Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[eiser 1] ,
1..de vennootschap onder firma
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 22 februari 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 24 april 2019, waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- de voorafgaande aan de comparitie van partijen aan de zijde van [eiser 1] c.s. bij brief van 21 mei 2019 overgelegde akte houdende overlegging productie;
- de voorafgaande aan de comparitie van partijen aan de zijde van [gedaagde 1] overgelegde (fax)brieven van 21 mei en 23 mei 2019, met producties;
- het proces-verbaal van de op 29 mei 2019 gehouden comparitie van partijen;
- de (fax)brief van 10 september 2019 aan de zijde van [eiser 1] c.s.;
- de akte houdende uitlating aan de zijde van [eiser 1] c.s., met producties;
- de akte houdende uitlating aan de zijde van [gedaagde 1] , met producties;
- de akte houdende uitlating aan de zijde van [eiser 1] c.s.
11 september 2019, waar de gemachtigden van partijen de kantonrechter dienden te berichten over (kort gezegd) de stand van zaken met betrekking tot de gemaakte afspraken en een eventueel gewenst vervolg van de procedure. Bij voormelde (fax)brief van
10 september 2019 heeft de gemachtigde van [eiser 1] c.s. namens beide partijen verzocht om uitstel. De kantonrechter heeft dat uitstel verleend en heeft partijen vervolgens in de gelegenheid gesteld om voormelde aktes te nemen.
2..De vaststaande feiten
3..De vordering
14 dagen na overlegging door [eiser 1] c.s. aan [gedaagde 1] van de factuur (of facturen) die op de herstelwerkzaamheden zien dan wel andere door de kantonrechter nodig geachte bescheiden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
14 dagen na overlegging van de factuur (of facturen), althans vanaf een door de kantonrechter te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
5..De beoordeling van de vordering
deugdelijk(uiterlijk 1 augustus 2019) zou oplossen. Dit betekent dat [gedaagde 1] de afgesproken (herstel)werkzaamheden volledig en correct had moeten uitvoeren en dat het eindresultaat geheel deugdelijk diende te zijn. Niet is afgesproken, en dat ligt gezien de voorgeschiedenis tussen partijen overigens ook niet direct voor de hand, dat vervolgens ook nog een (officiële) oplevering diende plaats te vinden. Het kan in redelijkheid ook niet van [eiser 1] c.s. worden gevergd om [gedaagde 1] in de gelegenheid te stellen om wederom herstelwerkzaamheden te verrichten. Daarbij komt nog dat de druipsporen zodanig zichtbaar zijn, dat [gedaagde 1] die verfsporen zelf direct had moeten opmerken. Het had op haar weg gelegen om een en ander te verhelpen voordat zij de woning verliet.
12 september 2019 en de datum waarop de akte uitlaten aan de zijde van [gedaagde 1] bij de rechtbank is ingediend (op 5 november 2019) nog geen problemen met de vloeren hebben voorgedaan, zoals door [gedaagde 1] is aangevoerd, betekent niet dat het werk “dus” deugdelijk is uitgevoerd. Die periode bedraagt nog geen twee maanden. [naam aannemingsbedrijf] heeft niet verklaard dat op zo’n korte termijn al problemen te verwachten zijn met de afwerkvloeren. Het voorgaande betekent dat er in rechte vanuit wordt gegaan dat (ook) de afwerklagen niet goed zijn aangebracht en dat er geen waterdicht resultaat is bereikt met de werkzaamheden, hetgeen partijen wel uitdrukkelijk zijn overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst.
12 september 2019, zijnde de dag waarop de herstelwerkzaamheden ingevolge de vaststellingsovereenkomst zijn voltooid en [gedaagde 1] in verzuim is geraakt.
6..De beslissing
6:119 BW over dat bedrag vanaf 12 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
ex artikel 6:119 BW over die bedragen en tevens een bedrag van € 120,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over al deze bedragen vanaf 14 dagen na de betekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening;