ECLI:NL:RBROT:2020:3764
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek tegen mr. M.A.C. Prins na eindbeslissing
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 april 2020 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. M.A.C. Prins. De verzoeker had eerder, op 24 juli 2019, een bestuursrechtelijk beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat ongegrond was verklaard. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 10 april 2020, nadat de rechter al een eindbeslissing had gedaan in de zaak van de verzoeker. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat de rechter op het moment van indienen van het wrakingsverzoek de zaak niet meer behandelde. Bovendien was de rechter in november 2019 overleden, wat de ontvankelijkheid van het verzoek verder ondermijnde. De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek en verwees eventuele hoger beroep verzoeken door naar de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.