen. Subsidiair is verzocht om de ondertoezichtstelling van het ongeboren kind voor twaalf maanden te verlengen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het ongeboren kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en heeft de ondertoezichtstelling voor twaalf maanden verlengd. De beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing van het ongeboren kind is aangehouden voor nader onderzoek naar de mogelijkheden voor de moeder en het ongeboren kind.
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 14 mei 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens verlengd. De kinderrechter heeft de Raad verzocht om uiterlijk één week voor de volgende zitting een rapportage te overleggen met de uitkomsten van het onderzoek naar de zorgmogelijkheden voor het ongeboren kind.